Ga direct naar de content

Accepteren, aanmodderen of afwijzen

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: november 30 2001

Accepteren, aanmodderen of afwijzen
Aute ur(s ):
Lamoen, C., van (auteur)
Tulder, R., van (auteur)
Onderzoeker respectievelijk hoogleraar Bedrijfskunde bij de vakgroep Business-Society Management van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Het
onderzoek is gedaan in samenwerking met advies- en ingenieursb ureau DHV.
Ve rs che ne n in:
ESB, 86e jaargang, nr. 4337, pagina 932, 30 november 2001 (datum)
Rubrie k :
MonitorTrefw oord(en)
Tre fw oord(e n):
verslaggeving

Ondernemingen en de samenleving worden geconfronteerd met een chaos aan verslag-gevingsvormen omtrent duurzaamheid. Komt er
orde in de chaos?
Wie onderzoek doet op basis van financiële jaarverslagen van ondernemingen, kent de frustratie: het is zeer moeilijk om op
verantwoorde wijze ook maar de eenvoudigste internationale financiële vergelijking tussen ondernemingen te maken. Naarmate van
ondernemingen meer transparantie verwacht wordt, vertegenwoordigt dit ongemak ook maatschappelijk een steeds groter gemis.
Adequate verslaggeving is uitermate complex en de belangstelling ervoor lang niet altijd groot. Ondernemingen doen soms ook meer aan
duurzaamheid dan ze vermelden 1 .
In deze bijdrage inventariseren wij verschillende typen verslagen en schatten we in hoe groot de kans is dat verschillende verslagen
geïntegreerd en gestandaardiseerd gaan worden. Verslag wordt gedaan van een onderzoek onder Nederlandse beursgenoteerde
ondernemingen naar hun verwachtingen ten aanzien van de acceptatie van een gestandaardiseerd duurzaamheidverslag. Een
duurzaamheidverslag integreert de drie dimensies van maatschappelijk verantwoord ondernemen van de Sociaal Economische Raad
(SER): profit (‘profijt’), planet (‘planeet’) en people (‘personen’), ofwel de Triple P. Deze drie principes vertegenwoordigen tevens drie
typen verslaggeving: sociale, milieu- en financiële verslagen. Adequate rapportage op deze drie criteria zou wel eens het belangrijkste
bestanddeel van het reputatiemechanisme kunnen zijn, waarvan de SER meer verwacht voor daadwerkelijk maatschappelijk verantwoord
ondernemen dan strakke wettelijke vereisten. Kan duurzaam ondernemen vergezeld gaan van duurzame verslaggeving?
Spraakverwarring
De diversiteit aan verslagen is groot en groeiend. Uitgaande van de Triple P ontstaat een beeld van elkaar aanvullende en overlappende
vormen van verslaggeving (zie figuur 1 ).

Figuur 1. Soorten verslagen gepositioneerd met betrekking tot planeet, personen en profijt, HSE = health, safety and environment;
WHSE = welfare, health, safety and environment
Profijt
Financiële verslagen zijn internationaal het strengst gereguleerd. In bijna alle landen geldt de wettelijke verplichting om jaarlijks financieel
opening van zaken te geven. Grote verschillen bestaan echter in de informatie die gepubliceerd moet worden tussen enkelvoudige en
geconsolideerde jaarrekeningen, alsmede tussen beursgenoteerde en niet-beursgenoteerde ondernemingen. Daarnaast is de informatie
die in de jaarrekening gepubliceerd wordt vaak niet hetzelfde als hetgeen in de belastingaangifte staat. In Europa is sprake van een

