Ga direct naar de content

Input/output

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: november 5 2014

.

ESB Input / output

Input //output
Zorgconcurrentie

is toegenomen, wat kan wijzen op toegenomen
concurrentiedruk. De aanwezigheid van grote
onbenutte schaalvoordelen, die na de hervorming ook nog eens zijn toegenomen, laat echter
zien dat niet alle efficiëntievoordelen in de zorgmarkt zijn behaald. De auteurs concluderen dat
de concurrentiedruk toenam tot 2006, toen
door toetreding van grote publieke verzekeraars
sterk afnam, maar sindsdien weer toeneemt.

Bikker en Popescu onderzoeken empirisch of
de hervorming van de Nederlandse zorgverzekeringsmarkt in 2006 heeft geleid tot meer
concurrentie tussen zorgverzekeraars. De auteurs gebruiken hiervoor gegevens over de kostenefficiëntie van verzekeraars over de periode
1995–2012. Een aanname is dat een hogere efficiëntie en daarnaast een grotere impact van marginale kosten op winst en marktaandeel, wijzen
op toenemende concurrentie. Het blijkt dat de
impact van marginale kosten op de marktaandelen van verzekeraars na de hervorming licht is
afgenomen, maar dat de impact op winsten sterk

Bikker, J.A. en A. Popescu (2014) Efficiency and competition in the Dutch non-life insurance industry: effects
of the 2006 health care reform. Tjalling C. Koopmans Research Institute Discussion Paper, 012.

Participatieprikkels

Verhuizen

Allochtone Nederlanders die naar
een nieuwe woonwijk willen verhuizen zijn daartoe minder vaak
in staat dan autochtonen. Wanneer het wel lukt, komen ze vaak
opnieuw in een relatief arme wijk
terecht. Dit volgt uit onderzoek
van Boschman et al. met gegevens
uit enquêtes met Nederlandse
huiseigenaren en gegevens over
hun woonsituatie over de periode
2006–2009. In de enquête werd
huiseigenaren gevraagd of ze van
plan waren te verhuizen, waarna
de auteurs onderzochten of ze hier
ook daadwerkelijk in slaagden.
Selectieve mobiliteit blijkt dus van
grote invloed op de samenstelling
van woonwijken.

Een CO2-belasting kan, in tegenstelling tot de achterliggende beleidsdoelstelling, juist leiden tot meer
consumptie van fossiele brandstoffen, de zogenaamde groene paradox. Dit komt doordat er door
de belasting in de toekomst een lagere vraag naar
olie zal zijn waardoor olieproducenten nu meer
olie zullen aanbieden. Dit resulteert in lagere olieprijzen en daardoor meer olieconsumptie vandaag.
Belangrijk hierbij is ook het effect van de rente, die
immers de prijzen in de toekomst relatief ten opzichte van vandaag bepaalt. Van der Meijden et al.
laten aan de hand van een theoretisch model zien
dat renteveranderingen de groene paradox zowel
kunnen versterken als verzwakken. Zo wordt de paradox versterkt wanneer olie importerende landen
ongeduldiger zijn dan olie exporterende landen, en
omgekeerd. Uit modelschatting blijkt dat het effect
van de groene paradox in werkelijkheid klein zal
zijn.

Boer, H.-W. de, E.L.W. Jongen en J. Kabatek (2014) The effec-

Boschman, S., R. Kleinhans en M. van

Meijden, G. van der, F. van der Ploeg en C. Withagen (2014)

tiveness of fiscal stimuli for working parents. CPB Discussion

Ham (2014) Ethnic differences in rea-

International capital markets, oil producers and the green

Paper, 286.

lising desires to leave the neighbour-

paradox. CESifo Working Paper, 4981.

