Ga direct naar de content

Risicoselectie tegengaan met behoud van doelmatigheid

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: oktober 21 2015

De risicoverevening tussen verzekeraars wordt vanaf 2016 uitgebreid met een nieuw vereveningskenmerk, gebaseerd op het gebruik van wijkverpleging in het voorgaande jaar. Een nieuwe methode zou risicoselectie kunnen tegengaan met behoud van prikkels tot doelmatigheid.

628Jaargang 100 (4720) 22 oktober 2015
Risicoselectie
tegengaan met behoud van doelmatigheid
GEZONDHEIDSZORG
D
e Zorg verzekeringswet is gebaseerd op
principes van gereguleerde concurren –
tie. Dit houdt in dat zorg verzekeraars
met elkaar concurreren om de gunst van
verzekerden, maar binnen een wettelijk
kader ter bescherming van publieke belangen, zoals solida –
riteit, doelmatigheid en kwaliteit van zorg. Een cruciaal on –
derdeel van het wettelijk kader betreft de risicoverevening
– een systeem dat verzekeraars moet compenseren voor
voorspelbare kostenverschillen tussen verzekerden. Deze
compensatie is cruciaal omdat verzekeraars hun premie
niet mogen laten afhangen van de leeftijd en gezondheid
van verzekerden. Zonder een goede risicoverevening zijn
gezonde mensen voorspelbaar winstgevend en chronisch
zieken voorspelbaar verliesgevend, waardoor verzekeraars
worden geconfronteerd met prikkels voor risicoselectie. Een groep die in 2015 fors voorspelbaar verliesgevend
is, betreft verzekerden die in het voorgaande jaar gebruik
hebben gemaakt van extramurale verpleging en persoon –
lijke verzorging , ook wel wijkverpleging genoemd. Ter
voorkoming van risicoselectie breidt minister Schippers
het risicovereveningsmodel per 2016 uit met een specifiek
vereveningskenmerk voor deze groep. Concreet betekent
dit dat gebruik van wijkverpleging in enig jaar leidt tot een hogere vereveningsbijdrage in het volgende jaar. Hoewel
dit nieuwe vereveningskenmerk ervoor zorgt dat de groep
in kwestie gemiddeld niet langer voorspelbaar verlies-
gevend is, heeft het als belangrijk nadeel dat het de prik

kels voor doelmatigheid vermindert (Stam et al. , 2015).
Immers, onnodig gebruik van wijkverpleging in enig jaar
kan leiden tot een hogere vereveningsbijdrage in het vol –
gende jaar. Verzekeraars hebben daardoor minder belang
bij het tegengaan van onnodig gebruik. Minister Schippers
erkent dit probleem en heeft aangekondigd het vereve –
ningskenmerk op basis van wijkverpleging in het voor –
gaande jaar uiterlijk in 2019 te vervangen door medisch
inhoudelijke vereveningskenmerken (Tweede Kamer,
2015). Hiermee doelt de minister op kenmerken die direc-
ter samenhangen met de gezondheidstoestand van verze –
kerden. Dergelijke kenmerken liggen echter niet voor het
oprapen. Gebruikers van wijkverpleging kampen veelal met
aspecifieke gezondheidsproblemen, waardoor zij op basis
van objectieve medisch inhoudelijke kenmerken lastig zijn
te identificeren. Mogelijk kan de groep in zekere mate wor –
den geïdentificeerd met informatie uit gezondheidsenquê –
tes (Stam en Sonneveld, 2015). Een probleem met enquête-
informatie is echter dat deze geen landelijke dekking heeft
en daarmee ongeschikt is als vereveningskenmerk. Omdat het allerminst zeker is dat het nieuwe vereve –
ningskenmerk gebaseerd op wijkverpleging per 2019 vol –
ledig kan worden vervangen door medisch inhoudelijke
kenmerken, is het goed alvast na te denken over alterna –
tieve maatregelen om risicoselectie tegen de gebruikers van
wijkverpleging tegen te gaan. Een eerste alternatief is het
toepassen van risicodeling tussen verzekeraars en het ver –
eveningsfonds, waarbij verzekeraars ex post (deels) worden
gecompenseerd op basis van gemaakte kosten. Een belang –
rijk nadeel van dit instrument is echter dat het de prikkels
tot doelmatigheid vermindert en daarmee onnodig gebruik
en onnodig hoge prijzen van zorg in de hand kan werken.
Minister Schippers streeft er daarom naar om de ex post RICHARD
VAN KLEEF
Universitair hoofd-
docent aan de
Erasmus Universiteit
Rotterdam
RENÉ
VAN VLIET
Universitair hoofd-
docent aan de
Erasmus Universiteit
Rotterdam
WYNAND
VAN DE VEN
Hoogleraar aan de
Erasmus Universiteit
Rotterdam
Ter voorkoming van risicoselectie wordt de risicoverevening tussen
zorg verzekeraars per 2016 uitgebreid met een vereveningskenmerk
dat gebaseerd is op het gebruik van wijkverpleging in het voorgaan –
de jaar. Een belangrijk nadeel van dit nieuwe kenmerk is dat het
de prikkels voor doelmatigheid vermindert. Recent is een methode
ontwikkeld waarmee selectie tegen gebruikers van wijkverpleging
kan worden voorkomen met behoud van doelmatigheid.
ESB Gezondheidszorg

Gezondheidszorg ESB
629Jaargang 100 (4720) 22 oktober 2015
compensaties die nu nog bestaan per 2017 af te schaffen
(Tweede Kamer, 2014). Een tweede alternatief is het toe-
staan van enige mate van premiedifferentiatie. Als zorg ver –
zekeraars het tekort op de gebruikers van wijkverpleging
kunnen compenseren met een hogere premie voor hen, dan
hebben zij geen financieel belang meer om deze groep te
weren. Hoewel dit instrument in theorie zeer effectief is,
heeft het als belangrijk nadeel dat het de risicosolidariteit
vermindert waardoor de betaalbaarheid van de zorg verze –
kering voor kwetsbare groepen in gevaar komt. De nadelen
van risicodeling en premiedifferentiatie maken toepassing
hiervan niet aantrekkelijk. Een derde alternatief, aangeduid
met constrained regression (CR), kan uitkomst bieden. Deze
methode is recent voorgesteld door Van Kleef et al. (2015a;
2015b) en maakt het mogelijk om risicoselectie tegen ge –
bruikers van wijkverpleging tegen te gaan met behoud van
prikkels tot doelmatigheid. Maar om deze methode op
waarde te kunnen schatten is het belangrijk inzicht te heb –
ben in de precieze werking en effecten ervan.
RISICOVEREVENING EN DE CR-METHODE
Concreet komt de risicoverevening erop neer dat verzeke –
raars een compensatie ontvangen voor elke verzekerde die
bij hen is aangesloten, waarbij rekening gehouden wordt
met een aantal kenmerken van die verzekerde, ook wel
vereveningskenmerken genoemd. Over het algemeen is de
compensatie hoger voor ouderen en chronisch zieken dan
voor jonge, gezonde verzekerden. De afgelopen decennia
heeft het vereveningsmodel een flinke ontwikkeling door –
gemaakt: waar het bij de invoering in de Ziekenfondswet
in 1993 uitsluitend rekening hield met leeftijd en geslacht,
zijn er in de loop der tijd de volgende vereveningskenmer –
ken aan toegevoegd: regio, aard van het inkomen (AvI),
farmaciekostengroepen (FKG’s), diagnosekostengroepen
(DKG’s), sociaal-economische status (SES), meerjarig hoge
kosten (MHK) en hulpmiddelenkostengroepen (HKG’s).
Regio staat voor een indeling van verzekerden naar post –
codeclusters gebaseerd op regionale kenmerken. AvI staat
voor een indeling naar het type inkomstenbron en maakt
bijvoorbeeld een onderscheid tussen bijstandsuitkering en
inkomen uit zelfstandig ondernemerschap. FKG’s, DKG’s,
HKG’s en MHK vormen de meest directe gezondheids-
indicatoren. Deze worden afgeleid uit medicijngebruik,
ziekenhuisbehandelingen, hulpmiddelengebruik, respec-
tievelijk hoge zorgkosten in het verleden. SES staat voor
een indeling op basis van huishoudinkomen. Een gebruikelijke manier om te beoordelen in hoever –
re risicoverevening de prikkels voor risicoselectie vermin –
dert, is te kijken naar de gemiddelde onder- of overcom –
pensatie voor selecte groepen verzekerden met een slechte
dan wel een goede gezondheid. Daarbij bestaat de onder-
of overcompensatie uit het verschil tussen de gemiddelde
voorspelde kosten volgens het vereveningsmodel minus de
gemiddelde feitelijke kosten. Tabel 1 toont de onder- en
overcompensatie voor de variabele zorgkosten, dat wil zeg –
gen alle zorgkosten onder de Zorg verzekeringswet met uit –
zondering van de geestelijke gezondheidszorg en de wijk –
verpleging , en van de vaste zorgkosten. Uit de tabel blijkt
dat het vereveningsmodel van 2015 (kolom ‘RV 2015’)
leidt tot een forse afname van de onder-/overcompensa -ties ten opzichte van een situatie zonder risicoverevening
(kolom ‘Geen RV ’). Uit de tabel blijkt echter ook dat het
vereveningsmodel van 2015 de onder- en overcompensaties
niet volledig wegneemt.
Voor de groep met wijkverpleging in het voorgaande
jaar leidt het vereveningsmodel van 2015 tot een gemiddel –
de ondercompensatie van 1.231 euro per persoon per jaar.
Zoals gezegd, zijn de kosten van wijkverpleging zélf daar
nog niet in meegenomen. De reden om deze kosten buiten
beschouwing te laten, is dat individuele verzekeraars hier in
2015 maar beperkt risico over lopen omdat een hoge mate
van risicodeling met het vereveningsfonds wordt toegepast.
Zonder risicodeling voor de kosten van wijkverpleging zou
de gemiddelde ondercompensatie voor de groep in kwestie
zijn uitgekomen op 4.751 euro per persoon per jaar (Van
Vliet en Van Kleef, 2014). Met het nieuwe vereveningsken –
merk gebaseerd op wijkverpleging in het voorgaande jaar
wordt deze ondercompensatie, en daarmee ook de prikkel
voor risicoselectie tegen deze groep, volledig weggenomen.
Nadeel van dit nieuwe vereveningskenmerk is echter dat
het tevens de prikkels voor doelmatigheid met betrekking
tot wijkverpleging vermindert. Met CR kunnen de prikkels
voor risicoselectie worden weggenomen mét behoud van
doelmatigheid. De methode van CR is gelijk aan het huidige ver –
eveningsmodel, maar met een cruciale uitbreiding. Het
huidige vereveningsmodel is feitelijk een voorspelmodel
voor individuele zorgkosten. Op basis van de verevenings-
kenmerken leeftijd, geslacht, regio, AvI, FKG’s, DKG’s,
SES, MHK en HKG’s onderscheidt het model van 2015
in totaal 138 risicoklassen, geoperationaliseerd als dum –
myvariabelen. Uitgaande van de meest recente informa –
tie over zorgkosten en kenmerken van verzekerden (N =
16,7 miljoen) wordt voor elk van deze dummyvariabelen
Bron: Van Kleef et al., 2015a
Risicoverevening voor de variabele zorgkostenTABEL 1
Subgroepen gebaseerd op enquête
informatie uit voorgaand jaarOmvang
in pro­
centen Gemiddelde
ondercompensatie (–) of
overcompensatie in euro’s per persoon per jaar
Geen RV RV 2015
Slechtste score algemene gezondheid 19,2–2.256 *** –331 **
Ten minste 1 langdurige aandoening 32,7–1.463 *** –210 **
10 procent slechtste score fysieke
gezondheid 9,4–3.974 *** –1.217 ***
Ten minste 1 keer slechtste score ADL 3,2–5.480 *** –1.286 ***
Bezoek specialist afgelopen 12
maanden 39,3–1.046 *** –189 **
Gebruik hulpmiddelen 7, 7–3.828 *** –1.129 ***
Gebruik wijkverpleging 2,7–6.848 *** –1.231 ***
Gebruik fysiotherapie 2,4–4.574 *** –922 ***
Geen langdurige aandoening 67,3842 *** 116 ***
Geen zorggebruik 18,71204 *** 208 ***
**/*** Significant op vijf- en eenprocentsniveau

ESB Gezondheidszorg
630Jaargang 100 (4720) 22 oktober 2015
multivariaat een coëfficiënt geschat, ook wel normbe –
drag genoemd. Dit gebeurt met de kleinstekwadratenme –
thode. Vervolgens worden per verzekerde de voorspelde
kosten bepaald als de som van de normbedragen over alle
risicoklassen waarin de verzekerde voorkomt. CR volgt
exact dezelfde procedure, maar met één cruciale uitbrei-
ding : bij het schatten van de normbedragen wordt de
restrictie opgelegd dat voor een of meerdere groepen –
bijvoorbeeld verzekerden met wijkverpleging in het voor –
gaande jaar – de voorspelde kosten gelijk moeten zijn aan
een bepaald bedrag , bijvoorbeeld de werkelijke kosten.
Evenals de huidige schattingsprocedure leidt CR tot norm –
bedragen die voldoen aan het kleinstekwadratencriterium,
maar dan gegeven de opgelegde restrictie. Er is een cruciaal verschil tussen het opnemen van
de groep met wijkverpleging in het voorgaande jaar als
dummyvariabele in het vereveningsmodel, zoals dat per
2016 zal gebeuren, en het toepassen van een restrictie op
de ondercompensatie voor deze groep middels CR . Bij
opname van een dummyvariabele leidt het gebruik van
wijkverpleging in enig jaar tot een hogere vereveningsbij -drage in het volgende jaar, wat de prikkels voor doelmatig

heid vermindert. Opname van een restrictie leidt eveneens
tot een hogere vereveningsbijdrage voor deze groep, al –
leen niet via het gebruik van wijkverpleging zélf maar via
andere kenmerken die verzekerden in deze groep met elkaar
gemeen hebben, zoals een hoge leeftijd, FKG, DKG, HKG
en MHK. Hierdoor blijven de doelmatigheidsprikkels met
betrekking tot wijkverpleging intact.
EMPIRISCHE ILLUSTRATIE
In recent onderzoek (Van Kleef et al. , 2015a; 2015b) is
CR toegepast op data die zijn gebruikt voor de schatting
van de officiële normbedragen van 2015. Tabel 2 (kolom
‘CR’) presenteert de belangrijkste uitkomsten van een van
de onderzochte varianten, namelijk het vereveningsmodel
van 2015 uitgebreid met de restrictie dat voor de groep met
wijkverpleging in het voorgaande jaar de voorspelde kosten
gelijk zijn aan de werkelijke kosten. Voor een beoordeling
van de effecten van CR is het belangrijk om onderscheid
te maken tussen risicogroepen die het vereveningsmodel
expliciet via dummyvariabelen onderscheidt en groepen
waarvoor dat niet het geval is. Het effect werkt voor deze
groepen namelijk in tegengestelde richting. De bovenste helft van tabel 2 toont de onder- en over –
compensaties voor de tien groepen uit tabel 1, die het ver –
eveningsmodel niet expliciet onderscheidt. Het wekt geen
verbazing dat de ondercompensatie voor de gebruikers van
wijkverpleging in het voorgaande jaar precies op nul uitkomt.
Dit is het directe gevolg van de restrictie. Veel opmerkelijker
is het indirecte effect van de restrictie: ook voor de andere
negen groepen neemt de onder- of overcompensatie substan –
tieel af. De verklaring hiervoor is dat de restrictie leidt tot
een verhoging van de normbedragen voor risicoklassen die
positief samenhangen met het gebruik van wijkverpleging in
het voorgaande jaar. Dit zijn bijvoorbeeld de hogere leeftijds-
klassen, farmaciekostengroepen (FKG’s), diagnosekosten –
groepen (DKG’s), meerjarig hoge kosten (MHK) en hulp –
middelenkostengroepen (HKG’s). Omdat deze risicoklassen
tevens samenhangen met de andere groepen in de bovenste
helft van tabel 2, treedt ook voor die groepen een verbetering
op. Voor de ongezonde groepen, die positief samenhangen
met leeftijd, FKG, DKG, HKG en MHK, betekent dit een
afname van de ondercompensatie. Voor de gezonde groepen,
die negatief samenhangen met deze kenmerken, betekent dit
een afname van de overcompensatie. De onderste helft van tabel 2 toont de uitkomsten voor
tien risicoklassen die het vereveningsmodel wél expliciet
onderscheidt. De normbedragen voor het model van 2015
zijn geschat met de kleinstekwadratenmethode. Een eigen –
schap van deze methode is dat, voor elke risicoklasse die
het model via een dummyvariabele onderscheidt, de voor –
spelde kosten gelijk zijn aan de werkelijke kosten, met uit –
zondering van de FKG’s vanwege een aantal restricties die
hierop worden toegepast. Bij toepassing van CR ontstaat
voor alle risicoklassen die het model expliciet onderscheidt
een zekere onder- of overcompensatie. De hier gepresen –
teerde CR-variant leidt tot een gemiddelde overcompensa –
tie van ouderen en verzekerden met een FKG, DKG, HKG
dan wel MHK, en een gemiddelde ondercompensatie voor
de complementaire groepen.
Bron: Van Kleef et al. 2015a; 2015b
Risicoverevening voor de variabele zorgkosten TABEL 2
Subgroepen Omvang
in pro­
centen Gemiddelde
ondercompensatie (­) of
overcompensatie in euro’s per persoon per jaar
RV 2015 RV 2015 + CR
Groepen die het vereveningsmodel niet expliciet onderscheidt:
Slechtste score algemene gezondheid 19,2–331 –118
Ten minste 1 langdurige aandoening 32,7–210 –92
10 procent slechtste score fysieke
gezondheid 9,4–1.217 –890
Ten minste 1 keer slechtste score ADL 3,2–1.286 –487
Bezoek specialist afgelopen 12
maanden 39,3–189 –118
Gebruik hulpmiddelen 7, 7–1.129 –664
Gebruik wijkverpleging 2,7–1.231 0
Gebruik fysiotherapie 2,4–922 –510
Geen langdurige aandoening 67,3116 32
Geen zorggebruik 18,7208 100
Groepen die het vereveningsmodel wel expliciet onderscheidt:
65- 83,20–88
65+ 16,80437
Geen FKG 82,0–5 –75
Wel FKG 18,024 344
Geen DKG 91,00–40
Wel DKG 9,00400
Geen HKG 99,20–12
Wel HKG 0,801372
Geen MHK 94,20–53
Wel MHK 5,80864

Gezondheidszorg ESB
631Jaargang 100 (4720) 22 oktober 2015
WEGING VAN ONDER- EN OVERCOMPENSATIES
De uitkomsten in tabel 2 impliceren een afweging van twee
effecten, namelijk de afname van onder- en overcompensa-
ties voor groepen die het vereveningsmodel niet expliciet
via dummyvariabelen onderscheidt en het ontstaan van on –
der- en overcompensaties voor groepen die het verevenings-
model wel expliciet via dummyvariabelen onderscheidt.
Een belangrijke vraag is welk van deze twee effecten zwaar –
der weegt. Voor een afgewogen antwoord dient een beoor –
deling plaats te vinden van de ernst van onder- en overcom –
pensaties (Van Kleef et al. , 2015b). Deze ernst hangt niet
alleen af van de hoogte van een onder- of overcompensatie
voor een bepaalde groep, maar ook van de kans op selectie
en de mogelijke effecten van selectieacties met betrekking
tot die groep. De kans op risicoselectie is afhankelijk van
de verwachte kosten en baten van risicoselectie, waarbij de
baten afhangen van onder andere de hoogte van de onder-
of overcompensatie, de omvang van de groep, de mate waar –
in zorg verzekeraars de groep selectief kunnen aanspreken
en de mate waarin verzekerden in de groep bereid zijn over
te stappen van zorgpolis. Hoe lager de verwachte baten
en/of hoe hoger de verwachte kosten, hoe kleiner de kans
op risicoselectie. De mogelijke effecten van selectieacties
hangen af van de potentiële vormen van risicoselectie met
betrekking tot een bepaalde subgroep. De meest ernstige
vorm is het afhouden van chronisch zieken door niet te in –
vesteren in de specifieke zorg die zij gebruiken (Van de Ven
et al. , 2015), in de internationale literatuur aangeduid met
quality skimping. In tegenstelling tot andere selectie-acties,
zoals selectieve marketing en selectieve acceptatie voor de
aanvullende verzekering , leidt quality skimping niet alleen
tot een afname van solidariteit en doelmatigheid maar ook
tot een afname van kwaliteit. Wanneer de samenleving quality skimping inderdaad
als de meest ernstige vorm van risicoselectie beschouwt, zijn
de uitkomsten van CR mogelijk te prefereren boven die van
de huidige vereveningssystematiek. Zoals geïllustreerd in
tabel 2 leidt CR namelijk tot een afname van de ondercom –
pensatie op groepen van chronisch zieken en dus ook tot
een vermindering van prikkels tot quality skimping. Voor
de groepen chronisch zieken die het vereveningsmodel
expliciet onderscheidt (FKG’s, DKG’s, HKG’s en MHK)
treedt zelfs een overcompensatie op, wat een prikkel geeft
actief te investeren in de kwaliteit van zorg voor deze groe –
pen. Weliswaar leidt CR tot een ondercompensatie voor de
groepen gezonde verzekerden die het model expliciet on –
derscheidt (geen FKG’s, DKG’s, HKG’s en MHK), maar
het is de vraag hoe ernstig dat is. Het afhouden van gezonde
verzekerden zal nauwelijks kunnen plaatsvinden via quality
skimping , aangezien deze verzekerden waarschijnlijk min –
der in kwaliteit zijn geïnteresseerd dan chronisch zieken.
Kortom, met het oog op de ernst van mogelijke selectie-
acties, is ondercompensatie van gezonden minder ernstig
dan ondercompensatie van chronisch zieken.
CONCLUSIE
Ter voorkoming van risicoselectie wordt de risicovereve –
ning tussen zorg verzekeraars per 2016 uitgebreid met een
nieuw vereveningskenmerk, gebaseerd op het gebruik van
wijkverpleging in het voorgaande jaar. Omdat dit nieuwe kenmerk de prikkels tot doelmatigheid vermindert, is

minister Schippers op zoek naar een alternatief dat
uiterlijk in 2019 moet worden ingevoerd. De methode
van constrained regression kan uitkomst bieden. Met deze
methode kunnen bij de schatting van het vereveningsmo –
del zodanige restricties worden opgelegd dat voor speci-
fieke groepen, zoals gebruikers van wijkverpleging in het
voorgaande jaar, het voorspelbare verlies uitkomt op een
van tevoren te bepalen bedrag , bijvoorbeeld nul euro. Een
belangrijk voordeel van deze methode ten opzichte van het
gebruik van een vereveningskenmerk gebaseerd op wijkver –
pleging is dat doelmatigheidsprikkels met betrekking tot
wijkverpleging intact blijven. Een voordeel van constrained regression ten opzichte
van de huidige vereveningssystematiek is dat niet alleen
voor de gebruikers van wijkverpleging in het voorgaande
jaar de compensatie verbetert, maar ook voor andere groe –
pen die het vereveningsmodel niet expliciet onderscheidt.
Daar staat echter tegenover dat voor groepen die het ver –
eveningsmodel wél expliciet onderscheidt, een onder- of
overcompensatie ontstaat. Om goed te kunnen bepalen
welk van deze twee effecten zwaarder weegt, dient in kaart
te worden gebracht bij welke groepen risicoselectie in be –
ginsel zou kunnen optreden. Voorts dient voor elk van deze
groepen een beoordeling plaats te vinden van de ernst van
een potentiële onder- of overcompensatie. Als deze voor de
ene groep zwaarder weegt dan voor een andere groep, dan
kan het gebruik van restricties een waardevolle aanvulling
zijn op de huidige vereveningssystematiek.
LITERATUUR
Kleef, R.C. van, R.C.J.A. van Vliet en W.P.M.M. van de Ven (2015a) Een innovatieve schattings-
methode voor de risicoverevening – Verkennend onderzoek naar mogelijkheden en effecten van
‘constrained regression’ . Rotterdam: Erasmus Universiteit Rotterdam.
Kleef, R.C. van, T.G. McGuire, R.C.J.A. van Vliet en W.P.M.M. van de Ven (2015b) Improving
risk equalization with constrained regression. NBER Working Paper, 21570.
Schut, F.T., R.C. van Kleef en W.P.M.M. van de Ven (2014) Zorgstelsel spoort nog onvoldoen-
de aan tot goede kwaliteit. ESB, 99(4686), 326–329.
Stam P. en J. Sonneveld (2015) De risicoverevening voor verpleging en verzorging. ESB,
100(4701), 26–28.
Stam P., J. Visser en R. Goudriaan (2015) Risicoverevening is geen panacee v
oor onder- en
overcompensatie. ESB, 100(4720), 592–596.
Tweede Kamer (2014) Risicovereveningsmodel 2015, 29689(529).
Tweede Kamer (2015). Risicoverevening 2016: verbetering compensatie chronisch zieken,
29689(617).
Ven, W.P.M.M. van de, en R.P. Ellis (2000) Risk adjustment in competitive health insurance
markets. In: A.J. Culyer en J.P. Newhouse (red.) Handbook of Health Economics, Amsterdam:
North-Holland, 755–845.
Ven, W.P.M.M. van de, R.C. van Kleef en R.C.J.A. van Vliet (2015) Hoe kan de N
Za risicoselec-
tie op de zorgverzekeringsmarkt meten? TSG, 93, 147–156.
Vliet R.C.J.A. van, en R.C. van Kleef (2014) Vervolgonderzoek risicoverevening 2015: voorspel-
lende waarde van het gebruik van extramurale verpleging en persoonlijke verzorging voor de zorg-
kosten. Rotterdam: Erasmus Universiteit Rotterdam.

Auteurs