Ga direct naar de content

De vruchten van de uitbreiding

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: februari 8 2002

De vruchten van de uitbreiding
Aute ur(s ):
Mooij, R.A., de (auteur)
Nahuis, R. (auteur)
Lejour, A.M. (auteur)
De auteurs zijn werkzaam b ij het Centraal Planb ureau.
Ve rs che ne n in:
ESB, 87e jaargang, nr. 4346, pagina 108, 8 februari 2002 (datum)
Rubrie k :
Thema
Tre fw oord(e n):
eu

De scepsis over een mogelijk overhaaste uitbreiding neemt toe. Welke effecten op consumptie en handel mogen worden verwacht?
In discussies over de uitbreiding van de EU met landen uit Midden- en Oost-Europa staan de kosten vaak centraal. Het gaat daarbij om
de kosten van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (glb) en het cohesiebeleid. De kandidaat-lidstaten hebben namelijk een relatief
grote landbouwsector. Het inkomen per hoofd bedraagt (gecorrigeerd voor koopkrachtverschillen) slechts 38 procent van dat in de
huidige lidstaten. Hoeveel de EU-uitbreiding de huidige lidstaten zal kosten, is nog niet helemaal duidelijk en hangt af van de politieke
besluitvorming omtrent het toekomstige glb en cohesiebeleid.
Om toch een beeld te krijgen van deze kosten heeft het kabinet enkele berekeningen verricht in het kader van twee Interdepartementale
Beleids Onderzoeken (ibo’s). Hieruit komt naar voren dat de uitbreiding na 2006 zal leiden tot een stijging in de netto bijdrage van
Nederland aan het cohesie-beleid van tussen de 0,6 en 1,2 miljard euro per jaar (in prijzen van 1999 en bij ongewijzigd beleid). De netto
afdrachten aan het glb zouden tussen de 0,2 en 0,45 miljard euro per jaar stijgen 1.
Hoewel deze kosten de boventoon voeren in het debat, is de uitbreiding geïnitieerd met het oog op andere doelstellingen. De
belangrijkste daarvan is het waarborgen van de stabiliteit in Europa. Daarnaast zijn er economische baten die verband houden met een
toenemende economische integratie. Deze zijn minder gemakkelijk in cijfers uit te drukken dan de budgettaire consequenties. Ze dreigen
daardoor in het debat wel eens onder te sneeuwen. In dit artikel doen we een poging deze effecten in kaart te brengen.
Economische integratie
De toetreding van de Midden- en Oost-Europese landen is een geleidelijk proces. In het midden van de jaren negentig zijn reeds de
Europa Akkoorden gesloten: vrijhandelsverdragen voor industriële producten die inmiddels volledig zijn geïmplementeerd. Ook het
voortvarende transitieproces in de landen kan voor een belangrijk deel worden toegeschreven aan het perspectief dat zij hebben op
toekomstig EU-lidmaatschap. De toetreding omvat nog een aantal additionele veranderingen die van economische betekenis zijn.
In ons onderzoek bekijken wij er drie: de douane-unie, vrij personenverkeer en de interne markt voor goederen en diensten 2. De vorming
van een douane-unie vereist allereerst dat de resterende formele handelstarieven verdwijnen. Dat betekent dat de EU zijn exportsubsidies
(tussen de drie en vijf procent) en importtarieven (tussen de tien en veertig procent) in de landbouw- en voedingsmiddelensector zal
moeten afbouwen. De kandidaat-landen zullen vooral importheffingen moeten afbouwen (tussen de twintig en zestig procent), eveneens
in de landbouw en voeding. Verder moeten de meeste van hen hun tarieven voor derde landen verlagen tot EU-niveau.
Een tweede aspect van de uitbreiding is het vrij verkeer van personen. Volgens schattingen voor de Europese Commissie leidt dit op
termijn tot een stroom van zo’n vier miljoen migranten vanuit de toetredende landen naar de EU 3. Dit is ongeveer vier procent van de
bevolking in deze landen en één procent van de EU-bevolking. Vanwege het belang van afstand en netwerkeffecten is de verwachting
dat 65 procent van deze migranten in Duitsland terecht zal komen en slechts één procent in Nederland.
Een derde element betreft de toetreding van de kandidaat-lidstaten tot de interne Europese markt. Dit betekent bijvoorbeeld dat, in
aanvulling op de douane-unie, productstandaarden wederzijds worden erkend, waardoor technische handelsbelemmeringen
verminderen. Ook worden douane barrières geminimaliseerd en risico’s verkleind voor ondernemers die willen exporteren of investeren in
de kandidaat-lidstaten. De consequenties van de toetreding tot de interne markt zijn doorgaans moeilijk te kwantificeren. In de literatuur
wordt het effect van de interne markt daarom vaak benaderd met een ad hoc verlaging van de handelskosten, bijvoorbeeld met vijf of tien
procent. Toetreding van de landen tot de interne markt zou dan impliceren dat deze kosten geleidelijk verdwijnen. In een poging de
verlaging van de handelskosten empirisch te onderbouwen, hebben wij deze geschat met behulp van exportvergelijkingen voor zestien
verschillende sectoren. Onze schattingen impliceren dat de totale bilaterale handel met zo’n vijftig tot zestig procent kan toenemen als
gevolg van lagere handelskosten (zie tabel 1). Vooral in de sectoren landbouw, voeding, textiel en high-tech zit een aanzienlijk
groeipotentieel. De bilaterale handel in landbouwproducten zou zelfs kunnen verdrievoudigen 4. Voor de EU betekent dit een stijging in
de totale export met zo’n twee procent. Voor de kandidaat-lidstaten neemt de totale export met tussen de 30 en 44 procent toe. De EU is
immers een belang-rijker handelspartner voor de kandidaat-lidstaten dan andersom.

Tabel 1. Geschatte groei van de export als gevolg van toetreding van Midden- en Oost-Europese landen tot de interne Europese
markt
export van en
naar EU %
Hongarije
Polen
EU-15

65
50
51

totale
export %
44
30
2

Effecten
De drie hierboven besproken veranderingen zijn door ons gesimuleerd met behulp van het WorldScan-model van het CPB. Dit is een
toegepast algemeen evenwichtsmodel voor de wereldeconomie, dat vooral geschikt is om de langetermijneffecten van internationaal
beleid op handel te analyseren. In de simulaties veronderstellen we dat alle landen tussen 2004 (Hongarije en Polen) en 2007 (Bulgarije en
Roemenië) tot de EU toetreden. We presenteren de effecten in tabel 2 voor het jaar 2020, dat wil zeggen wanneer alle benodigde
aanpassingen in de toetredende landen volledig zijn geïmplementeerd. De tabel toont het effect op de consumptie per hoofd van de
bevolking 5 in de toetredende landen, de EU-15 en een aantal individuele landen.

Tabel 2. Effect van drie aspecten van de EU-uitbreiding op de consumptie per hoofd in 2020, percentages
douaneuniea
kandidaat-lidstaten
Hongarije
Polen
EU-15
Nederland

2,3
2,6
3,6
0,0
0,1

vrij verkeer
van personen b

interne
markt c

uitbreiding
EU

1,0
1,1

9,3
13,8

12,6
17,5

0,8
-0,1
-0,1

9,0

13,4
0,2
0,4

0,1
0,4

a. Wegnemen van alle formele bilaterale handelsbelemmeringen en gelijkschakelen van het buitentarief.
b. Emigratiestroom naar de EU op basis van het European Integration Consortium.
c. Daling van de handelskosten op basis van schattingen uit Lejour (zie noot [2]>870108_n1).

In de eerste kolom van tabel 2 zien we dat het wegnemen van de formele handelsbelemmeringen een bescheiden, doch positief effect
heeft op het inkomen van de toetredende landen. De reden is dat handelscreatie de internationale allocatie van productie efficiënter
maakt. Dit vergroot de welvaart in zowel de toetredende landen als de EU. In deze laatste landen is de welvaartsgroei evenwel nauwelijks
zichtbaar, omdat het handelsaandeel met de toetredende landen relatief bescheiden is. De tweede kolom van tabel 2 presenteert de langetermijneffecten van
migratiestromen uit de toetredende landen naar de EU. We zien dat migratie leidt tot een geringe toename van de consumptie per hoofd
in de toetredende landen en een geringe daling in de EU. Dit komt doordat emigratie uit de toetredende landen de verhouding tussen
kapitaal en arbeid verhoogt, waardoor het inkomen in de toetredende landen toeneemt. Voor de EU geldt precies het omgekeerde: de
lagere kapitaal-arbeid verhouding leidt tot een daling van het inkomen. Het effect is echter gering: voor Nederland daalt de consumptie
per hoofd met 0,1 procent.
De derde kolom van tabel 2 laat zien dat de toetreding van de landen in Midden- en Oost-Europa tot de interne markt het grootste effect
sorteert. Gemiddeld neemt de consumptie in deze landen met ruim negen procent toe; in Hongarije zelfs met bijna veertien procent. Dit
laatste wordt veroorzaakt door het open karakter van de Hongaarse economie en de gunstige exportstructuur van Hongarije. Het
profiteert daardoor relatief sterk van de toetreding tot de interne markt. Ook voor Nederland heeft de uitbreiding van de interne markt
gunstige effecten: het consumptievolume van de gemiddelde Nederlander neemt met rond de 0,4 procent toe. Dit komt vooral doordat
nieuwe exportmogelijkheden naar en goedkopere import uit de toetredende landen het netto reëel inkomen doen stijgen.
Conclusie
De uitbreiding behelst meer dan een vergroting van het communautaire budget en hogere netto afdrachten voor Nederland. De
uitbreiding levert de Nederlandse consument een bescheiden voordeel op in de vorm van een hoger inkomen. In de grotere interne markt
ontstaan nieuwe exportkansen voor Nederlandse bedrijven en dalen de prijzen van importen. Uiteindelijk stijgt het volume van de
particuliere consumptie in ons land met 0,4 procent.
Voor de kandidaat-lidstaten levert de toetreding aanzienlijk grotere voordelen op. Zo kan het inkomen in Midden- en Oost-Europa door
de toetreding per jaar gemiddeld 0,7 procent sneller groeien tot 2020. Dit neemt niet weg dat er op korte en middellange termijn pijnlijke
hervormingen en herstructureringen moeten worden doorgevoerd. Zo zullen sommige sectoren sterk moeten krimpen, ten gunste van
anderen. Verder zullen forse investeringen moeten worden gedaan om te voldoen aan de milieu- en arbeidsnormen die in de EU gelden.
Hier ligt een belangrijke taak voor de EU, onder meer via het cohesiebeleid. Het is evenwel een investering die zich uiteindelijk
terugverdient

1 Zie IBO, De financiering van het structuurbeleid in het perspectief van de utibreiding van de Europese Unie, Den Haag, 2001, blz. 56;
en IBO, De financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid na uitbreiding van de Europese Unie, Den Haag, 2001, blz. 39.
2 De resultaten zijn gebaseerd op A.M. Lejour, R.A. de Mooij en R. Nahuis, EU enlargement: economic implications for countries
and industries, CPB document nr. 11, Centraal Planbureau, Den Haag, 2001.
3 European Integration Consortium, The impact of eastern enlargement on employment and labour markets in the EU member states,
rapport aan de Europese Commissie, DIW, Berlijn, 2000.
4 Hierbij is uitgegaan van de huidige regelgeving en prijzen maar niet van inkomenssteun aan kandidaat-lidstaten. H. Stolwijk, The
Dutch food and agricultural sectors and the enlargement of the EU , CPB report 2000/1, Den Haag, 2000, gaat nader in op de kansen
en bedreigingen voor de Nederlandse landbouw.
5 Als benadering voor het welvaartseffect.

Copyright © 2002 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur