Ga direct naar de content

Wat is globalisering en tot hoe ver is het wenselijk?

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: oktober 26 2001

Wat is globalisering en tot hoe ver is het wenselijk?
Aute ur(s ):
Kol, J. (auteur)
*Erasmus Centre for Economic Integration Studies, Erasmus Universiteit Rotterdam. De auteur dankt B. Kuijpers voor zijn medewerking.
Ve rs che ne n in:
ESB, 86e jaargang, nr. 4331, pagina 816, 26 oktober 2001 (datum)
Rubrie k :
Tre fw oord(e n):

Tijdens diverse topconferenties waren demonstranten tegen globalisering prominent aanwezig. Hun leuzen klinken stevig, maar
missen onderbouwing. In dit artikel worden de determinanten en effecten van globalisering geïnventariseerd en vergeleken met de
argumenten van de protestbeweging. Ook de rol van overheden komt aan de orde: is regulering wenselijk?
Globalisering wekt weerstand op. Demonstranten klagen de ontwikkeling aan bij vergaderingen van de WTO (Seattle, november
1999), het IMF en de Wereldbank (Praag, september 2000), bij de topontmoetingen over een pan-Amerikaanse vrijhandelszone
(Quebec, april 2001) en topconferenties van de EU (Stockholm, juni 2001) en van de G-8 (Genua, juli 2001). De websites van de
demonstranten spreken ferme taal: “Globalisering is een belangrijke oorzaak van de ernstige problemen in de wereld van armoede en
milieubederf”. De sites bieden echter weinig onderbouwing. De activist Ralph Nader noemt instellingen als IMF en Wereldbank “de
lakeien van het internationale grootkapitaal” en vindt dat globalisering leidt tot uitbuiting van kinderen. In Nederland stelt SPfractieleider Jan Marijnissen op zijn website dat door de globalisering landen economisch eronderdoor gaan en gehele bevolkingen in
de armoede en ellende worden geduwd.
In dit artikel wordt nagegaan of deze kritiek stand houdt in het licht van de feiten. Na een beschrijving van het begrip globalisering
worden de effecten ervan geïnventariseerd en wordt nagegaan of regelgeving nodig is.
Wat is globalisering?
Bij globalisering gaat het vooral om activiteiten van het bedrijfsleven, waaronder banken, die nationale grenzen overschrijden, zoals
buitenlandse investeringen en handel. Ook de internationale samenwerking tussen bedrijven voor onderzoek en productontwikkeling
behoort ertoe. Globalisering wordt voortgedreven door het streven van het bedrijfsleven om aanwezig te zijn op markten voor
eindproducten en om verschillen tussen landen in concurrentievoordelen te benutten, zoals verschillen in loonkosten, infrastructuur en
investeringsbeleid; dit streven wordt realiseerbaar door dalende kosten van transport en communicatie en de liberalisering van de
internationale handel en het financiële verkeer.
Deze omschrijving wordt om twee redenen voor dit artikel als uitgangspunt genomen 1. Ten eerste wordt uitgegaan van activiteiten van
het bedrijfsleven (dus niet van overheden), die voorts tamelijk compleet worden opgenoemd. Ten tweede wordt een onderscheid
gemaakt tussen drijvende krachten (vanuit het bedrijfsleven) en ontwikkelingen die aan deze krachten een bredere bedding bieden,
waarbij overheidsbeleid een rol speelt 2.
De dalingen in transport- en communicatiekosten en de vermindering van belemmeringen voor internationaal handels- en kapitaalverkeer
zijn ontwikkelingen die de omvang van de bereikbare markt voor het bedrijfsleven vergroten. De omvang van de markt maakt de
specialisatie ofwel arbeidsverdeling mogelijk, welke op haar beurt de motor achter economische groei is. In dit artikel wordt de
globalisering vooral vanuit dit perspectief bezien, met name ten aanzien van de economische Noord-Zuid-verhouding.
Hoe ver gaat het: meting
Dat globalisering volop in de belangstelling staat, wil nog niet zeggen dat het in de economische realiteit ook daadwerkelijk van belang
is. Dit kan door meting worden vastgesteld.
Wat betreft de internationale handel: tot 1913 maakte gedurende een eeuw de internationale arbeidsverdeling een spectaculaire
expansie door. Zelfs in 1990 was voor de meeste Westerse landen het aandeel van de internationale handel in het bbp nog nauwelijks
hoger dan in 1913 en voor een aantal nog aanmerkelijk lager 3. Daarbij moet echter worden aangetekend dat in deze landen binnen het
bbp een verschuiving heeft plaatsgehad in de richting van diensten, die naar hun aard minder verhandelbaar zijn, of minder verhandeld
worden, dan de producten van industrie, mijnbouw en landbouw. Bij juiste vergelijking tussen handel in deze producten ten opzichte van
de toegevoegde waarde in dezelfde sectoren, blijkt wel degelijk een sterke stijging van de internationale arbeidsverdeling waarneembaar
(zie tabel 1) 4. Hierin speelt de voortgaande fragmentering van productieprocessen ongetwijfeld een rol: arbeidsintensieve gedeelten
worden overgebracht naar lage-lonenlanden, kapitaalintensieve gedeelten vinden plaats in middeninkomenslanden, en kennisintensieve
onderdelen in de rijke landen. Deze fragmentatie in het productieproces benut verschillen in productiekosten tussen landen, maar brengt
natuurlijk een toename in transport en communicatie met zich mee. De voortgaande daling in de kosten van deze laatste factoren maakt
de fragmentatie van het productieproces in toenemende mate winstgevend. Dit proces stelt alle landen in staat deel te nemen aan het

wereldwijde productieproces, naar het niveau van hun ontwikkeling en de aard van hun comparatieve voordeel. Dit is een eerste
aanwijzing dat globalisering kansen schept en niet kansen afbreekt voor economische ontwikkeling in alle landen.

Tabel 1. Aandeel van de internationale goederenhandel in bnp en in toegevoegde waarde
internationale handel als percentage van
bnp
toegevoegde waarde
a
land
Canada
Duitsland
Frankrijk
Italië
Japan
Verenigd Koninkrijk
Verenigde Staten
Zweden

1913
1970
1990
1913
1970
1990
17,0
18,0
22,0
39,4
50,5
69,8
19,9
16,5
24,0
29,2
31,3
57,8
15,5
11,9
17,1
23,3
25,7
53,5
14,4
12,8
15,9
21,9
26,0
43,9
12,5
8,3
8,4
23,9
15,7
18,9
29,8
16,5
20,6
76,3
40,7
62,8
6,1
4,1
8,0
13,2
13,7
35,8
21,2
19,7
23,5
37,5
48,8
73,1

a. Internationale goederenhandel (het gemiddelde van import en export) in relatie tot de toegevoegde waarde in de overeenkomstige
sectoren.
Bron: R.C. Feenstra, Integration of trade and disintegration of production in the global economy, Journal of Economic Perspectives,
jrg. 12, nr. 4, 1998, blz. 31-50.

Ook bij de buitenlandse directe investeringen is een sterke groei waar te nemen. Wereldwijd nam tussen 1973 en 2000 de jaarlijkse
investeringsstroom toe van 21 tot 1210 miljard US-dollar en stegen de activa van 165 met een ruime factor 37 tot 6145 miljard
US-dollar. Als maatstaf is van groter belang dat de investeringsstromen wereldwijd toenamen van 0,4 tot 3,8 procent van het bbp tussen
1982 en 2000, en dat de buitenlandse investeringen in de periode 1986-2000 bijna vier maal zo snel groeiden als de binnenlandse
investeringen 5.
Wat betreft het internationale financiële verkeer rapporteert het IMF stelselmatig over een toenemende integratie van kapitaalmarkten.
Internationale kapitaalstromen zijn sterk gestegen: de dagelijkse omzet op de markten voor vreemde valuta steeg sinds het midden van de
jaren tachtig van tweehonderd miljard tot 1600 miljard US-dollar in 1996 6.
De mate van integratie van financiële markten kan niet alleen worden afgemeten aan de stijgende omvang van financiële stromen, maar
dient vooral tot uitdrukking te komen in convergerende prijzen. De liberalisering en deregulering van financiële markten hebben zeker
geleid tot afnemende verschillen in nationale korte-termijn rentevoeten, maar deze zijn nog steeds groter dan in 1902 7 . Over de
convergentie van lange-termijnrentestanden is nog geen conclusie te trekken.
Wat betreft de factor arbeid concludeert de Wereldbank dat de internationale migratie slechts weinig bijdraagt aan het proces van
globalisering. De migratie vanuit ontwikkelingslanden naar de rijke landen is sinds 1970 constant met 1,5 immigranten per duizend
inwoners in de rijke landen. Tussen de rijke landen onderling is de migratie tussen 1970 en 1990 zelfs gedaald van 2,5 tot 1,5 migranten
per duizend inwoners.
De arbeidsmarkt blijft wereldwijd nog sterk gesegmenteerd door immigratiebeleid en andere barrières, die de internationale
arbeidsmobiliteit beperken. Cijfers betreffende loonverschillen tonen aan dat een eeuw geleden de arbeidsmarkten meer geïntegreerd
waren – althans van de rijke landen – dan thans het geval is 8.
Samenvattend, globalisering is waarneembaar voor goederen (handel) en voor kapitaal (investeringen en ander financieel verkeer), maar
niet voor arbeid (migratie).
De effecten van globalisering
Of de globalisering te ver gaat, zodat er een halt aan moet worden toegeroepen, zal toch vooral moeten worden bepaald op basis van de
effecten ervan. De volgende effecten kunnen worden onderscheiden.
Buitenlandse handel
Sinds het mercantilisme is duidelijk dat internationale handel voordelen brengt voor zowel exporteur als importeur. Export betekent
productie, inkomen en werkgelegenheid en het verkrijgen van buitenlandse valuta, waarmee importen kunnen worden betaald. Importen
bieden consumenten en de verwerkende industrie meer keuze tegen lagere kosten, dan bij binnenlandse productie alleen het geval zou
zijn.
Of men de voordelen van internationale specialisatie toelaat, hangt vooral af van het eigen handelsbeleid. In 1998 rangschikte de WTO
41 ontwikkelingslanden naar economische groei en openheid van het handelsbeleid. Naarmate de economie zich meer openstelt jegens
de wereldeconomie bleek de economische groei hoger. Hiermee wordt de belangrijkste kritiek van de anti-globaliseringsprotesten
weerlegd: of een land – rijk of arm – van de globalisering profiteert, hangt vooral af van het in eigen land gevoerde beleid.
Buitenlandse investeringen