beweging richting standaardisatie, met overname van de Internationale Accounting Standaard (IAS) in 2005. De kans dat dit zal leiden
tot wereldwijde standaardisatie wordt klein geacht, aangezien met name de Verenigde Staten andere vereisten zullen blijven stellen 2 .
Planeet
Sinds 1999 is er in Nederland een wettelijke verplichting voor ruim 250 locaties van ondernemingen voor het opstellen van een
milieuverslag. Een echte blauwdruk bestaat echter niet. Per branche verschillen de eisen. Ook internationaal zijn er geen algemeen
aanvaarde normen voor milieuverslagen 3. De meeste Scandinavische landen kennen sinds kort ook een wettelijke verplichting tot
verslaggeving. Andere grote landen sturen aan op vrijwillige verslaggeving.
In Europa wordt momenteel wel gestreefd naar een zekere harmonisatie via het zogeheten Eco-Management and Audit Scheme. Deze
standaard is vrijwillig. Amerikaanse en Japanse ondernemingen kennen weer andere wetten en praktijken. Van de grootste 250
ondernemingen in de wereld publiceert momenteel 35 procent een milieuverslag, terwijl nog 32 procent tevens andere vormen van
milieuverslaggeving hanteert 4. Grote ondernemingen met een goed milieujaarverslag in Nederland zijn Philips, Heineken en KPN.
Personen
In de praktijk focust het sociale verslag zich vooral op personeelszaken zoals beloningenbeleid, opleidingen, veiligheid en welzijn van de
medewerkers. Grotere sociale thema’s (waarbij met name externe betrekkingen van de onderneming meegenomen worden, zoals
mensenrechten en kinderarbeid) komen meestal niet aan de orde. Voor sociale verslagen bestaan in Nederland geen wetten of richtlijnen.
Dit is in andere landen, zoals de Verenigde Staten, wel het geval. Daardoor is er een rijk scala aan sociale verslagen. PinkRoccade en The
Body Shop International hebben een ver ontwikkeld sociaal verslag.
Hybride en synthetische verslagen
In de loop van de jaren negentig is een groot aantal hybride vormen van verslaggeving ontwikkeld. Zo heeft Novo Nordisk een zeer
goed Environmental and social report; andere voorbeelden zijn het Health, safety and environment-verslag en het Reponsible careverslag (speciaal bedoeld voor de chemische industrie). Onder andere DSM hanteert dit. Forbo heeft een Welfare, health, safety and
environment-verslag, ING een sociaal ethisch verslag.
Bovendien worden sinds eind jaren negentig steeds meer pogingen ondernomen om de drie dimensies van verslaggeving met elkaar te
combineren. Een maatschappelijk verslag behandelt naast sociale aspecten ook onderwerpen met betrekking tot duurzaam ondernemen
in het algemeen. McDonalds Nederland heeft in 2001 een maatschappelijk verslag uitgebracht. Bij een ‘visie op duurzaamheid’ wordt
tevens een aanzet gegeven tot een duurzaamheidverslag. De strategische visie van het bedrijf staat hierbij centraal. Een kwantitatieve
onderbouwing is hierbij echter niet nodig.
Een duurzaamheidverslag is de meest omvattende poging alle verschillende elementen van de Triple P te incorporeren. De integratie van
de verschillende indicatoren is hierbij erg belangrijk. Voorbeelden van Nederlandse ondernemingen hierbij zijn Shell en de Rabobank.
Wereldwijd worden al vrij veel duurzaamheidverslagen opgesteld. Slechts een kleine groep ondernemingen rapporteert al langer dan drie
jaar. Uit onderzoek blijkt dat ondernemingsbeleid effectiever is naarmate het meer geïntegreerd is en er meer geïntegreerd over
gerapporteerd kan worden 5 .
Veel ondernemingen hebben het Global Reporting Initiative (GRI) omarmd als leidraad bij het opstellen van hun verslagen. Het GRI is de
meest geïntegreerde en ambitieuze standaard van dit moment.
Duurzaamheidverslagen maken echter lang niet altijd de verwachtingen waar. Externe verificatie is verre van wijdverbreid. Verslagen
bevatten nog weinig harde gegevens, zijn vaak anekdotisch en melden niet hoe informatie is verzameld. Slechts zelden zijn doelstellingen
opgenomen in het verslag. De hardheid van de verslagen is dan ook beperkt. Geïntegreerde informatie over de dwarsverbanden tussen
personen, planeet en profijt wordt nauwelijks gepresenteerd, terwijl juist daarin de meerwaarde zou moeten zitten 6 .
Ook bij de meest vooruitstrevende ondernemingen bestaat nog een aanzienlijk gat tussen de eisen van stakeholders en de inhoud van de
verslagen 7. De farmaceutische industrie publiceert de beste verslagen, gevolgd door de olie- en gasindustrie.
Het Akzo-effect?
Wordt het accepteren, aanmodderen of afwijzen (de Triple A)? Bij acceptatie mogen we uitgaan van verdergaande standaardisatie en
integratie van verslaggeving. Bij aanmodderen zal dit niet het geval zijn en zullen de verschillen blijven. Bij afwijzing zou van een ‘Akzoeffect’ gesproken kunnen worden. Individuele ondernemingen hebben in dat scenario het idee dat de meerwaarde van publicatie nihil is.
Akzo heeft na jarenlang een goed corporate milieuverslag gepubliceerd te hebben, aangegeven hier per 2002 mee te zullen stoppen. De
meerwaarde weegt niet op tegen de kosten. Ook Shell rapporteert in het Shell report 2001 over minder onderwerpen dan het jaar ervoor.
Het doorvoeren van steeds verdergaand geïntegreerde verslagen is derhalve verre van een gelopen race.
Het onderzoek
Naar de visie van Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen op het gebied van duurzame verslaggeving is onderzoek gedaan door
middel van diepte-interviews en enquêtes. Van de 48 AEX- en Midkap-ondernemingen hebben er 16 meegedaan. Het bleek veel moeilijker
om ondernemingen uit lokale fondsen voor het onderzoek te interesseren. Dit bevestigt ander onderzoek, waarin wordt erkend dat
maatschappelijk ondernemen een zaak van grote bedrijven is 8. De representativiteit van het onderzoek kan – ook gecontroleerd voor
spreiding over sectoren – redelijk genoemd worden.

Van de onderzochte ondernemingen brengt 62 procent naast een financieel verslag een andere vorm van verslag uit. Hiervan brengt
negentien procent alleen een milieuverslag en negentien procent alleen een sociaal verslag uit. Bijna een kwart brengt een sociaal en een
milieuverslag uit. Ondernemingen met minder dan 5000 werknemers doen meestal niet aan additionele verslaggeving.
Naar een duurzaamheidverslag
Voor ondernemingen die nu al zowel een milieu- als een sociaal verslag opstellen, blijkt de ontwikkeling naar een duurzaamheidverslag
een kleine stap. Een geringe meerderheid (52 procent) van alle ondernemingen verwacht dat het opstellen van een duurzaamheidverslag
binnen vijf jaar algemeen geaccepteerd zal zijn. Slechts negen procent van de ondervraagde ondernemingen was het expliciet oneens met
de stelling dat een algemene richtlijn of standaard noodzakelijk is om ondernemingen aan te zetten tot het opstellen van een
duurzaamheidverslag.
De motieven voor het opstellen van een duurzaamheidverslag zijn zeer uiteenlopend, variërend van het transparant en open willen zijn
tot communicatie en druk van financiële instellingen zoals pensioenfondsen en institutionele beleggers. Er is gevraagd naar huidige en
toekomstige motieven. Het blijkt dat externe druk van aandeelhouders en klanten in de toekomst verreweg de belangrijkste reden zullen
zijn voor het opstellen van een duurzaamheidverslag. Interessant is dat actiegroepen zowel nu als in de toekomst als minder belangrijk
worden ervaren. Daarnaast verwacht men dat intern de wens tot duurzame verslaggeving vanuit de Raad van Bestuur en de
Ondernemingsraad sterk zal toenemen. Hiernaast vormt communicatie (public relations en reputatiemanagement) voor alle respondenten
een snel in belang toenemende reden om tot duurzame verslaggeving over te gaan. Een relatief klein aantal respondenten ontleent de
motivatie aan vereisten op de kapitaalmarkt of als manier om zich te meten aan directe concurrenten.
Knelpunten zijn volgens meer dan vijftig procent van de respondenten is voornamelijk het gebrek aan een meet- en registratiesysteem en
het ontbreken van de juiste kennis om een verslag op te stellen, een hindernis. Daarnaast blijken veel ondernemingen een eis tot
jaarlijkse publicatie te vrezen. Het ontbreken van een standaard wordt ook aangevoerd als knelpunt door ondernemingen die bekend zijn
met het GRI. Ruim zeventig procent van de grote ondernemingen (genoteerd aan AEX en Midkap) is bekend met het GRI, terwijl slechts
achttien procent van de kleinere lokale fondsen hiermee bekend is.
Blijkbaar wordt het GRI echter nog niet door iedereen ervaren als een adequate standaard. Ondernemingen als Unilever, Shell, DSM,
Heineken en Shell volgen momenteel zogenaamde ‘relevante punten’ uit het milieugedeelte van het gri. Ondernemingen zijn zeer
eclectisch, ondanks het feit dat het GRI door bijna alle ondernemingen wel de meest relevante standaard wordt gevonden. Veel
ondernemingen achten een standaard of algemeen aanvaarde richtlijn zeker op langere termijn noodzakelijk voor de verdere ontwikkeling
van de duurzaamheidverslaggeving.
Paradoxaal genoeg willen ze echter tegelijkertijd de vrijheid hebben om eventueel andere standaards te gebruiken of een eclectisch
gebruik van de genoemde standaard te maken. Ingrijpen noch ondersteuning van de overheid wordt wenselijk geacht. Naarmate
ondernemingen meer geneigd zijn om over te stappen op duurzaamheidverslaggeving zijn ze minder geneigd om de externe verificatie in
handen van accountants te leggen. Het belang van externe verificatie wordt overigens niet ter discussie gesteld. Hoe meer de
verslaggeving aansluit bij de strategische vragen van de onderneming, des te geringer is de behoefte om accountants het verslag te
laten controleren.
Conclusie
Er lijkt enige orde te komen in de chaos. Er mag echter niet vanuit gegaan worden dat integratie en standaardisatie van de verschillende
vormen van verslagen een logische toekomst vormt. Het initiatief wetsvoorstel van PvdA en Groen Links om te komen tot een wettelijke
plicht voor verslaggeving op het terrein van maatschappelijk verantwoord ondernemen is enerzijds een stap richting verdere
transparantie, anderzijds bestaat daarbij het gevaar van een nationale oplossing voor een internationaal probleem. De internationale
chaos zal niet minder worden, tenzij wordt aangesloten bij internationale standaarden. Nog geen enkele overheid heeft echter het GRIinitiatief omarmd.
Onduidelijk blijft of de ogenschijnlijke wil bij grote ondernemingen om meer te standaardiseren, ook gerealiseerd zal worden. Hoewel
ondernemingen in het algemeen positief zijn over het principe van standaardisatie, claimen ze grote vrijheid bij de implementatie. Van het
reputatiemechanisme moet dus voorlopig niet al te veel verwacht worden.
Voor ondernemingen met een complexe organisatiestructuur – met name multinationals – levert het opstellen van een
duurzaamheidverslag grote uitdagingen op. Daarmee zal het ideaal van transparantie nog lang op de agenda blijven staan. Aanmodderen
lijkt het meest waarschijnlijke perspectief. Als er al honderd jaar gesteggeld wordt over een internationale standaard onder financiële
verslagen, waarom zou dit voor het veel complexere onderwerp van duurzaamheidverslaggeving dan niet ook honderd jaar gaan duren?
Op Europees niveau is de discussie over harmonisatie van financiële accountingstandaarden nog steeds aan de gang. Wellicht dat het
productiever is deze stap over te slaan en direct over te gaan op internationale harmonisatie van duurzaamheidverslagen?

1 Zie A. Mauser, The greening of business, Eburon, Delft, 2001.
2 Zie L. van der Tas, Internationale aspecten van externe verslaggeving, in: M. Hoogendoorn e.a. (red.), Externe verslaggeving in
theorie en praktijk, deel 1, Elsevier Bedrijfsinformatie, Amsterdam, 2001, blz. 221-267.
3 A. Driessen, VNO-NCW: geen wetgeving over verantwoord ondernemen, Het Financieele Dagblad, 26 maart 2001.
4 A. Kolk, S. Walhain en S. van de Wateringen, Environmental reporting by the Fortune Global 250: exploring the influence of nationality
and sector, Business Strategy and the Environment, 2001.

5 T. Donaldson, Zet bedrijfsethiek op de winst- en verliesrekening, Het Financieele Dagblad, 18 juni 2001.
6 Zie SalterBaxter, Directions in environmental and CSR reporting, Londen, 2001, blz.14-15; SustainAbility, The first international
benchmark survey of corporate sustainability reporting, Hartland, 2000; en http://www.sustreport.org/business/report/trends.html , 2
juni 2001.
7 J. Elkington, J. Kuszewski en P. Zollinger, Elephants in the boardroom, Global Sustainable Business, nr. 3, juni 2001, blz. 78.
8 Europese Commissie, Promoting a European framework for corporate social responsibility , green paper, juli 2001, blz. 3.

Copyright © 2001 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteurs