Ga direct naar de content

Schattingsonzekerheid outputgap in crisistijd

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: november 5 2014

De onzekerheid in de schattingen van de potentiële groei en de outputgap was de afgelopen jaren hoog. Voorzichtigheid bij het gebruik van de outputgap voor monetair en fiscaal beleid is geboden.

ESB Groei & Conjunctuur

groei

& conjunctuur

Schattingsonzekerheid
outputgap in crisistijd
De outputgap is een veelgebruikt instrument voor monetair en
begrotingsbeleid. Gedurende de crisis heeft de tegenvallende gerealiseerde economische groei herhaaldelijk geleid tot neerwaartse
aanpassingen van de potentiële groeischatting – en daarmee van de
output gap. Een analyse van de onderliggende productiefactoren
in Spanje laat zien waarom de schatting gevoelig is voor conjunctuurinvloeden. Voorzichtigheid bij het gebruik van de outputgap
lijkt dan ook geboden.

marcel
weernink
Econoom bij
Rabobank

690

D

e outputgap is een indicator van de conjunctuurstand van de economie. Een zeer
positieve outputgap betekent dat de productie boven het potentieel ligt en dat
daarmee de inflatoire druk toeneemt. Een
negatieve outputgap duidt erop dat de vraag lager ligt dan wat
de economie zou kunnen produceren. Deze overcapaciteit leidt
tot lagere prijsstijgingen of zelfs prijsdalingen en een werkloosheid hoger dan het structurele niveau. Hiermee is de outputgap
een nuttig concept voor economen en beleidsmakers. Bijvoorbeeld de Europese Commissie gebruikt het voor het cyclisch
schonen van het begrotingstekort en het schuldsaldo. Een probleem van de outputgap is echter dat deze niet exact te meten
is, maar slechts geschat kan worden. Er zijn daarbij soms grote
verschillen tussen de schattingen van beleidsinstellingen. Ook
zijn deze inschattingen fors bijgesteld gedurende de huidige
crisis. Omdat de outputgap het verschil is tussen het werkelijke
en het potentiële bbp-volume, levert de fors bijgestelde raming
van de laatste variabele in de afgelopen jaren tot veel revisies in
de outputgap. Een actuele beleidsvraag is of de huidige economische zwakte ook heeft geleid tot een lagere potentiële groei,
een vraag die een van de pijlers is onder de theorie van seculaire stagnatie (Teulings en Baldwin, 2014). Een nadere blik op
de neerwaartse bijstelling van het economisch potentieel van
Spanje toont hoezeer dit is gevoed door conjuncturele ontwikkelingen. Dit illustreert waarom de outputgap niet mechanisch
gebruikt moet worden als cyclisch schonend instrument ter ondersteuning van fiscale en monetaire beleidskeuzes.

Spanje

Gedurende de huidige financiële crisis heeft de Europese
Commissie de potentiële groeiramingen en daarmee de outputgapschattingen met relatief grote cijfers bijgesteld – voor
alle landen (Weernink, 2014) en in het bijzonder voor Spanje. Figuur 1 toont de veranderende inschatting voor de Spaanse potentiële groei in de voorjaarsraming van het jaar ervoor
(t–1), in het jaar zelf (t), het jaar erop (t+1) en in de meest
recente voorjaarsraming (2014). In jaren waarin de gerealiseerde economische groei tegenviel, is ook de schatting van de
potentiële groei naar beneden toe bijgesteld. Ook ­ ereanu et
T
al. (2014) kwamen tot dezelfde conclusie. Zij stelden vast dat
een kortetermijnbijstelling van één procentpunt van de bbpgroei resulteerde in een aanpassing van 0,2 tot 0,3 procentpunt van de potentiële groei op de lange termijn.
Voor het schatten van de potentiële groei gebruikt de
Europese Commissie de productiefunctiemethode (D’Auria
et al., 2010). Deze is gebaseerd op een Cobb-Douglas-­
productiefunctie, waarbij kapitaal, arbeid en de totale factorproductiviteit (TFP) samen de potentiële groei bepalen. Voor
het bepalen van de trendmatige tijdreeks van de onderliggende
componenten wordt gebruikgemaakt van statistische methoden, zoals het Hodrick-Prescott-filter of de Kalman-filter­
techniek. Een helder overzicht van de voor- en nadelen van de
verschillende methodes wordt gegeven door Cotis et al. (2005)
en Gerlach (2011). Doordat de Europese Commissie de ramingen van het potentiële bbp uitsplitst in de bijdragen vanuit
de productiefactoren, verstrekt zij daarmee inzicht in waarom
de potentiële groeicijfers – en daarmee de outputgap – zo sterk
zijn bijgesteld gedurende de crisisjaren. Een analyse van deze
groeibijdragen laat zien waarom de schatting van het poten­
tieel meebeweegt met de conjuncturele stand van de economie.
Arbeid

De bijdrage van arbeid aan de potentiële groei is afhankelijk
van vier factoren: de groei van de potentiële beroepsbevolking, de trendmatige arbeidsparticipatiegraad, de structurele werkloosheid die geen loonstijging tot gevolg heeft (Non
Accelerating Wage Rate of Unemployment, NAWRU) en ten
slotte het aantal gewerkte uren per werknemer. Hierbij is
de inschatting van de groei van de beroepsbevolking en het
aantal gewerkte uren gedurende de crisisjaren vrij constant

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

Jaargang 99 (4697) 6 november 2014

Groei & Conjunctuur ESB

gebleven. Voor de arbeidsparticipatiegraad geldt dat niet.
Terwijl de Europese Commissie gedurende de eerste jaren van
de crisis de participatiegraad nog vrij constant liet stijgen, is
deze gedurende de jaren steeds meer naar beneden toe bijgesteld. Dit kan verklaard worden door de methode waarop de
trendmatige arbeidsparticipatiegraad wordt geschat op basis
van de gerealiseerde participatiegraad. Hiervoor wordt een
Hodrick-Prescott-filter gebruikt dat veel last heeft van het
eindpuntprobleem, waardoor de trend te veel naar beneden
toe wordt bijgesteld tijdens een langdurige crisis (Cohen-Setton en Yatsynovich, 2012). De stagnerende participatiegraad
heeft daarmee geen positieve impuls aan de potentiële bbpgroei kunnen geven. Ook in eerdere crisisperiodes hebben
zware recessies een negatief effect gehad op de werkelijke, en
daarmee ook op de verwachte, arbeidsparticipatiegraad – het
zogenaamde hysterese-effect op de arbeidsparticipatie (Duval et al., 2011). Waar deze hysterese in eerdere crises echter
kon worden verklaard door vervroegde uittreding van oudere
werknemers, lijkt nu de hoge werkloosheid een deel van de
beroepsbevolking – vooral jongeren en laagopgeleiden – te
ontmoedigen om nog een baan te zoeken (Bouis et al., 2012).
Een nog groter effect op de arbeidsbijdrage ligt in de veranderde inschatting van de structurele werkloosheidsratio die
geen loonstijging tot gevolg heeft (figuur 2). Door de jaren
heen is deze fors naar boven toe bijgesteld. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat een gedeelte van de arbeidskrachten
die tijdens de crisis werkloos zijn geworden, langdurig werkloos zal blijven. In bepaalde sectoren, zoals de bouw, zal een
deel van de werkgelegenheid permanent zijn verdwenen. Om
deze arbeidskrachten weer van waarde te laten worden voor
de productiecapaciteit van een economie zullen zij zich moeten omscholen, wat tijd kost. Door de verhoogde NAWRU
heeft dit een negatief effect op de groeibijdrage van arbeid
op de potentiële groei – het zogenaamde hysterese-effect op
werkloosheid (Guichard en Rusticelli, 2010).
In 2014 is de NAWRU voor Spanje juist sterk naar beneden toe bijgesteld, met ongeveer zes procentpunten in de
voorspelperiode vanwege een nieuwe methodologie (Europese Commissie, 2014). Terwijl de Europese Commissie voor
2014 gebruikmaakte van een Phillipscurve met terugkijkende
verwachtingen, gebruikt zij nu de curve met vooruitkijkende
verwachtingen. Hierdoor wordt de NAWRU minder cyclisch
bepaald. In landen met een hoge werkloosheid, zoals Griekenland, Portugal en Spanje, is daardoor de conjuncturele
component groter geworden, wat resulteert in een grotere,
negatieve outputgap.
Het is echter de vraag of de NAWRU niet nog steeds te
hoog ligt voor Spanje. Onder anderen Krugman (2013) stelde
dat de lonen weer snel hadden moeten stijgen als het werkloosheidscijfer zo dicht bij de structurele werkloosheid lag. Dat
dit niet gebeurde, was volgens hem daarmee een teken dat de
NAWRU was overschat en dat de outputgap te rooskleurig
werd ingeschat. Dat de NAWRU zelfs met de nieuwe methodologie met 57 procent is gestegen in de periode 2007–2014, lijkt
aan te geven dat de kritiek van Krugman nog steeds relevant is.
Kapitaal

Een veel lagere dan eerder verwachte investeringsratio veroorzaakt de steeds kleiner wordende bijdrage vanuit kapitaal.
Voor de langere termijn neemt de Europese Commissie echter
Jaargang 99 (4697) 6 november 2014

EC-schattingen potentiële groei Spanje

figuur 1

In procenten potentieel bbp

4
3
2
1
0
-1
-2

2006

2007

2008

2009

t-1

2010

t

2011

t+1

2012

2013

2014

Bron: Europese Commissie

EC-schattingen structurele werkloosheid
28

figuur 2

In procenten beroepsbevolking

26
24
22
20
18
16
14
12
10
8
6
‘91

‘94
2008

‘97
2009

‘00

‘03
2010

‘06
2011

‘09
2012

‘12
2013

‘15

‘18

2014

Bron: Europese Commissie

aan dat de investeringsratio weer teruggaat naar een middellangetermijngemiddelde. In een balansrecessie waarin zowel
private partijen als de overheden bezig zijn met aflossen van
schulden, is het echter niet realistisch te veronderstellen dat
de investeringsgraad en daarmee de potentiële groei weer snel
In (Koo, 2014).
zal stijgenprocentpunt
1,4

1,2
Totale factorproductiviteit

De totale factorproductiviteit (TFP) vat zowel de bezettings1,0
graad als de technologische staat van de productiefactoren
0,8
kapitaal en arbeid samen. Voor het verleden wordt de TFPbijdrage gemeten als het verschil tussen de bbp-groei en de bij0,6
dragen vanuit kapitaal en arbeid (het Solow-residu). Omdat
0,4
de TFP-groei geen tastbare productiefactor is die gemeten kan
worden, moet deze door middel van het Solow-residu geschat
0,2
worden, wat veelal resulteert in een volatiele tijdreeks. Deze
0,0
wordt daarom door de Europese Commissie trendmatig gemaakt met statistische methoden. In 2010 is ze hierbij over-0,2
‘91
‘97
‘06
‘09
gestapt van het ‘94
HP-filter naar ‘00 Kalman-filter, waarbij in-‘12
een ‘03
2008
2009
2010
2011
2013
formatie uit de capaciteitsbenutting gebruikt wordt2012 Auria
(D’

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

‘15

‘18

2014

691

2008

2009

2010

2011

2012

2013

2014

ESB Groei & Conjunctuur

EC-schattingen TFP-groeibijdrage
1,4

figuur 3

In procentpunt

1,2
1,0
0,8
0,6

Voor economisch beleid betekent de schattings­
onzekerheid dat er voorzichtigheid in acht moet worden genomen bij het gebruik van de outputgap als instrument bij het
zetten van monetair of begrotingsbeleid. Na enkele jaren kan
door een andere inschatting van het economisch potentieel
het structurele saldo er heel anders uit komen te zien, ondanks
dat het primaire saldo ongewijzigd is gebleven. Voor economen is er daarom nog genoeg werk te doen om de potentiële
groeischattingen stabieler en daarmee structureler van aard te
maken.

0,4
0,2
0,0
-0,2

Literatuur
Borio, C., P. Disyatat en M. Juselius (2013) Rethinking potential
‘91

‘94
2008

‘97
2009

‘00

‘03
2010

‘06
2011

‘09
2012

‘12
2013

‘15

‘18

2014

Bron: Europese Commissie

output: embedding information about the financial cycle. BIS Working Paper, 404.
Bouis, R., B. Cournède en A.K. Christensen (2012) Implications of
output gap uncertainty in times of crisis. OECD Economics Department Working Paper, 977.
Cohen-Setton, J. en Y. Yatsynovich (2012) Blogs review: HP filters

et al., 2010). De reden hiervoor is dat de Europese Commissie
onderschreef dat de TFP-groeischattingen instabiel zijn aan
het einde van de steekproefperiode. Aangezien het HP-filter
geen rekening houdt met het onderliggende economische systeem en veel last heeft van het eindpuntprobleem, en de werkelijke TFP-groei veelvuldig gereviseerd wordt, leidt het gebruik
van het HP-filter tot grote bijstellingen in de trendmatige
TFP-groei. Of het Kalman-filter ook tot veel stabielere TFPgroeibijdrages heeft geleid, is nog de vraag; de aanpassingen
tussen de verschillende ramingsrondes zijn nog steeds groot
(figuur 3). De trendmatige groei wordt daarna doorgetrokken
naar de toekomst, maar het is moeilijk vast te stellen of dit correct is. Zoals beschreven in Bouis et al. (2012) zijn er argumenten te vinden zowel voor het hoger uitvallen van de TFP-groei
na een crisis als voor het lager uitvallen hiervan. Zo worden
R&D-uitgaven tijdens een crisis vaak beperkt, maar neemt de
efficiency binnen bedrijven juist toe. Ook laat de geschiedenis
zien dat de ontwikkeling van de TFP-groei na een financiële
crisis voornamelijk afhangt van economisch beleid. Daarnaast
hangt de productiviteitsgroei ook af van de mate van technologische vooruitgang. Op dit gebied zijn de meningen sterk
verdeeld; Gordon (2014) schets bijvoorbeeld een pessimistisch beeld en Mokyr (2014) een optimistisch beeld. Maar in
ieder geval kan worden gesteld dat met de huidige methodiek
schattingen gevoelig zijn voor de recente ontwikkelingen van
de conjuncturele stand van de economie.

and business cycles. Blog op www.bruegel.org.
Cotis, J.-P., J. Elmeskov en A. Mourougane (2005) Estimates of
potential output: benefits and pitfalls from a policy perspective.
In: Reichlin, L. (red.) The euro area business cycle: stylized facts and
measurement issues. Parijs: OESO.
Darvas, Z. en A. Simon (2013) Sustainability as determinant of potential
output in open economies. Presentatie op de UN DESA Expert Group
Meeting on the World Economy, 21–23 oktober, New York.
D’Auria, F., C. Denis, K. Havik et al. (2010) The production function
methodology for calculating potential growth rates and output
gaps. European Economy. Economic Paper, 420.
Duval, R., M. Eris en D. Furceri (2011) Labour force participation
hysteresis in industrial countries: evidence and causes. OECD Economics Department Working Paper, 875.
Europese Commissie (2014) The revised methodology for calculating output gaps. Brussel: Europese Commissie.
Gerlach, P. (2011) The global output gap: measurement issues and regional
disparities. Basel: Bank of International Settlements (BIS).
Gordon, R.J. (2014) The turtle’s progress: secular stagnation
meets the headwinds. In: Teulings, C. en R. Baldwin (red.), Secular
stagnation: facts, causes, and cures. Londen: CEPR, 47-60.
Guichard, S. en E. Rusticelli (2010) Assessing the impact of the
financial crisis on structural unemployment in OECD countries.
OECD Economics Department Working Paper, 767.
Koo, R.C. (2014) Balance sheet recession is the reason for secular
stagnation. In: Teulings, C. en R. Baldwin (red.), Secular stagnation:
facts, causes, and cures. Londen: CEPR, 131–164.

Conclusie

692

Krugman, P.R. (2013) The pain in Spain is not hard to explain (won-

De onzekerheid in de schattingen van de potentiële groei en
de outputgap was de afgelopen jaren hoog. Gedeeltelijk komt
dit door veranderende inzichten over in hoeverre tijdelijke
negatieve factoren langdurig worden en daarmee de potentiële groei drukken, waardoor het direct raakt aan de huidige
discussie over seculaire stagnatie. Ook is het schatten van de
potentiële groei een werkterrein dat nog volop in ontwikkeling is. Zo wordt er nu onderzocht of de handelsbalans bruikbaar is voor het bepalen van de conjuncturele stand van de
economie (Darvas en Simon, 2013) en hoe de kredietcyclus
in de groeimodellen te verwerken is (Borio et al., 2013).

kish). Blog op www.nytimes.com
Mokyr, J. (2014) Secular stagnation? Not in your life. In: Teulings,
C. en R. Baldwin (red.), Secular stagnation: facts, causes, and cures.
Londen: CEPR, 83–90.
Tereanu, E., A. Tuladhar en A. Simone (2014) Structural balance
targeting and output gap uncertainty. IMF Working Paper, 107.
Teulings, C. en R. Baldwin (2014) Oorzaken van en remedies voor
seculaire stagnatie. ESB, 99(4997), 680–683.
Weernink, M. (2014) De zin en onzin van de ‘output gap’. Rabobank
Special. Utrecht: Rabobank.

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

Jaargang 99 (4697) 6 november 2014

Auteur