Buitenlandse investeringen bieden voordelen voor zowel het land van herkomst als dat van bestemming, net als bij internationale handel.
Door deze investeringen kan het land van herkomst concurrerend blijven in productieprocessen en gedeelten daarvan, waarvan het
comparatief voordeel inmiddels naar elders is verschoven. Het land van bestemming heeft voordeel naar de mate dat de investeringen, en
resulterende productie, inkomen en werkgelegenheid toevoegen aan wat zonder deze investeringen tot stand was gekomen. Voorts is er
het voordeel van kennisoverdracht, bijvoorbeeld op de terreinen van organisatie en management 9 . Ook hier geldt dus dat de voordelen
van inkomende buitenlandse investeringen toevloeien naarmate men zich ervoor open stelt.
Internationale financiële transacties
De toenemende beschikbaarheid van internationaal kapitaal betekent in de eerste plaats dat nationale beperkingen in leencapaciteit voor
de overheid minder knellen. Het imf waarschuwt echter dat de toevloed van kapitaal kan leiden tot een onhoudbaar hoge wisselkoers en
tot versterking van inflatie 10. De financiële crisis in Oost-Azië in 1997 impliceert niet noodzakelijkerwijs dat de toenemende
internationalisering van het kapitaalverkeer aan banden dient te worden gelegd. Integendeel, Van Wijnbergen wijst erop dat in Oost-Azië
geen land in crisis is geraakt dat zijn beleid op orde had en dat de internationale kapitaalmarkt precies dáár discipline afdwong waar het
nodig was 11 .
Arbeid
Eerder werd reeds besproken dat migratie weinig bijdraagt tot het proces van globalisering. De factor arbeid ondervindt echter wel
degelijk de effecten van het globaliseringsproces; in dit verband geeft de Wereldbank een aantal concrete voorbeelden 12 De
voortgaande internationale verdeling van arbeid leidt uiteraard in de rijkere landen tot een dalende vraag naar ongeschoolde arbeid. Deze
vraag daalt door invoer uit lagere-lonenlanden, de begeleidende defensieve investeringen in arbeidsbesparende technieken en door
relocatie van productieprocessen die intensief zijn in ongeschoolde arbeid naar de lagere-lonenlanden. Deze effecten zijn in totaal gering
in omvang. De globalisering leidt voorts tot meer uitvoer vanuit de rijke landen en dus tot meer werkgelegenheid in sectoren met hogere
toegevoegde waarde. Ook op dit punt is globalisering tot voordeel van de landen die zich er niet van afsluiten.
Economisch beleid
Een belangrijk effect van globalisering is dat de mogelijkheden voor het voeren van een eigen nationaal economisch beleid worden
beperkt. Het IMF bespreekt dat globalisering tot gevolg zal hebben, dat belastingsystemen en -tarieven tot convergentie zullen neigen
en dat inflatie in toom wordt gehouden 13 Globalisering leidt derhalve – ook via de credit-rating bureaus – tot verminderende
mogelijkheden voor een nationaal economisch beleid dat nadelig is voor de economische welvaart van een land, terwijl het een stimulans
betekent voor beleid dat dit bevordert. Aan dit belangrijke positieve effect van globalisering gaan de protestgroepen eveneens voorbij.
Vrede en stabiliteit
Tinbergen voerde aan dat gebrek aan internationale economische samenwerking de problemen en tegenstellingen in de jaren dertig heeft
versterkt en heeft bijgedragen tot het ontstaan van de Tweede Wereldoorlog 14 De WTO is van mening dat het ontbreken van
internationale procedures om handelsconflicten te beslechten belangrijk heeft bijgedragen aan militaire conflicten in de negentiende en
twintigste eeuw 15.
De Europese Unie, tenslotte, heeft economische samenwerking gekozen als middel om van de militaire conflicten af te komen. Dit recept
zou ook in het Midden Oosten kunnen worden toegepast. Het is opvallend en wellicht kenmerkend, dat de actiegroepen over dit
uiteindelijk meest belangrijke effect van globalisering het stilzwijgen bewaren.
De noodzaak tot regulering
In de markteconomie van alle oeso-landen spelen de activiteiten van het bedrijfsleven zich af binnen het raamwerk van regulering dat
door de overheid wordt vastgesteld. De open Interne Markt in de eu wordt logischerwijs omgeven door een raamwerk op Europees
niveau. Nu het bedrijfsleven in toenemende mate wereldwijd opereert, dient ook het reguleringsraamwerk op dezelfde schaal vorm te
krijgen.
Op dit terrein is al veel voortgang geboekt 16:
» de ilo (International Labour Organization in Genève) publiceerde in 1997 The universal guarantee of fundamental rights as a
prerequisite for workers to be able to share the benefits of globalisation, welke verklaring sindsdien door de lidstaten is geratificeerd;
» de herziene OESO guidelines for multinational enterprises werden door de – thans dertig – lidstaten aanvaard in 2000. Deze richtlijnen
stipuleren dat multinationals opereren in harmonie met het lokale overheidsbeleid en dat ze een bijdrage leveren aan duurzame
ontwikkeling (‘sustainable development’);
» ook de wto spant zich al geruime tijd in om tot een wereldwijde regulering te komen voor de verbanden tussen internationale handel en
milieubehoud, concurrentiebeleid, intellectueel eigendom en buitenlandse investeringen. Bij de Uruguay-ronde (1986-1993) werden reeds
concrete afspraken gemaakt en verdere stappen zijn in voorbereiding;
» vooral na de financiële crisis in Oost-Azië, die begon in 1997, heeft het IMF zich beijverd om een serie gedragscodes vast te stellen die
transparantie van financieel verkeer en beleid bevorderen.
De reguleringspraktijk weerspreekt dus het verwijt van de anti-globalisten, dat het internationale kapitaal en de multinationals zo maar
hun gang kunnen gaan. Ralph Nader heeft ook ongelijk over kinderarbeid: zonder multinationals bestaat die in de betrokken landen ook,

