Ga direct naar de content

Van Walderveen gaat publiek-privaat

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: februari 2 2001

Van Walderveen gaat publiek-privaat
Aute ur(s ):
Eichholtz, P.M.A. (auteur)
Koedijk, C.G. (auteur)
Piet Eichholtz is verb onden aan de Universiteit van Amsterdam en de Universiteit Maastricht. Kees Koedijk is verb onden aan de Erasmus
Universiteit Rotterdam en de Universiteit Maastricht.
Ve rs che ne n in:
ESB, 86e jaargang, nr. 4293, pagina 108, 2 februari 2001 (datum)
Rubrie k :
Tre fw oord(e n):
redactie

Onlangs verliet Teus van Walderveen de redactie van esb. Zijn vertrek geeft aanleiding tot een bespiegeling over zijn terrein van
expertise: publiek-private samenwerking.
Na ruim tien noeste jaren als redacteur bij de onvolprezen ESB stapte Teus van Walderveen per 1 februari 2001 over naar een
adviesbureau waar hij zijn expertise omtrent publiek-private samenwerking gaat inbrengen.
Bedrijfseconomie
Door zijn training als bedrijfseconoom was Teus vanaf het begin een vreemde eend in de bijt bij het lijfblad van algemeen economisch
Nederland. De band met de bedrijfseconomie was bij Teus altijd duidelijk en hij heeft wat dat betreft een stevig stempel op de ESB
gedrukt. Teus zag ESB bovendien niet alleen als een economisch lijfblad maar ook als een bedrijf dat moest overleven en ESB moest dus
net als ieder ander bedrijf regelmatig haar product vernieuwen. ESB-Dossier, de cd-rom en de thematische opzet van ESB waren onder
andere het gevolg. Al enige tijd zat hij als halve ondernemer op een speciaal tijdschrift over publiek-private samenwerking en de overstap
naar een echt adviesbureau op dit gebied was slechts een kwestie van tijd.
Publiek-private samenwerking
Publiek-private samenwerking dus: het beste van de publieke sector met het beste van de markt. In zijn recente boek Economie in een
notendop geeft fervent pleitbezorger van publiek-privaat, Arnold Heertje, enkele rake voorbeelden van de stand van zaken in Nederland.
Over dit onderwerp merkt hij op: “Elders bestaat meer expertise over het organiseren van publiek-private samenwerking zowel in
theoretisch en praktisch opzicht. Bij het ontwikkelen van nieuwe infrastructuur is het integreren van aanleg en exploitatie van groot
belang. In het geval van de Betuwelijn heeft de overheid besloten de spoorlijn aan te leggen zonder ook maar iets te weten over partijen
die eventueel bereid zijn de Betuwelijn te exploiteren. Daardoor ontbreekt niet alleen inzicht in de vraag of private middelen kunnen
worden gemobiliseerd voor de financiering van het project, maar is er ook geen kennis over de wensen van de uiteindelijke gebruikers
van de lijn”. Volgens Arnold Heertje moet er in Nederland een flinke inhaalslag komen op vrijwel alle terreinen waar overheid en markt
elkaar ontmoeten: van Betuwelijn tot elektronische snelweg.
Onderwijs
Ook dichter bij huis zien we mogelijkheden voor het ontmoeten van publieke en marktsector. Het onderwijs zucht en kreunt en zou een
publieke-private opknapbeurt prima kunnen gebruiken. De afgelopen twintig jaar heeft het ministerie van onderwijs consequent gewerkt
aan verstarring en achteruitgang van het Nederlandse onderwijs. Een extreme regelzucht zorgt voor een slecht werkklimaat in het
onderwijs. Je kan het zo gek niet bedenken of ‘Zoetermeer’ moet zich ermee bemoeien. Ondertussen holt de beloning voor al het harde
werk in het onderwijs nog steeds achteruit door de stug volgehouden loonmatiging. Het is droefenis alom. Onderwijzers raken
opgebrand, scholen hebben achterstallig onderhoud, ouders moeten procederen over vijf dagen les aan hun kinderen en de regeltjes
blijven in reikwijdte en detail toenemen.
Volop aanleiding dus om het onderwijs nu eens meer van onderen te organiseren in plaats van centraal van boven en om de scholen
eindelijk te verlossen van de enorme regelzucht van Zoetermeer. Scholen worden beter door meer ruimte te bieden aan de wensen en
verlangens van de ouders.
Sinds kort krijgen pleitbezorgers van deze meer decentrale aanpak van het onderwijs steun uit onverwachte hoek. De hoogste baas van
de Onderwijsinspectie Ferdinand Mertens gaf in een groot interview in de Volkskrant toe dat het onderwijs vast dreigt te lopen door de
regelzucht van het ministerie. Mertens pleit ervoor om de macht van het ministerie van onderwijs sterk in te dammen. Mertens: “We
hebben mensen in het onderwijs systematisch hun verantwoordelijkheid ontnomen. We zeiden eigenlijk: het zit wel goed, we hebben
voor u gedacht. Dat is fataal.” Ondanks de belofte van deregulering concludeert Mertens dat de overheid de scholen nog steeds stuurt
en wel “van achteren, van voren, van onder en van boven”.
Hoger onderwijs

Ook in het hoger onderwijs zou een vrijheidsinjectie een goed idee zijn. In de komende decennia zal dit onderwijs steeds meer in het
teken komen van de ‘education permanente’. De laatste geboortegolven zijn weggeëbd en de traditionele studentenpopulaties worden
steeds kleiner. Tegelijkertijd moeten mensen die al werken hun kennis veel meer dan vroeger doorlopend aanpassen aan de nieuwste
eisen vanuit de arbeidsmarkt. Daarbij gaat het om de beheersing van nieuwe technologie, maar ook om economische kennis en
organisatorische vaardigheden. In de Verenigde Staten hebben de universiteiten zich op grote schaal op deze markt gestort. Niet alleen
door het aanbieden van cursussen op traditionele wijze, maar juist ook via nieuwe media als het internet. Colleges worden in snel tempo
op het net gezet, alwaar ze kunnen worden gevolgd tegen aanmerkelijk lagere tarieven en door een veel breder publiek dan het geval is
voor een traditionele universitaire cursus. “Iedereen naar Harvard!” is het motto en internet is het ideale medium om dat in de praktijk te
brengen. Natuurlijk zijn cruciale zaken als copyright over de collegematerialen van te voren goed geregeld: die copyrights blijven bij de
universiteiten en dat betekent op termijn een belangrijke extra inkomstenbron. De universiteiten hebben dus heldere prikkels om volop in
deze ontwikkelingen te investeren en de virtuele collegezaal werkelijkheid te maken.
Nederland
In Nederland is er wat dit betreft nog niets geregeld. Dat betekent dat het volstrekt onduidelijk is wie profiteert van de virtuele
collegezaal, zodat de prikkels om dit ook in Nederland werkelijkheid te maken niet bestaan. Universiteiten zijn dus veel terughoudender
om hier zwaar in te investeren en er is dan ook nog geen enkele universiteit die serieus aanwezig is op het net. Dat is jammer, want ook in
Nederland verschuift de onderwijsbehoefte naar permanent leren en de universiteiten hebben daar dus een belangrijke publieke taak. De
Amerikaanse situatie geeft aan dat die publieke taak heel goed met private middelen kan worden gefinancierd, namelijk door eondernemerschap van de universiteiten. De internethype op de beurs is voorbij, maar de universiteiten moeten nog beginnen. Hier ligt
een taak.
Toekomst
Het is dus te hopen dat Teus van Walderveen bij zijn nieuwe werkgever de kans krijgt om ook dit soort vormen van publiek-private
samenwerking te initiëren en te begeleiden. Tot nog toe heeft de maatschappelijke discussie over dit onderwerp vooral in het teken
gestaan van grote infrastructurele projecten als de Maasvlakte en de hoge snelheidslijn. Voor Teus ligt er een taak om die discussie uit te
breiden naar de Nederlandse kennisinfrastructuur.
Teus, het ga je goed.

Copyright © 2001 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteurs