Ga direct naar de content

Input/output

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juli 8 2015

w
ESB Input / output
390Jaargang 100 (4713 & 4714) 9 juli 2015
Input // output
Amsterdamse matching
Na de basisschool kiezen scholieren hun gewens-
te middelbare school. In de grotere steden is het
echter mogelijk dat populaire scholen te veel aan –
meldingen krijgen waardoor een deel van de aan –
meldingen wordt uitgeloot. De uitgelote scholier
moet zich dan achteraf opnieuw aanmelden voor
een school die nog wel plaatsen vrij heeft, waarbij
er een kans bestaat dat zijn tweede keus ook vol zit.
Om deze reden zullen sommige scholieren kiezen
voor een haalbare school in plaats van een eerste
keus. De Haan et al . stellen daarom het systeem
van ‘latente toelating’ voor, waarin de scholier
een voorkeursranglijst opstelt. Het systeem wijst
de uitgelote scholieren voorlopig toe aan de num –
mer twee op de ranglijst. Bij te veel aanmeldingen vindt er weer een loting met alle aanmeldingen
plaats en schuiven de uitgelote scholieren door
naar nummer drie. Dit proces herhaalt zich
totdat alle scholieren een plaats hebben, waarin
de scholier zich niet telkens hoeft in te schrij

ven. Door Amsterdamse scholieren in 2013 te
vragen om naast hun officiële aanmelding een
voorkeurslijst op te geven, konden de auteurs de
toewijzing onder ‘latente toelating’ simuleren
en vergelijken met het huidige systeem. Uit de
resultaten komt naar voren dat onder ‘latente
toelating’ scholieren gemiddeld vaker terecht –
komen op scholen hoog op hun ranglijst.
Haan, M. de, P.A. Gautier, H. Oosterbeek en B. van der
Klauw (2015) The performance of school assignment
mechanisms in practice. IZA Discussion Paper, 9118.
Levensver wachting
Hoe juister de aannames van een model feitelijk
zijn, hoe beter het de werkelijkheid weerspiegelt.
Zo nemen bepaalde economische modellen over
levensverzekeringen aan dat de individuen hun ei-
gen levensverwachting accuraat kunnen inschatten.
Bago d’Uva et al. onderzochten deze aanname en
bekeken hoe scholing deze beïnvloedt. Ze maakten
gebruik van enquêtes waarin om de twee jaar vanaf
1992 aan Amerikaanse ouderen werd gevraagd hoe
groot zij de kans achten om een bepaalde leeftijd te
halen. Uit vergelijking van de schattingen van men –
sen met de daadwerkelijke levensduur kwam naar
voren dat een individu zijn levensverwachting goed
inschat. Dit geldt vooral voor hoogopgeleiden,
laagopgeleiden hebben meer moeite, waardoor hun
beslissingen vaker suboptimaal zijn. De auteurs ra –
den daarom aan om deze groep mensen te adviseren
bij beslissingen waarin een accurate levensverwach –
ting nodig is.
Bago d’Uva, T., E. Erdogan-Ciftci, O. O’Donnell en E. van
Doorslaer (2015) Who can predict their own demise? Accu-
racy of longevity expectations by education and cognition.
Tinbergen Institute Discussion Paper , 052.
Onder tewerkstelling
Pas afgestudeerden zijn niet altijd in
de gelegenheid een baan te accepte-
ren die correspondeert met hun kun-
nen. Verbruggen et al. volgden tien
jaar lang ruim driehonderd rond 1998
afgestudeerde Nederlanders. Ie-
mand die een baan nam waarvoor hij
of zij overgekwalificeerd was, bleek
ook later minder te verdienen. Een
baan die niet aansluit op iemands
vaardigheden had geen significant
effect op loon, maar wel een nega-
tief effect op tevredenheid over de
baan. Hoewel ondergekwalificeerd
werk op korte termijn werkervaring
oplevert en werkloosheid voorkomt,
kunnen de gevolgen op lange ter-
mijn dus negatiever uitpakken.
Verbruggen, M. et al. (2015) Does early-
career underemployment impact future
career success? A path dependency per-
spective. ROA Research Memorandum, 7.
Ondoorzichtig en liquide
Een financieel product geldt als ondoorzichtig wan –
neer er weinig publiek bekend is over de verwachte
opbrengst. Eigenaars kunnen wel informatie verza –
melen, maar bij een hoge ondoorzichtigheid kan
dit negatief uitpakken. De potentiële koper weet
immers – in tegenstelling tot de eigenaar– niet of
het product winstgevend is, waardoor er een nega –
tieve risicoselectie ontstaat en het product minder
liquide wordt. Stenzel en Wagner bevestigen dit
door een model te schatten met gegevens van Ame –
rikaanse bedrijven. In het model waarin de eigenaar
ervoor kiest om tegen een vaste prijs meer te leren
over zijn product, blijkt dat hij enkel bij gematigde
ondoorzichtigheid meer leert. Een volledig door –
zichtig product heeft immers geen informatieverza –
meling nodig , terwijl bij volledige ondoorzichtig –
heid het zou leiden tot illiquiditeit. Het is daarom
sociaal optimaal kunnen zijn om de ondoorzichtig –
heid juist te verhogen – bijvoorbeeld met complexe
structuren – zodat kostbare verzameling van infor –
matie wordt ontmoedigd.
Stenzel, A. en W. Wagner (2015) Opacity and liquidity. CEPR
Discussion Paper, 10665.
11.733
miljoen euro
In het rood
In mei 2015 daalden de rode cijfers op betaalreke-
ningen naar 11.733 miljoen euro. Ter vergelijking be-
droeg het uitstaande debiteurensaldo begin dit jaar
12.553 miljoen euro. Het saldo schommelt sinds de
start van de metingen – midden 2014 – rond de 12 miljoen euro, waardoor het onduidelijk blijft of er
sprake is van een opwaartse dan wel neerwaartse
trend.
CBS (2015) Roodstand op betaalrekeningen. Bericht op
cbs.statline.nl, 30 juni.

w
Input / output ESB
391Jaargang 100 (4713 & 4714) 9 juli 2015
Verzekerde buitenlanders
Om te voorkomen dat zorg verzekeraars enkel klanten
selecteren met de laagste te verwachten zorgkosten,
compenseert een vereveningsfonds wanneer de zorg-
kosten hoger of lager uitvallen dan verwacht. Tempel –
man en Lammers schatten de mate waarin zorgkosten
bij buitenlandse seizoenarbeiders afwijken van het
gemiddelde. Een hypothese is dat deze seizoenarbei-
ders minder uitgeven aan zorg omdat ze vaak maar
tijdelijk in Nederland zijn en minder zorg gebruiken.
Uit de schattingen blijkt dat in 2012 verzekeraars een
winst boekten tussen 285 en 320 euro per buitenland –
se seizoenarbeider. Dit duidt erop dat de verevenings-
fonds dit soort verzekeringen overcompenseert.
Tempelman, C. en M. Lammers (2015) Buitenlandse seizoen-
arbeiders. SEO Rapport, 2015(26).
Ronde prijzen
Hoewel er slechts een klein verschil zit tussen het
precieze bedrag van 99 euro en het ronde bedrag
van 100 euro, zit er een groot psychologisch ver –
schil tussen de twee prijzen. Backus et al. vergeleken
het gebruik van ronde en precieze prijzen met gege –
vens van de consument-gedreven veilingsite EBay.
Doordat een product op EBay beschikbaar is in de
Verenigde Staten en Engeland, maakten de onder –
zoekers gebruik van het feit dat een rond bedrag
in ponden door de wisselkoers een precies bedrag
in dollars wordt. Biedingen met ronde prijzen ont –
vangen een lager bod, maar worden daarentegen
ook eerder verkocht ten opzichte van aanbiedingen
met precieze prijzen. De auteurs beredeneren dat
wanneer een aanbieder zijn product een ronde prijs
geeft, hij daarmee signaleert hij zijn product snel wil
verkopen ten koste van een hogere prijs.
Backus, M., T. Blake en S. Tadelis (2015) Cheap talk, round
numbers, and the economics of negotiations. NBER Working
Paper, 21285.
Loonongelijkheid
Hoewel topsalarissen en hoge
bonussen binnen een bedrijf nog
steeds veel wenkbrauwen laten
fronsen, is er nog maar weinig on-
derzoek gedaan naar het verband
tussen het gedrag van bedrijven
en de toenemende loonongelijk-
heid. Song et al. onderzochten dit
verband aan de hand van adminis-
tratieve gegevens over Amerikaan-
se werknemers voor de periode
1978–2012. Ze vonden dat de stij-
gende loonongelijkheid niet wordt
verklaard door het gat tussen een
hoogbetaalde medewerker, zoals
een algemeen directeur, en een
gemiddelde werknemer, maar door
het gat in beloning tussen bedrij-
ven. De auteurs spreken daarom
niet van topsalarissen maar van
‘topbedrijven’, waarbij werkne-
mers binnen dit soort bedrijven de
groeiende ongelijkheid nauwelijks
te merken is.
Song, J., D.J. Price, F. Guvenen en N.
Bloom (2015) Firming up inequality.
NBER Working Paper, 21199.
Financiële stabiliteit
Om een goed beeld te krijgen van
financiële stabiliteit gebruiken be-
leidsmakers de zogeheten Financi-
al Stress Index. Deze index is geba-
seerd op verschillende indicatoren
waaronder aandelenprijzen, wis-
selkoersen en rentestanden. Uit
een modelschatting van Vašíček et
al. komt naar voren dat deze indi-
catoren als variabelen nauwelijks
de dynamieken binnen de Financial
Stress Index verklaren. De auteurs
concluderen daarmee dat het las-
tig is om de financiële stabiliteit te
voorspellen.
Vašíček, B. et al. (2015) Leading indica-
tors of financial stress: new evidence.
DNB Working Paper, 476.
Zorgelijk marktfalen
Het nastreven van doelmatige zorg houdt in dat de
overheid zowel de kwaliteit als de betaalbaarheid
van de zorg dient te verbeteren. Bij het verbeteren
hiervan spelen vormen van marktfalen zoals infor –
matieasymmetrie en beperkte rationaliteit een grote
rol. Douven et al. stellen verschillende aanknopings-
punten voor die doelmatigheid vergroten en deze
vormen van marktfalen tegengaat. Zo pleiten ze
voor meer openbare informatie over behandelingen
zodat de kans afneemt op misbruik van de informa –
tievoorsprong die de arts heeft op de patiënt. Een
mogelijkheid hiertoe is dat de overheid gestandaar –
diseerde kwaliteitsinformatie over behandelingen
beschikbaar maakt. Dat de patiënt nu zijn zorgaan –
bieder kan kiezen op basis van kwaliteit, prikkelt
zorgaanbieders om de kwaliteit te verhogen.
Douven, R., R. Zoutenbier en M. Bijlsma (2015) Vijf aankno-
pingspunten voor doelmatigheid in de curatieve zorg. CPB
Policy Brief, 2015(12).
Naar het groen
De hoeveelheid opgewekte windenergie in Neder-
land steeg in 2014 van 4856 naar 5097 miljoen ki-
lowattuur. Dit komt in totaal neer op een benutte
productiecapaciteit van 22,9 procent. Per vierkante
meter leveren de windmolens 879 kilowattuur op, wat neerkomt op ruim 1300 uur stofzuigen. In de
berekeningen werden de windmolens op zee niet
meegenomen.
CBS(2015)
Windenergie op land; productie en capaciteit
naar ashoogte. Bericht op statline.cbs.nl, 29 juni
5097
miljoen kilowattuur
Europese emissiehandel
Sinds het Verdrag van Kyoto in 1997 probeert de
Europese Unie de uitstoot van broeikasgassen te
beperken met emissiehandel. In dit kader moeten
bedrijven voortaan vanaf 2005 een beperkte hoeveel –
heid uitstootrechten kopen die ze kunnen gebruiken
of onderling verhandelen. Om te voorkomen dat
bestaande bedrijven hun fabrieken verplaatsen naar
het buitenland, ontvangen ze een deel van de rech –
ten gratis. Omdat kleine bedrijven hierdoor relatief
veel uitstootrechten ontvingen, moet sinds 2012
een bedrijf een bepaald productieniveau hebben om
emissierechten gratis te ontvangen. Een dergelijke
drempel zou de uitstoot bij kleinere bedrijven ver –
minderen, maar geeft ook een perverse prikkel om
de productie, en daarmee de uitstoot, te verhogen.
Branger et al. bevestigen deze gedachtegang door
gegevens van ruim tweehonderd klinkerfabrieken te
onderzoeken. De drempel beperkte het aantal uitge –
geven emissierechten, niettemin steeg de klinkerpro –
ductie met ruim 6,4 miljoen ton. Wanneer het aantal
rechten voor een bedrijf afhankelijk is van het pro –
ductieniveau, verdwijnt de perverse prikkel en blijkt,
uit een simulatie, de uitstoot aanzienlijk af te nemen.
Branger, F., J. Ponssard, O. Sartor en M. Sato (2015) EU ETS,
free allocations and activity level threshold: the devil lies in
the detail. CESifo Working Paper, 5394.

Auteur