in veelal ernstiger vorm. Er wordt nu gestreefd naar keurmerken inzake afwezigheid van ongewenste kinderarbeid.
Conclusies en aanbevelingen
Globalisering betreft vooral grensoverschrijdende activiteiten van het bedrijfsleven. De gebruikelijke bedrijfsdoelstellingen vormen
daarbij de drijvende kracht; globalisering wordt voorts vooral bevorderd door de sterke daling in kosten van transport en communicatie
en door het wereldwijde beleid van liberalisering van handel en financieel verkeer. Deze ontwikkelingen vergroten de omvang van
markten.
Bij meting blijkt dat globalisering voortgang vindt in buitenlandse handel, investeringen en overig financieel verkeer, maar niet voor
arbeid. De effecten van globalisering zijn positief: zij betreffen de bekende wederzijdse positieve effecten van handel en investeringen.
Nog belangrijker is dat globalisering een sterke stimulans is voor landen om een deugdelijk economisch beleid te voeren. Ten slotte
werkt het bevorderend voor stabiliteit en vrede in de wereldeconomie.
Of landen daadwerkelijk profiteren van de mogelijkheden, die de globalisering biedt, hangt vooral af van het eigen, binnenlands
gevoerde beleid. Sedert lang worden op nationaal niveau ongewenste uitkomsten van marktwerking door een raamwerk van
overheidsregulering tegen gegaan. Meer recent is op EU-niveau regulering ontstaan rond de interne markt. Nu de marktkrachten zich op
wereldniveau gaan afspelen, wordt ook op dat niveau door VN-instanties gewerkt aan een raamwerk van regulering: de ILO voor rechten
van werknemers, de OESO voor gedragsregels voor multinationale ondernemingen, de WTO voor relaties voor tussen handel en
milieubehoud en het IMF voor financiële gedragscodes.
Hieruit blijkt dat de rumoerige protesten tegen globalisering uit de lucht gegrepen zijn. Het roepen om stopzetting van globalisering of
zelfs het terugdraaien ervan is in strijd met inzicht in wezenlijke vooruitgang. Een onderliggende stroom van de protesten is het
verlangen naar autarkie. De jaren dertig hebben de gevolgen van zulk een tendens laten zien.
Niettemin, de protestgroepen trekken de aandacht. De aanbeveling is dan ook dat voorlichting wordt gegeven over opbouw en
functioneren van het wereldeconomisch systeem, inclusief de VN-organisaties en de positieve rol van globalisering daarin. De overheid
heeft hierin ook een taak: zij dient overtuigd te zijn van het publieke belang van het wereldeconomisch systeem en van het behoud en de
versterking ervan en zij dient de bevolking hierin voor te gaan.
Zie figuur 1

Figuur 1. Openheid van handelsbeleid en groei van inkomen per hoofd voor 41 ontwikkelingslanden, 1963-1992
Legenda:
1. sterk naar binnen georiënteerde economieën
2. gematigd naar binnen georiënteerde economieën
3. gematigd naar buiten georiënteerde economieën
4. sterk naar buiten georiënteerde economieën
Bron: WTO, Globalization and trade, WTO annual report, Genève, 1998.

1 OESO, The jobs study, Parijs, 1994. Gegeven het onderwerp van deze studie, namelijk arbeid en werkgelegenheid, is het vreemd dat
internationale arbeidsmobiliteit en migratie in de omschrijving niet voorkomen. Vermoedelijk komt dit omdat migratie grotendeels buiten
het bedrijfsleven omgaat. Deze aspecten komen in dit artikel wel aan de orde.
2 Een meer compleet overzicht van dit thema wordt gegeven in J. Kol, Globalisation – concept, measurement and regulation, Erasmus
Centre for Economic Integration Studies, Erasmus Universiteit, Rotterdam, 2000.
3 R.C. Feenstra, Integration of trade and disintegration of production in the global economy, Journal of Economic Perspectives, jrg. 12,
nr. 4, 1998,
4 Voor de VS stijgt genoemde verhouding van dertien procent in 1913 tot 36 procent in 1990. Een daling is er voor Japan en het VK. Dit
laatste wordt verklaard uit het verlies van de koloniale relaties (Feenstra, 1998, op. cit.).
5 UNCTAD, World investment report 2001, New York/Genève, 2001 en WTO, Globalization and trade, WTO annual report, Genève,
1998.
6 IMF, World economic outlook, Washington DC, 1997.

7 M. Obstfeld, The global capital market: benefactor or menace, Journal of Economic Perspectives, jrg. 12, nr. 4, 1998, blz. 9-30.
8 IMF, 1997, op. cit. en J.G. Williamson, Globalization, labor markets and policy backlash in the past, Journal of Economic Perspectives,
jrg. 12, nr. 4, 1998, blz. 51-72.
9 Door investeringen vanuit Japan in de automobielindustrie in de VS en Engeland is het management aldaar door voorbeeldwerking
sterk verbeterd.
10 IMF, 1997, op. cit.
11 S.J.G. van Wijnbergen, Naar nieuwe internationale spelregels?, ESB, 6 januari 1999, blz. 4-8.
12 Wereldbank, Workers in an integrating world, World development report 1995, Washington DC, 1995.
13 IMF, 1997, op.cit.
14 J. Tinbergen, International economic co-operation, Elsevier, Amsterdam, 1945.
15 wto, 1998, op. cit.
16 Zie voor een overzicht P. Drahos en J. Braithwaite, The globalisation of regulation, The Journal of Political Philosophy, jrg. 9, 2001,
blz. 103-128 en M. Wolf, L’Asie dans la tourmente de la globalisation: pour une regulation à l’echelle du monde, Politique Etranger, jrg.
63, 1998, blz. 311-324.

Copyright © 2001 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur