Ga direct naar de content

Deze cel wordt u aangeboden door…

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: augustus 2 2000

Deze cel wordt u aangeboden door…
Aute ur(s ):
Lecq, S.G., van der (auteur)
Ve rs che ne n in:
ESB, 85e jaargang, nr. 4267, pagina 629, 25 augustus 2000 (datum)
Rubrie k :
Van de redactie
Tre fw oord(e n):

Cellen te kort of cellen te over? De minister van Justitie weet het soms ook niet meer. Het probleem van criminaliteit is in elk geval
nog niet opgelost. Criminologisch onderzoek leert dat de kans op criminaliteit afneemt als de pakkans wordt verhoogd en als de tijd
tussen het plegen van het delict en de bestraffing korter is: ‘snel en zeker’ werkt. Niet alleen juristen en criminologen maken studie
van de misdaad. Rechtseconomen analyseren met ‘the economics of crime’ de prikkels en sturingsmogelijkheden van de crimineel.
Een mooi voorbeeld is een artikel dat onlangs in de Journal of Economic Literature verscheen 1. Een mooi overzichtsartikel, dat een
geformaliseerd kosten-batenperspectief biedt op het probleem van de rechtshandhaving. Hier zijn immers diverse keuzen te maken op
het gebied van vervolging, informatievergaring en zorgvuldige rechtspraak. Zo wordt helder uiteengezet dat een boete de maatschappij
in eerste instantie geld oplevert, terwijl gevangenschap de maatschappij vooral geld kost. Door de inningskosten, bijvoorbeeld die van
het Centraal Justitieel Incassobureau, worden de boetes navenant hoger. Per situatie is dan een andere vorm van rechtshandhaving te
prefereren. Maar wat moet justitie nu doen?
Tsja, dat hangt nou meestal net af van de zaken die niet in het model zitten. Het model gaat immers uit van een rationele crimineel, die een
korte tijdshorizon heeft en niet risico-avers is. Deze bevindt zich meestal in een omgeving met weinig sociale controle. Door de omgeving
dus nauwelijks gehinderd, maakt de delinquent een afweging van het verwachte nut van de misdaad versus de combinatie van pakkans
en strafmaat.
Deze factoren maken een subjectieve inschatting van de kans op recidive mogelijk, maar de beoordeling wordt al moeilijker als je gaat
kijken naar contextvariabelen zoals de toevalligheid van de ontmoeting tussen gijzelnemer en gijzelaar, de thuissituatie van de junkie of
de culturele verschillen tussen dader en slachtoffer. Dan helpt het weinig om te weten dat de eerst-beste oplossing is dat de boete
minstens even hoog is als de verwachte buit, of dat het verhogen van gevangenschap vanuit de eerst-beste situatie weinig oplevert
omdat dieven dan op zoek gaan naar grotere buit die opweegt tegen langere eventuele gevangenschap. Als het dan ook nog afhangt van
de risico-attitude ten aanzien van gevangenschap, dan heeft de econoom een interessant optimaliseringsprobleem, maar is de jurist nog
niet veel opgeschoten.
Gelukkig is de gereedschapskist van de econoom goed gevuld. Misschien biedt het Coase-theorema soelaas? De kosten en baten
pakken immers voor verschillende partijen verschillend uit, zodat er wellicht compensatiemogelijkheden zijn. Naast de crimineel, die al
dan niet rationeel heeft gehandeld, zijn er het slachtoffer van de misdaad, die heeft geleden, en de samenleving, die recidive wil
voorkomen. Coase liet zien wat je moet doen als mensen elkaar met ongewenste effecten van hun gedrag opzadelen 2. Als we zijn
verrassende theorema kunnen vertalen naar misdaad, dan maakt het niet uit of er een schuldige wordt aangewezen die achteraf voor de
kosten van het slachtoffer moet opdraaien, of dat het potentiële slachtoffer de dader tevoren betaalt voor het niet uitvoeren van de
misdaad. Dat wordt lastig: wie is het potentiële slachtoffer? Dan zijn er ook nog de twee voorwaarden die de werkingssfeer van het
theorema beperken: de eigendomsrechten moeten zijn vastgesteld en het prijsmechanisme werkt zonder transactiekosten.
Eigendomsrechten zijn doorgaans wettelijk vastgesteld of notarieel bepaald, maar het prijsmechanisme is een probleem. Het strafrecht
bepaalt de prijs van de misdaad in termen van maximale strafmaten en daaraan toe te voegen civiele vorderingen van de benadeelde partij
(schadevergoeding), maar deze grootheden laten zich moeizaam voor compensatietransacties benutten, laat staan zonder
transactiekosten. Zelfs als ook aan de tweede voorwaarde zou zijn voldaan, blijft het de vraag of het Coase-theorema bruikbaar is. De
straf uitdelen na het begaan van de misdaad is iets heel anders dan een transactie organiseren tussen de aanstaande crimineel en het
potentiële slachtoffer. Onzekerheid in de zin van Knight speelt hier parten: we weten te weinig en we kunnen het niet van te voren te
weten komen.
Jammer, het was zo leuk geweest als economen de juristen een handje hadden kunnen helpen. Het Coase-theorema had bijvoorbeeld
kunnen leiden tot medefinanciering van preventieve gevangenisstraf door het potentiële slachtoffer. Restauranthouders vrezen de gast
die zonder te betalen verdwijnt. Ook al is deze persoon bij de politie bekend, hij kan niet worden vastgehouden omdat hij geen bedreiging
voor de samenleving vormt. Bovendien geldt het ‘presumptio innocentia’, oftewel het vermoeden van onschuld. De gezamenlijke
horecabedrijven hebben er echter belang bij dat deze persoon niet meer vrij rondloopt. Zij kunnen dus overwegen een cel te financieren:
de horeca-cel. Bij de volgende heterdaad wordt de niet-betalende gast opgepakt: “Deze cel wordt u aangeboden door de
horecavakbond”. Zo kunnen we wel even doorgaan: de ANWB huurt een cel voor autodieven, de NS probeert de notoire zwartrijders uit
beeld te krijgen en ouderverenigingen sluiten wat pedo’s op. Nee, laat het bestrijden van criminaliteit maar niet aan economen over, want
dat wordt heel eng

1 A.M. Polinsky en S. Shavell, The economic theory of public enforcement of law, Journal of Economic Literature, maart 2000, blz. 4576.
2 R.H. Coase, The problem of social cost, Journal of Law and Economics, 1960, blz. 1-44.

Copyright © 2000 – 2003 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl)

Auteur