Ga direct naar de content

Kinderen voor kinderen

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: november 8 2000

Kinderen voor kinderen
Aute ur(s ):
Lecq, S.G., van der (auteur)
Ve rs che ne n in:
ESB, 85e jaargang, nr. 4281, pagina 917, 17 november 2000 (datum)
Rubrie k :
Van de redactie
Tre fw oord(e n):

Het loopt weer tegen Sinterklaas. Wie zoet is krijgt lekkers en speelgoed. In sommige landen wonen kinderen die speelgoed moeten
maken, of voetballen, of bakstenen. Dat is geen verhaaltje voor onder de schoorsteen, maar realiteit.
Voor kinderarbeid hoef je niet eens ver te reizen. Sint kan bijvoorbeeld in Italië terecht voor schoenen en kleding die door kinderhandjes
in elkaar zijn gezet 1. Van de vierhonderdduizend kinderen die baantjes hebben in lokale productie en dienstverlening, werkt meer dan de
helft ruim acht uur per dag. Ze zijn wel zoet, maar krijgen weinig lekkers, want veertig procent van hen krijgt slechts zo’n tweehonderd
gulden in lires per maand. Van de kinderen tot vijftien jaar gaat ruim veertig procent niet naar school. Andere kinderen slapen
noodgedwongen tijdens de lessen, opdat ze ‘s avonds weer hard aan de slag kunnen.
In het nabijgelegen Turkije werkt ruim dertig procent van de kinderen tussen de zes en veertien jaar in garages, metaalindustrie,
leersector en confectie 2. Weliswaar doen werkgevers hun best de arbeidsomstandigheden te verbeteren, maar school zit er voor veel
kinderen nog niet in. Wereldwijd zijn naar grove en verouderde schatting minstens 250 miljoen kinderarbeiders, waarvan ruim vijf procent
zich in zeer slechte omstandigheden zoals lijfeigenschap bevindt.
Kan men tegen het afschaffen van kinderarbeid zijn? Economen zijn beroepsmatig geïnteresseerd in het alternatief en dat is in dit geval
nog beroerder, zo wordt door sommigen betoogd 3. Het verbieden van producten die door kinderen zijn gemaakt kan leiden tot een
uitstoot van kinderarbeid naar de informele sectoren, die niet door internationale sancties worden getroffen. Diverse diensten, waaronder
huishoudelijke dienstverlening en prostitutie, worden onder erbarmelijke omstandigheden geleverd, zonder controle op
arbeidsomstandigheden. Dan is voetballen stikken in een regelmatig gecontroleerde werkplaats minder erg 4. Het gaat dus eerder om het
‘hoe’ van kinderarbeid dan om het ‘of’ ervan. Gecontroleerde arbeid, liefst in deeltijd zodat aanvullende scholing mogelijk is, is te
prefereren boven een bestaan in de semi-legaliteit geheel zonder onderwijs. Het leidt echter wel tot een tweedeling tussen werkende en
niet-werkende kinderen. Die tweedeling hadden we in Nederland ook, totdat we welvarend genoeg waren om het Kinderwetje van Van
Houten aan te nemen.
Volgens deze gedachtegang is een ‘kinderarbeidvrij’-keurmerk geen oplossing. Zo’n keurmerk kan alleen worden afgegeven voor
internationaal verhandelde producten en juist daarvoor is controle op de arbeidsomstandigheden een alternatief. Voor het merendeel van
de kinderarbeiders voorkomt het niet de slechte arbeidsomstandigheden in de lokale dienstensectoren. Juist hier zullen meer kinderen
gaan werken als het werken hen elders wordt verboden.
Dan de andere kant: kinderarbeid staat scholing in de weg. Het is een empirische vraag of kinderarbeid nodig is om het gezinsinkomen op
peil te houden. Een simpel rekensommetje is echter ontoereikend, want er zit een feedback-effect in. Kinderen zijn minder mondig dan
volwassenen, zodat het aanbod van goedkope kinderarbeiders de lonen onder druk zet. Dit is voor vakbonden een reden om zich met
kinderarbeid te bemoeien. De International Labour Organisation (ILO) is van mening dat kinderarbeid de lonen ondermijnt en de
arbeidsomstandigheden verslechtert. Wanneer de lonen voor volwassenen genoeg stijgen om de gezinsinkomens boven het minimum te
krijgen, kan het aanbod van kinderarbeid afnemen en kunnen meer kinderen meer onderwijs krijgen.
In opdracht van FNV-Mondiaal is onlangs een evaluatiestudie gedaan, waarbij diverse landen zijn bezocht 5. Hierbij ging het om de
toepassing van ILO-conventies 138 en 182, die respectievelijk het respecteren van de minimumleeftijd voor toegang tot de arbeidsmarkt
eisen en de afschaffing van de ergste vormen van kinderarbeid beogen. Uit het veldonderzoek kwam het verrassende resultaat dat ook
zeer arme ouders bereid zijn hun kinderen naar school te sturen. Een voorbeeld betreft een project in de Indiase deelstaat Andra Pradesh,
waar kinderen in overbruggingskampen werden bijgeschoold zodat zij konden aansluiten bij hun leeftijdsgroep in het reguliere onderwijs.
De kampen werden dermate goed bezocht, dat niet het aantal leerlingen maar het onderwijsaanbod uiteindelijk de beperkende factor
vormde. In Punjab, Bihar en Uttar Pradesh werden scholen voor werkende kinderen opgezet, die tot doel hadden de kinderen langzaam
uit het arbeidsproces te halen. Ook deze scholen werden tot op de laatste plaats bezet, ondanks de afnemende gezinsinkomsten die er het
gevolg van waren.
De voorbeelden doen vermoeden dat we ons niet langer hoeven te laten vertellen dat arme ouders hun kinderen niet naar school willen
sturen omdat ze de inkomsten niet kunnen missen. Verder lijkt het waarschijnlijk dat anti-kinderarbeid-certificaten minder zoden aan de
dijk zetten dan een groter aanbod van (deeltijd)onderwijs. En wat de lonen betreft: Sint wil best wel iets meer voor het speelgoed betalen,
toch

1 Kinderarbeid is in Italië aan de orde van de dag, NRC Handelsblad, 3 november 2000.
2 Voor Turkse kinderen is werken noodzaak, NRC Handelsblad, 10 augustus 2000.
3 Vgl. Th. Knippenberg in NRC Handelsblad, 19 oktober en 18 november 1999 versus H. Boon en J. Roefs in NRC Handelsblad, 23
oktober 1999.
4 H. Janssen, Made in Sialkot, FEM/De Week, 13 mei 2000.
5 R. Kurian, Beleidsevaluatie van het VMP: FNV-beleid inzake vakbondsrechten in Azië, eindrapport, Den Haag, Institute of Social
Studies, juni 2000.

Copyright © 2000 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur