Ga direct naar de content

Niet de flexibele schil maar de vaste kern is het meest conjunctuurgevoelig

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: februari 17 2016

Normaliter hebben flexwerkers een grotere kans om werkloos te worden. Toch was de
Grote Recessie juist een periode waarin bedrijven relatief meer van hun vaste kern afstoten dan van hun flexibele schil.

141Jaargang 101 (4728) 18 februari 2016
Niet flexibele schil
maar vaste kern meest conjunctuurgevoelig
ARBEIDSMARKT
D
e Nederlandse arbeidsmarkt is de afgelopen ja –
ren verder geflexibiliseerd. Had in 2005 nog 16
procent van de werkzame beroepsbevolking een
flexibele arbeidsrelatie als werknemer, in 2015 was dit op –
gelopen tot 23 procent. Met de toename van het aandeel
flexibele arbeidsrelaties is ook de arbeidsmarktdynamiek
structureel toegenomen. Mensen wisselen, los van de con –
junctuur, vaker dan voorheen van werk naar geen werk en
andersom (Loog et al. , 2014). Een flexibele arbeidsmarkt
vergroot de weerbaarheid van de economie tegen schokken,
maar het ontbreekt nog aan inzicht in de kanalen waarlangs
de arbeidsmarkt zich aanpast. De vraag die daarom gesteld
kan worden, is of de toegenomen flexibilisering van de ar –
beidsmarkt ook heeft geleid tot een grotere conjunctuurge –
voeligheid van de werkgelegenheid. Zo kunnen werkgevers
ten tijde van laagconjunctuur makkelijker dan voorheen
inkrimpen door het hogere aandeel flexwerkers in hun per –
soneelsbestand (De Beer, 2004). Volgens deze redenering
zorgen dus vooral de flexwerkers voor meer dynamiek in tij –
den van recessie. Anderzijds kan beargumenteerd worden
dat in Nederland met name de werkgelegenheid van vaste
werknemers conjunctuurgevoelig is. Door het duale ont –
slagstelsel konden werkgevers tot voor kort tijdens een eco –
nomische neergang makkelijker vaste werknemers ontslaan
dan tijdens een hoogconjunctuur, omdat ontslag vanwege
bedrijfseconomisch reden (via UWV ) relatief goedkoop is
ten opzichte van ontslag om andere redenen (via de kan –
tonrechter) (Frenk, 2013; Pfann en Frenk, 2013). DATA EN METHODE
De uitstroom van werknemers naar werkloosheid kan wor

den onderzocht met de Enquête Beroepsbevolking (EBB).
De EBB is een roterend panelonderzoek onder ongeveer
65.000 huishoudens per jaar, waarvan in deze analyse ge –
bruik is gemaakt van de jaargangen 2003 tot en met 2015.
Binnen elk huishouden worden personen van vijftien jaar en
ouder geïnterviewd. Huishoudens worden een jaar lang ge –
volgd. Na het eerste interview volgen met tussenpozen van
ongeveer drie maanden nog vier vervolginterviews. Respon –
denten krijgen onder meer vragen over hun arbeidsmarkt –
positie. Deze analyse gaat uit van de internationale definitie
van de beroepsbevolking (ILO-definitie): uitsluitend perso –
nen vanaf 15 tot en met 74 jaar worden meegeteld. Onder
een vaste arbeidsrelatie wordt verstaan een contract voor
onbepaalde tijd, met een vast aantal uren per week. De kans op een transitie naar werkloosheid voor een
werknemer met dienstverband i (i = {vast, flexibel}) wordt
gegeven in de formule: N
ti
λ
t i
= ——— ( 1 )
E
i
( t – 1)
waar Nti het aantal personen met dienstverband i
weer-
geeft dat tussen de tijdstippen t –1 en t werkloos werd, en
E
i
( t – 1) het aantal werkenden met dienstverband i op tijdstip
t –1. Om inzicht te krijgen in de ontwikkeling van de tran –
sitiekansen tijdens de conjuncturele cyclus, worden in een
aanvullende analyse de logaritmen van de reeksen geregres-
seerd op het werkloosheidspercentage u
t , een lineaire trend
t en vier kwartaaldummy’s om te corrigeren voor seizoen –
invloeden (Gomes, 2012):
ln λ
ti
= βi ut – 1
+
γit + αi
1
D1 + αi
2
D2 + αi
3
D3 +
α
i
4
D4+ εt (2)
De coëfficiënt β
i is een indicator voor de cyclische
eigen schappen van de transitiekans en γ
i een indicator
voor de structurele verandering in deze kans. Als β
i>0 dan
gedraagt de transitiekans zich anticyclisch. Naarmate de
conjunctuur verslechtert en de werkloosheid toeneemt is
de transitiekans groter. Als β
i<0 dan is de transitiekans pro –
cyclisch; naarmate de conjunctuur verslechtert neemt de
transitiekans af. Als β
i=0 dan is de transitiekans acyclisch.
BART LOOG
Statistisch onderzoe-
ker bij het Centraal
Bureau voor de
Statistiek
WENDY SMITS
Senior statistisch
onderzoeker bij het
Centraal Bureau
voor de Statistiek
Het toegenomen aandeel flexwerkers heeft de kans op werkloosheid
niet per se conjunctuurgevoeliger gemaakt. Hoewel flexwerkers –
afgaande op gegevens vanaf 2003 – in vergelijking met vaste werk –
nemers een grotere kans hebben om werkloos te worden, is die kans
voor vaste werknemers juist gevoeliger voor de conjunctuur. In die
zin was de Grote Recessie juist een periode waarin bedrijven relatief
meer van hun vaste kern afstoten dan van hun flexibele schil.
Arbeidsmarkt ESB

ESB Arbeidsmarkt
142Jaargang 101 (4728) 18 februari 2016
01
2
3
4
5
6
7
8
9
0
1
0
20 3
0
4
0
5
0
6
0
7
0
8
0
9
0
A andeel f le x i n u it s tro omW erk lo osh eid ( re ch te ra s)
0
2
4
6 8
1
0
1
2
‘03 ‘04
‘05 ‘06 ‘07 ‘08‘09 ‘10‘11‘12 ‘13 ‘14 ‘15
1
22
1 3 13 13 13 13 13 13 13 13 13 13 13
3
4
4
2
4 2
4 2
4 2
4 2
4 2
4 2
4 2
4 2
4 2
4 2
4 4
‘03‘04 ‘06
‘05 ‘07‘08‘09 ‘10‘11‘12 ‘13 ‘14 ‘152
1 3 13 13 13 13 13 13 13 13 13 13 13
4 2
4 2
4 2
4 2
4 2
4 2
4 2
4 2
4 2
4 2
4 2
4 4
5
6
In procenten
In procenten
In procenten
In procenten
W erk n em er > w erk lo os Vast > w erk lo os
F le x > w erk lo os Werk lo osh eid ( re ch te ra s)
01
2
3
4
5
6
7
8
9
0
1
0
20 3
0
4
0
5
0
6
0
7
0
8
0
9
0
Aandeel f le x i n u it s tro om Werk lo osh eid ( re ch te ra s)
0
2
4
6 8
1
0
1
2
‘03 ‘04
‘05 ‘06 ‘07 ‘08‘09 ‘10‘11‘12 ‘13 ‘14 ‘15
1
22
1 3 13 13 13 13 13 13 13 13 13 13 13
3
4
4
2
4 2
4 2
4 2
4 2
4 2
4 2
4 2
4 2
4 2
4 2
4 4
‘03‘04 ‘06
‘05 ‘07‘08‘09 ‘10‘11‘12 ‘13 ‘14 ‘152
1 3 13 13 13 13 13 13 13 13 13 13 13
4 2
4 2
4 2
4 2
4 2
4 2
4 2
4 2
4 2
4 2
4 2
4 4
5
6
In procenten
In procenten
In procenten
In procenten
Werk n em er > w erk lo osV ast > w erk lo osFle x > w erk lo osW erk lo osh eid ( re ch te ra s)
RESULTATEN
In 2003 werden er van elke honderd werknemers per kwar –
taal gemiddeld 1,5 werkloos. De uitstroomkans voor werk –
nemers met een flexibel contract was ruim zes keer zo groot
als voor werknemers met een vast contract: respectievelijk
5 en 0,8 per honderd werknemers. De kans op uitstroom
naar werkloosheid was het laagst in 2008. Sindsdien steeg de uitstroom voor zowel vaste als flexibele werknemers aan

zienlijk, maar voor vaste werknemers in verhouding veel
sterker. In 2008 werden er per kwartaal per honderd werk –
nemers gemiddeld 1,3 werkloos, in 2009 was dit opgelopen
tot 1,7. Voor de vaste en flexibele werknemers namen de
uitstroomratio’s toe van respectievelijk 0,6 naar 0,9 en 3,6
naar 4,5 per honderd werknemers (figuren 1 en 2). Hoewel nog geen kwart van de werknemers een flexi-
bel dienstverband heeft, komt de uitstroom vanuit werk
naar werkloosheid grotendeels voor hun rekening. Van
alle werknemers die in een kwartaal werkloos werden had
gemiddeld 62 procent een flexibel contract. Het aandeel
flexibele werknemers in de totale uitstroom van werkne –
mers naar werkloosheid is kleiner naarmate de werkloos-
heid hoger is. Dit suggereert dat de kans om werkloos te
worden in tijden van laagconjunctuur sterker stijgt voor
vaste werknemers dan voor flexibele krachten. Uit de regressieanalyse (tabel 1) komt inderdaad naar
voren dat de kans op werkloosheid voor vaste werknemers
sterker reageert op de conjunctuur dan voor werknemers
met een flexibele aanstelling. De kans op uitstroom vanuit
een vast dienstverband naar werkloosheid neemt toe in
tijden van laagconjunctuur, met acht procent per procent –
punt stijging in het werkloosheidspercentage. Bij werkne –
mers met een flexibel dienstverband gaat het om een stij –
ging van de transitiekans van vier procent.
DISCUSSIE EN CONCLUSIE
Een analyse van de Enquête Beroepsbevolking laat zien
dat de kans om werkloos te worden aanzienlijk hoger is
voor werknemers met een flexibel dienstverband dan voor
werknemers met een vast dienstverband. Maar de kans om
werkloos te worden is – op basis van gegevens vanaf 2003 –
voor flexibele werknemers juist minder afhankelijk van de
conjunctuur. Dit laatste betekent dat het toegenomen aan –
deel flexwerkers de werkgelegenheid in Nederland niet per
se conjunctuurgevoeliger heeft gemaakt. Vervolgonderzoek
zou zich moeten richten op de oorzaken van de geringere
conjunctuurgevoeligheid van de werkgelegenheid voor
flexwerkers. Heeft dit bijvoorbeeld te maken met een gerin –
ge loongevoeligheid van het aanbod van (bepaalde typen)
flexwerkers, waardoor de lonen van flexwerkers in tijden
van laagconjunctuur meer afnemen? En wat zijn daarvan
de gevolgen voor consumentenbestedingen en dus voor het
verloop van de recessie?
LITERATUUR
Beer, P. de (2004) Flexibilisering maakt banengroei fragiel. ESB, 82(4442), 434–436.
Frenk, M. (2013) Job Security in the Netherlands. Proefschrift. Maastricht: Universiteit Maastricht.
Gomes, P. (2012) Labour market flows: Facts from the United Kingdom. Labour Economics,
19, 165–175.
Loog, B., W. Smits en R. de Vries (2014) Arbeidsmarktdynamiek in Nederland: 2003–2013.
Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken , 30(1), 27–39.
Pfann, G. en M. Frenk (2013) Ontslagrecht en regeringsbeleid in de echte wereld. Me judice,
februari 2013.
Bron: Enquête Beroepsbevolking 2003-2015
Resultaten regressieanalyse
transitiekans¹TABEL 1
Bron: Enquête Beroepsbevolking 2003-2015
Aandeel werknemers met flexibele arbeidsrelatie
in de totale uitstroom naar werkloosheid,
voortschrijdend vierkwartaalsgemiddeldeFIGUUR 2
Bron: Enquête Beroepsbevolking 2003-2015
Aantal werknemers dat werkloos wordt na
baanverlies, voortschrijdend vierkwartaalsgemiddeldeFIGUUR 1
Werknemer
totaal
Werknemer
vast
dienstverband Werknemer
flexibel
dienstverband
β x 100 4,8*8,2** 4,3*
Aantal
waarnemingen 5050 50
¹ Een robuustheidsanalyse met het bbp als verklarende variabele leidt
tot
vergelijkbare resultaten. Resultaten zijn op te vragen bij de auteurs.
*/** Significant op respectievelijk vijf- en éénprocentsniveau

Auteurs