Een inkomensafhankelijke aanvullende combinatiekorting is bedoeld voor tweede verdieners van
ouders met jonge kinderen en neemt toe met het inkomen. Dit fiscale instrument blijkt het meest kosteneffectief om de arbeidsparticipatie van ouders
met jonge kinderen te stimuleren. De kinderopvangtoeslag en een aanvullende combinatiekorting
met een vast bedrag zijn minder kosteneffectief. De
kinderopvangtoeslag en de vaste aanvullende combinatiekorting zijn wel meer kosteneffectief dan de
gewone combinatiekorting die zowel aan tweede als
aan eerste verdieners wordt gegeven, omdat eerste
verdieners veel minder sterk reageren op financiële prikkels. De kinderopvangtoeslag is nauwelijks
minder kosteneffectief voor lagere dan voor middel- en hogere inkomens. Dit alles volgt uit empirisch onderzoek van De Boer et al. met gegevens
over 9183 werknemers met jonge kinderen in Nederland over de periode 1999–2009.

Groene paradox

hood. IZA Discussion Paper, 8461.

Productiviteit

Meer dan de helft van de jongeren van 18 tot 35 jaar
denkt dat werknemers tot 35 jaar productiever zijn dan
werknemers van 55 jaar en ouder. Van de ouderen vindt
minder dan een kwart dat, maar vindt bijna 35 procent
dat oudere werknemers juist productiever zijn dan jon-

674

51%

geren. Gemiddeld denkt veertig procent dat er geen
verschil is in productiviteit. Over het algemeen hebben
hoger­opgeleiden een positiever beeld van jongere werknemers.
CBS (2014) Oudere werknemer stressbestendiger, jongere beter
met technologie? CBS Webmagazine, 29 oktober.
Jaargang 99 (4697) 6 november 2014

Input / output ESB

Flexibel werken

Flexibele vormen van werken, zoals thuiswerken
en werken op flexibele tijden, leiden nauwelijks tot
een hoger aantal arbeidsuren van parttimers. Deze
conclusie trekken Possenriede et al. op basis van empirisch onderzoek met enquêtes met 7771 werknemers over de periode 2002–2010 over hun werkomstandigheden en -tevredenheid. Werken op afstand
heeft geen invloed op de hoogte van de contractuele
uren of het aantal uren dat werknemers zouden willen werken. De daadwerkelijk gewerkte tijd ligt wel
zo’n vijftig minuten hoger voor afstandwerkers, zodat werken op afstand tot meer overwerk lijkt te leiden. Werken op flexibele tijden lijkt voor vrouwen
zelfs te leiden tot minder gewerkte uren.
Possenriede, D., W. Hassink en J. Plantenga (2014) Does

Risicoaversie

Uit een veldexperiment van Koudstaal et al. met 2288 ondernemers,
managers en werknemers blijkt
dat ondernemers niet minder risicoavers of onzekerheidsavers zijn
dan werknemers en managers,
maar wel minder verliesavers. In
een enquête als onderdeel van het
experiment gaven ondernemers
juist aan dat ze zich wel als minder
risicoavers zagen dan werknemers
en managers. Het blijkt echter
dat wat de deelnemers onder risicoaversie verstaan in feite een mix
is van risicoaversie, verliesaversie
en onzekerheidsaversie.

temporal and locational flexibility of work increase the labour supply of part-timers? Tjalling C. Koopmans Research

Koudstaal, M., R. Sloof en M. van Praag

Institute Discussion Paper, 011.

(2014) Risk, uncertainty and entrepreneurship: evidence from a lab-in-thefield experiment. Tinbergen Institute

Reistijd

Omdat reizigers niet te laat op hun bestemming willen komen, nemen ze vaak een extra marge bovenop
hun reistijd. Deze marge wordt groter naarmate de
variatie van de reistijd groter wordt door een minder betrouwbaar infrastructuurnetwerk. Hierdoor
zijn de baten van betere infrastructuur niet alleen
een kortere reistijd, maar ook minder verspilde tijd
aan voorzorgsmarges. Kroes et al. ontwikkelen een
empirische methode om deze baten te schatten en
laten aan de hand van een casestudie met de reistijden van reizigers naar Schiphol zien dat wanneer de
lagere voorzorgsmarges worden meegenomen, de
baten van investeringen in infrastructuur wel tachtig procent hoger worden geschat.

Discussion Paper, 136.
Kroes, E., P. Koster en S. Peer (2014) A practical method to
estimate the benefits of improved road network reliability:

Kredietgroei
Ouderenparticipatie

Parttimewerk zorgt ervoor dat oudere mannen
langer aan het werk blijven. Deze conclusie trekken Been en Van Vliet aan de hand van onderzoek
met gegevens uit dertien Europese landen over de
periode 1995–2008. In een parttimebaan is er meer
flexibiliteit om een wenselijk aantal uren te kiezen,
zodat het voorkomt dat ouderen van fulltimewerk
direct met pensioen gaan wanneer een fulltimebaan
te zwaar wordt. Voor vrouwen is dit effect nauwelijks aanwezig. Volgens de auteurs komt dit doordat
parttimewerk een andere rol heeft in de carrière van
mannen dan in die van vrouwen: vrouwen werken
gedurende hun leven al vaker parttime vanwege gezinstaken, terwijl mannen parttimewerk expliciet
als overgang naar pensionering gebruiken.

an application to departing air passengers. Tinbergen Institute
Discussion Paper, 130.

De sterke groei van krediet aan
niet-financiële instellingen leidde
tot een lagere volatiliteit van de
economie van de Verenigde Staten tijdens de Great Moderation. Dit
concluderen Bezemer en Grydaki
aan de hand van onderzoek met gegevens over de periode 1954–2008.
De Great Moderation is de periode
na 1984 met relatief veel macroeconomische stabiliteit, weerspiegeld in lage volatiliteit van variabelen zoals bbp-groei en inflatie.
De groei van de kredietverlening
aan niet-financiële bedrijven lag in
deze periode structureel hoger dan
de groei van de economie, terwijl
dit daarvoor veel minder het geval
was.

Commandeur et al. gebruiken gegevens over restsporen van drugs in menselijke afvalstoffen in rioolwater om inzicht te krijgen in patronen in drugsgebruik in verschillende Europese steden. Ze doen dit
aan de hand van steekproeven van afvalwater uit 21
waterzuiveringsinstallaties in elf Europese landen
in 2011. Cocaïne en XTC blijken echte recreationele drugs te zijn die vooral in het weekend worden
geconsumeerd. XTC wordt relatief veel gebruikt
in middelgrote steden in bovengemiddeld rijke
landen. Metamfetamine lijkt juist meer te worden
gebruikt in landen met veel armoede. In West-Europese landen wordt meer cocaïne geconsumeerd
dan in Oost-Europa, waarbij de hoogste gebruikswaardes per inwoner worden gemeten in het Verenigd Koninkrijk, Nederland en België.

Drugsgebruik

Bezemer, D. en M. Grydaki (2014) Nonfi-

Commandeur, J.J.F., S. Vjic, S.J. Koopman en B. Kasprzyk-

Been, J. en O. van Vliet (2014) Early retirement across Euro-

nancial sectors debt and the U.S. Great

Hordern (2014) Temporal, spatial, economic and crime fac-

pe. Does non-standard employment increase participation

Moderation. SOM Research Report, 030.

tors in illicit drug usage across European cities. Tinbergen

of older workers? Netspar Discussion Paper, 044.

Tevreden mbo’ers

Van de gediplomeerde mbo’ers is 41 procent van mening
dat hun opleiding een goede basis biedt om te starten op
de arbeidsmarkt. Ongeveer een kwart van de voormalige
studenten is daarentegen van mening dat hun opleiding
juist geen goede basis biedt. Gemiddeld zijn gediploJaargang 99 (4697) 6 november 2014

Institute Discussion Paper, 135.

41%

meerden in de sectoren gezondheidszorg en techniek het
meest tevreden met hun opleiding, en die in de sector gedrag en maatschappij het minst.
ROA (2014) Oordelen over beroepsopleidingen in het MBO. ROA
Factsheet, 003.

675

Auteur