Ga direct naar de content

Onzekerheid en nuance

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: april 12 2002

Onzekerheid en nuance
Aute ur(s ):
Huizinga, F. (auteur)
Wiel, H., van der, (auteur)
De auteurs zijn verb onden aan het centraal Planb ureau
Ve rs che ne n in:
ESB, 87e jaargang, nr. 4355, pagina 294, 12 april 2002 (datum)
Rubrie k :
Tre fw oord(e n):
reactie

Het artikel van Van Schaik is een nuttige bijdrage aan de discussie rond productiviteit. Productiviteit is een belangrijk agendapunt
voor beleid. In de analyse van Van Schaik staat de Wet van Verdoorn centraal. Volgens deze wet bestaat er een structurele relatie
tussen de groei van de arbeidsproductiviteit en de groei van de productie. Op basis van schattingsresultaten plaatst Van Schaik
vraagtekens bij de raming van de groei van de arbeidsproductiviteit in de recente cpb-publicatie Economische verkenning 2003-2006.
In deze reactie gaan we kort in op Van Schaik’s analyse en brengen we een aantal belangrijke nuanceringen aan op zijn beschrijving
van de cpb-analyse.
De Wet van Verdoorn heeft een rijke historie en figureerde ook prominent in vroegere cpb-modellen. Desondanks is het niet evident dat
deze wet een structureel verband weergeeft met stabiele coëfficiënten. Van Schaik’s schatting van de Wet van Verdoorn toont aan dat de
groei van de productie in 1996-2000 voor ongeveer de helft voortvloeide uit de groei van de arbeidsproductiviteit en voor eveneens de
helft uit de groei van de werkgelegenheid 1. Stel nu dat over afzienbare tijd vanwege de vergrijzing de werkgelegenheid niet meer groeit.
Dan zal de groei van de productie per definitie volledig door de stijging van de arbeidsproductiviteit tot stand moeten komen. De
geschatte relatie van Van Schaik zal dan niet meer op gaan.
Dit voorbeeld toont aan dat de samenstelling van de economische groei kan en zal verschuiven. De groei kan meer of minder
arbeidsintensief worden. De mechanismen waarlangs dit gebeurt zijn onderwerp van intensief onderzoek, waarbij het schatten van
structurele relaties het meeste inzicht biedt. Het cpb breidt de relaties van Van Schaik dan ook standaard uit met componenten zoals
relatieve lonen, een benadering voor de technologische vooruitgang en dynamiek om de cyclische component van de
arbeidsproductiviteit te scheiden van de structurele component. Daarmee krijgt de Wet van Verdoorn een veel beperktere betekenis; hij
geeft slechts aan dat de arbeidsproductiviteitsgroei pro-cyclisch is.
In zijn beschrijving van de cpb-analyse stelt Van Schaik dat het centrale verschil tussen zijn aanpak en die van het cpb is dat hij de
vraagkant benadrukt en het cpb de aanbodkant 2. Het cpb benadrukt echter beide. Vanuit de aanbodkant staan de groei van
arbeidsaanbod en de groei van de technologische vooruitgang centraal. Vanuit de vraagkant speelt de mate van onder- of overbezetting
in het startjaar een belangrijke rol, omdat vanuit een situatie van onderbezetting veelal een conjunctureel herstel volgt en vice versa 3.
De vraagkant is met name van belang voor de raming van de arbeidsproductiviteitsgroei voor de komende jaren. Door het zwakke
conjunctuurverloop in 2001-2002 is deze groei bijzonder sterk gedaald en zelfs negatief geworden. Het valt te verwachten dat bij het
conjunctuurherstel in de periode 2003-2006 de arbeids-productiviteitsgroei weer sterk zal opveren. Vandaar dat de groei-raming van de
arbeidsproductiviteit voor 2003-2006 een forse conjuncturele component bevat. Afgezien van conjuncturele componenten is de groei
van de macro arbeidsproductiviteit in het voorzichtige scenario 1,25 procent per jaar en de bbp-groei 2,25 procent per jaar. De
verhouding tussen deze twee groeipercentages is ongeveer een half. Dit stemt goed overeen met Van Schaik’s schattingsresultaten. De
cpb-raming voor de structurele ontwikkeling is derhalve in lijn met de globale empirie van de afgelopen jaren.
Verder stelt Van Schaik dat “het cpb denkt dat de ict-revolutie beloftes gaat waarmaken”. Ook hier is het cpb genuanceerder. De cpb
raming van de effecten van ict op de arbeidsproductiviteit houden ongeveer het midden tussen geen effect en wat op grond van
ervaringen in de VS, vertaald naar de Nederlandse sectorstructuur, mogelijk is gebleken. Daarnaast lijkt in bepaalde delen van de
commerciële dienstverlening een productiviteitsinhaalslag mogelijk en worden bedrijven door knelpunten op de arbeidsmarkt en
toenemende concurrentie gedwongen efficiënter te gaan werken.
Gaat de productiviteitsgroei omhoog? Het cpb heeft beargumenteerd dat een combinatie van structurele factoren en een conjunctureel
herstel een versnelling van de productiviteitsgroei voor de komende kabinetsperiode mogelijk maakt. Op het terrein van
productiviteitsgroei is echter nog veel onbekend. Het cpb heeft geprobeerd vanuit verschillende invalshoeken een genuanceerd beeld
neer te leggen, daarbij expliciet aangevend waar de onzekerheden liggen. Daarmee zijn de onzekerheden echter niet weggenomen

1 Van Schaik toont in een aparte schatting dat de elastiticiteit van de werkgelegenheid met betrekking tot de productie eveneens
ongeveer 0,5 is. Dit is echter geen aanvullende informatie, maar volgt definitorisch uit de eerste schatting.

2 Overigens laat Van Schaik ruimte voor alternatieve interpretaties van zijn eigen analyse. Enerzijds verklaart hij de groei van de
arbeidsproductiviteit uit de groei van de effectieve vraag. Anderzijds zegt hij dat de groei van de arbeidsproductiviteit blijkt samen te
hangen met het arbeidsaanbod dat beschikbaar is om te produceren. Onduidelijkheid over de interpretatie maakt het lastig
beleidsconclusies te trekken uit zijn analyse. Van Schaik concludeert bijvoorbeeld dat beleid gericht op extra aanbod van
laagproductieve arbeid “het risico vergroot dat de groeimotor van de economie vastloopt”. Dit begrijpen we niet. Extra arbeidsinzet, ook
van laagproductieven, draagt bij aan de economische groei.
3 In de Verkenning 2003-2006 is verondersteld dat dit conjuncturele herstel is voltooid in 2006.

Copyright © 2002 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteurs