Ga direct naar de content

Partiële begrotingsanalyse: Gezondheidszorg

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: september 24 2015

“De zorguitgaven lijken getemd, maar of dit ook structureel het geval is valt nog te bezien.”

Prinsjesdag 2015 ESB
561Jaargang 100 (4718) 24 september 2015
Zijn de zorguitgaven werkelijk getemd?
GEZONDHEIDSZORG
S
amen met de sociale zekerheid
vormt de zorg traditiegetrouw
de grootste uitgavenpost van de
rijksbegroting. In 2016 is dat niet
anders. Wat wel anders is, is dat de zorguit –
gaven zich beheerst ontwikkelen en minder
hard groeien dan in het verleden. Er is zelfs
sprake van een onder schrijding van het geraamde budget. Dit geeft
vertrouwen voor de toekomst. maar – indachtig de algemene waar –
schuwing van de Troonrede – is er geen aanleiding om rustig achter –
over te leunen. Want zoals het Ministerie van VWS terecht erkent:
“De druk op de uitgaven blijft groot.” In financiële zin vormt het Budgettair Kader Zorg (BKZ) het
hart van de VWS-begroting. Het BKZ fungeert als plafond voor
alle zorguitgaven op grond van de Zorg verzekeringswet (Zwv) en
de Wet langdurige zorg (Wlz), evenals voor een deel van de be –
grotingsuitgaven. In 2016 bedragen de bruto BKZ-uitgaven 72,9
miljard euro, en na aftrek van de eigen betalingen van burgers res-
teren er de netto BKZ-uitgaven ter grootte van 67,8 miljard. Het
leeuwendeel hiervan komt voor rekening van de Zvw, te weten 45,8
miljard. Hiervan kan vervolgens weer bijna de helft worden toe –
gerekend aan de medisch-specialistische zorg (21,1 miljard euro),
inclusief de honoraria van de vrij gevestigde medisch specialisten.
Het spreekt dan ook voor zich dat beheersing van de uitgaven aan
medisch-specialistische zorg cruciaal is om de totale zorguitgaven
blijvend in de hand te houden. En juist op dit punt is het nog te
vroeg om gerust te zijn. Allereerst spelen de bestuurlijke akkoorden die de minister van
VWS met het zorg veld is overeengekomen over een beperkte uitga –
vengroei momenteel nog een belangrijke rol. Deze vrijwillige afspra –
ken zijn echter eindig , en het valt nog maar te bezien in hoeverre
er een structurele omslag teweeg is gebracht. Selectieve inkoop van
‘zinnige en zuinige’ zorg door zorg verzekeraars is, anders dan be –
oogd, in ieder geval nog maar (zeer) beperkt van de grond gekomen.
De in de Eerste Kamer gesneuvelde poging van het kabinet om, via
een aanpassing van artikel 13 Zvw, het voor verzekeraars mogelijk
te maken ondoelmatige zorg geheel uit te sluiten van vergoeding
heeft op dit punt zeker niet geholpen. Het idee om verzekerden een
lager eigen risico in rekening te brengen wanneer er gebruik wordt
gemaakt van gecontracteerde zorg , zoals eerder aangedragen in de
beleidsbrief Kwaliteit loont, is inderdaad een logisch alternatief. Of
dit sturingsinstrument voldoende effect sorteert, is echter twijfel –
achtig , bijvoorbeeld omdat het precieze financiële voordeel voor
patiënten onzeker zal zijn. Daarnaast zorgt de voortschrijdende innovatie ervoor dat er
telkens nieuwe behandelmogelijkheden ontstaan. Veelal gaat dit gepaard met de ontwikkeling van nieuwe
en zeer dure geneesmiddelen. De media
berichten dezer dagen veelvuldig over de
schrijnende problemen die kunnen ont

staan wanneer patiënten om financiële re –
denen niet de juiste behandeling krijgen.
Er wordt voor 2016 weliswaar een nieuw
geneesmiddelenbeleid aangekondigd, maar in welke oplossing dit
moet resulteren, blijft vooralsnog onduidelijk. Een gemakkelijke
uitweg is in ieder geval niet voorhanden. De politiek uiterst ge –
voelige vraag hoeveel een gewonnen levensjaar in goede gezond –
heid maximaal mag kosten om de zorg betaalbaar te houden, kan
daarom simpelweg niet langer worden genegeerd. Tot slot hebben de vele fusies van ziekenhuizen en maatschap –
pen van specialisten ertoe geleid dat op regionaal niveau machts-
blokken zijn ontstaan. Prijsstijgingen liggen op de loer. Een strenger
mededingingstoezicht is dan ook hard nodig om het ontstaan en
misbruik van marktmacht te voorkomen. Alleen zo wordt een be –
tere zorginkoop gericht op meer doelmatigheid mogelijk. Het ko –
mende jaar zal moeten blijken of de ambities die op dit vlak door
VWS zijn uitgesproken ook worden waargemaakt. Kortom, de zorguitgaven lijken getemd, maar of dit ook struc-
tureel het geval is, valt nog te bezien. Om aan deze onzekerheid het
hoofd te bieden heeft de minister van VWS sinds enkele jaren ove –
rigens de wettelijke bevoegdheid om het zogeheten macrobeheers-
instrument (mbi) in te zetten. In de begroting van 2016 is dit ook
terug te vinden: wanneer achteraf blijkt dat de totale uitgaven aan
medisch-specialistische zorg het vooraf vastgestelde macroplafond
hebben overschreden, dan wordt deze overschrijding door de Ne –
derlandse Zorgautoriteit generiek verrekend over alle individuele
aanbieders naar rato van hun aandeel in de totale uitgaven. Hoezeer
ook begrijpelijk vanuit het perspectief van de overheidsfinanciën,
is dit ten principale een zeer dubieuze handelswijze. Alleen al de
dreiging dat het mbi eventueel kan worden ingezet, werkt vanwege
de perverse prikkels die ervan uitgaan namelijk marktverstorend.
Doelmatige zorgaanbieders lopen het risico te worden gestraft en
het lokt anticiperend gedrag uit in de vorm van strategische prijs-
verhogingen. Het kabinetsvoornemen om het mbi gerichter in te
zetten op niet-gecontracteerde zorg biedt hier geen soelaas. Zo’n
gedifferentieerde toepassing is niet alleen uiterst complex, maar
tevens juridisch kwetsbaar en dus praktisch onuitvoerbaar. Het is
daarom zonder meer verstandig om, onder andere door het aanpak –
ken van de eerder genoemde knelpunten, onverminderd in te blij –
ven zetten op verbetering van de (selectieve) zorginkoop zodat dit
paardenmiddel op de plank kan blijven.
ESB Prinsjesdag 2015
MARCO VARKEVISSER
Universitair hoofddocent aan de Erasmus Universiteit Rotterdam

Auteur