Ga direct naar de content

Effectenonderzoek en welvaartsanalyse bij arbeidsmarkt- en onderwijsbeleid

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: oktober 20 2014

De crux van een MKBA voor arbeidsmarkt en onderwijs is een goede combinatie van effectenonderzoek en welvaartsanalyse. Valkuilen als het beredeneren van effecten of het negeren van heterogeniteit bij beleidsinterventies kunnen hiermee voorkomen worden

Arbeidsmarkt & Onderwijs ESB

arbeidsmarkt

& onderwijs

Effectenonderzoek en
welvaartsanalyse bij arbeidsmarkt- en onderwijsbeleid
Maatschappelijke kosten-batenanalyses van arbeidsmarkt- en
onderwijsbeleid vereisen een combinatie van wetenschappelijk effectenonderzoek en een welvaartsanalyse met vraag- en
aanbodcurven. Deze vormen van onderzoek zijn complementair: de MKBA completeert het beeld door beleidseffecten in
welvaart uit te drukken. Er moeten casestudies worden uitgevoerd om meer inzicht te krijgen in beleidsinterventies. Daarna kunnen werkwijzers worden geschreven voor uitvoerders
van MKBA’s.

S

inds 2000 is op basis van richtlijnen
(Eijgenraam et al., 2000) een groot aantal MKBA’s uitgevoerd van infrastructuurprojecten. Op andere gebieden worden meer incidenteel MKBA’s gedaan, waardoor
de ervaring met MKBA’s op deze terreinen nog
beperkt is. De Algemene leidraad voor maatschapPierre Koning
pelijke kosten-batenanalyse biedt een basis om de
Chief science officer bij het
Ministerie van SZW en hoogle- richtlijnen naar geheel andere beleidsterreinen
te vertalen (Romijn en Renes, 2013). De vraag is
raar aan de VU
hoeverre MKBA toepasbaar is op de beleidsterreinen onderwijs en arbeidsmarkt, en hoe dergelijke
Dinand Webbink
MKBA’s kunnen worden aangepakt. Deze beleidHoogleraar aan de Erasmus
sterreinen worden samen behandeld omdat ze
Universiteit Rotterdam
Carl Koopmans
Onderzoeksdirecteur bij SEO
Economisch Onderzoek en
hoogleraar aan de Vrije Universiteit Amsterdam (VU)

Jaargang 99 (4696S) 23 oktober 2014

deels dezelfde effecten beogen, bijvoorbeeld op de
arbeidsproductiviteit, maar ook omdat zal blijken
dat zij belangrijke problemen en aandachtspunten
delen. Bespreking hiervan helpt om deze problemen en aandachtspunten te duiden en om aan te
geven aan welke eisen MKBA’s van hoge kwaliteit
moeten voldoen. De analyse bouwt voort op een
eerdere notitie (Koning et al., 2013).
Effectenonderzoek is cruciaal

Een goede MKBA staat of valt met de kwaliteit
van de inschatting van de effecten op de markten
waarop het onderzochte beleid invloed heeft. In
een MKBA zijn deze effecten bepalend voor de
welvaartsbaten. Die baten bestaan, zoals bijna alle
bedragen in economische berekeningen, uit hoeveelheden (Q) of veranderingen van hoeveelheden
(ΔQ) maal prijzen (P) of veranderingen van prijzen
(ΔP). De effecten zijn veranderingen van hoeveelheden en de prijzen worden bepaald door de waardering van effecten. Tabel 1 geeft voorbeelden en
laat zien hoe effecten en waarderingen van effecten
de uitkomst van de MKBA bepalen. Bij onderwijs
gaat het bijvoorbeeld om de effecten van interventies in het onderwijs op toetsscores van leerlingen.
En op de arbeidsmarkt bijvoorbeeld om de effecten
van andere belastingtoeslagen op de arbeidsparticipatie. Als de effecten niet adequaat worden ingeschat, klopt de MKBA ook niet. Dat geldt overi-

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

25

ESB Dossier MKBA: maatwerk in gebruik

gens ook voor de waardering van de effecten.
In MKBA’s van onderwijs- en arbeidsmarktbeleid ontbreekt er vaak goede informatie over de effecten van beleidsinterventies. Veel studies hebben een
minder geloofwaardig onderzoeksdesign, waardoor
de effecten sterk vertekend kunnen zijn. Zowel in de
onderwijs- als de arbeidseconomie is het zeer belangrijk om selectiviteit te voorkomen Experimenten met
gerandomiseerde toewijzing van leerlingen aan de
behandelgroep en de controlegroep vormen het ideaal. Als niet overtuigend gelden kwalitatieve studies.
Een voor- en nameting met controlegroep kan als een
minimum worden gezien. Het Centraal Planbureau
gebruikt dit ook bij de doorrekening van verkiezingsprogramma’s als selectiecriterium voor studies over onderwijs (CPB/PBL, 2012).
De beperkte beschikbare wetenschappelijke informatie brengt uitvoerders van MKBA’s er soms toe
om beredeneerde inschattingen te maken (Berenschot
et al., 2007). In andere MKBA’s wordt uitgegaan van
verwachtingen van betrokken actoren (Arcadis, 2006).
En soms wordt zelfs eenvoudig aangenomen dat beleidsdoelen zullen worden gehaald (Ecorys, 2009;
APE, 2005). Het gebruik van dergelijke niet-wetenschappelijke inschattingen is echter riskant, in het bijzonder bij het onderwijs- en arbeidsmarktbeleid. Daar
is uit wetenschappelijk onderzoek gebleken dat interventies ook negatieve effecten kunnen hebben (Leuven
et al., 2007; Van Elk et al., 2013). Bijvoorbeeld bij be-

geleiding van werklozen naar een baan (re-integratie)
bestaat het risico dat deelnemers zich meer richten op
de re-integratieactiviteiten dan op het actief zoeken
naar werk; het zogenaamde lock-in effect (Van der
Heul, 2006). Dit leidt ertoe dat de werklozen minder
snel een baan vinden. Als in dergelijke situaties een verondersteld positief effect wordt ingevuld, bestaat het
risico dat een maatregel met negatieve effecten positief
uit de MKBA komt – en ten onrechte.
Een voorbeeld hiervan is een MKBA van voortijdig schoolverlaten waarin diverse eigen aannames
worden gemaakt over de effectiviteit van maatregelen
(In ’t Veld et al., 2006). Op basis daarvan wordt geconcludeerd: “Voor drie van de vier onderzochte interventies geldt dat de baten de kosten sterk overtreffen.†Het Centraal Planbureau schrijft hierover: “Deze
berekeningen zijn (…) met grote onzekerheid omgeven
vanwege het ontbreken van essentiële informatie over
de effectiviteit van de interventies†(CPB, 2006).
Er dient daarom te worden gewaarschuwd tegen
het gebruik van ‘beredeneerde’ effecten, verwachtingen van betrokken actoren of beleidsdoelen. Als er
geen wetenschappelijk onderzoek naar directe effecten
beschikbaar is, moet dergelijk onderzoek deel uitmaken van – of voorafgaan aan – de MKBA. Deze aanbeveling is overgenomen in Romijn en Renes (2013).
Dit impliceert dat het snel uitvoeren van een MKBA
soms onmogelijk is. Naarmate meer effectenonderzoek
wordt uitgevoerd, ontstaat er wellicht een body of know-

De cruciale rol van beleidseffecten in een MKBA
Effecten

Voorbeeld

ΔQ1

Arbeidsproductiviteit
Gezondheid
Criminaliteit
.
.
Vrije tijd
Uitvoeringskosten

ΔQ2
ΔQ3
.
.
ΔQN
Kosten

tabel 1

Eenheden
(ΔQ)

Waardering
(P)

Kosten en baten

Procenten

Totale loonkosten (≈waarde productie)

ΔQ1 x P1

Levensjaren
Diefstallen

Waarde van één levensjaar
Gemiddelde schade per diefstal

Uren
Euro’s

Netto uurloon
N.v.t.

ΔQ2 x P 2
ΔQ3 x P 3
.
.
ΔQN x P N
–C
N

Totaal

–C+ ∑ ΔQiP i
i=1

26

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

Jaargang 99 (4696S) 23 oktober 2014

Arbeidsmarkt & Onderwijs ESB

ledge waar veel MKBA’s zich op kunnen baseren. Het
gaat dan om een beeld van passende en minder passende methoden, en om kengetallen voor effecten. Daarbij
is het van belang dat de MKBA’s worden gepubliceerd
zodat de uitvoerders ervan elkaars methoden kennen.
Als beleidseffecten onbekend zijn, wordt voor
arbeidsmarkt- en onderwijsbeleid soms berekend hoe
groot het effect minimaal zou moeten zijn om de beleidsmaatregel rendabel te maken (Koopmans en Tewes, 2010). Hoewel dit inhoudelijk een correcte benadering is, legt dit het probleem bij de gebruikers van
de MKBA – bijvoorbeeld beleidsambtenaren, politici,
media: geloven zij dat het effect inderdaad die omvang
heeft, of niet? Bovendien opereren gebruikers in een
politieke arena met een eigen dynamiek en soms met
sterke voorkeuren voor bepaalde uitkomsten. Deze
voorkeuren kunnen effectinschattingen van gebruikers
beïnvloeden (wensdenken). Ook in deze gevallen verdient onderzoek naar de effecten daarom de voorkeur.
Het ontbreken van goed effectenonderzoek is
overigens niet alleen een probleem voor het maken
van een MKBA, maar ook voor andere ex ante evaluatiemethoden zoals kosteneffectiviteitsanalyse of multicriteria-analyse. Adequaat effectenonderzoek is een
noodzakelijke voorwaarde voor goede beleidsvoorbereiding in het algemeen, niet alleen voor specifieke
evaluatiemethoden.
hoge baten en matige MKBA’s bij onderwijs

De financiële baten van onderwijs komen vooral voort
uit een hogere arbeidsproductiviteit en daardoor een
hoger inkomen. Op dit gebied bestaat er een groot aantal studies met goede onderzoeksdesigns. Daarnaast is
ook het een en ander bekend over de niet-financiële baten, zoals gezondheid, criminaliteit, burgerparticipatie
en dergelijke. Een voorbeeld van een studie van hoge
kwaliteit is het onderzoek naar het rendement van het
Perry Preschool Program (Heckman et al., 2010). Dit
betreft voorschoolse educatie in de Verenigde Staten
voor kansarme kinderen, met name African americans.
Om de effecten daarvan te onderzoeken is er een zeer
uitvoerig gerandomiseerd experiment opgezet. In dat
onderzoek worden niet alleen effecten van voorschoolse­
educatie op de latere inkomsten meegenomen, maar
ook effecten op belastingen en uitkeringen. Bovendien
worden de baten van minder criminaliteit in geld uitgedrukt. Het geschatte rendement – de interne rentevoet
op de investeringen – van voorschoolse educatie ligt in
deze studie tussen zeven en tien procent.
Jaargang 99 (4696S) 23 oktober 2014

Blomquist et al. (2014) voeren een MKBA uit
van extra investeringen in hoger onderwijs in Kentucky. Daarbij maken zij onderscheid tussen private financiële baten, private niet-financiële baten en externe
baten. Private financiële baten bestaan uit een hoger
inkomen uit arbeid. Private niet-financiële baten betreffen bijvoorbeeld een betere gezondheid en meer
vaardigheden om goederen en diensten voor eigen gebruik te produceren. Externe baten kunnen optreden
als hogeropgeleiden het gedrag en de gezondheid van
de mensen om hen heen positief beïnvloeden. Daarnaast zijn er externe baten van de belasting die over het
extra inkomen wordt betaald. Blomquist et al. schatten

Adequaat effectenonderzoek is een
noodzakelijke voorwaarde voor goede beleidsvoorbereiding in het algemeen, niet alleen
voor specifieke evaluatiemethoden

de private financiële baten op basis van een regressie
op inkomensgegevens. Deze analyse lijkt echter niet te
voldoen aan de hierboven geschetste eisen aan effectiviteitsonderzoek. De totale maatschappelijke baten
worden namelijk geschat op basis van een enquête.
Volgens deze analyse zouden de totale maatschappelijke baten naar schatting negentig procent hoger liggen dan de private financiële baten. Over het gebruik
van enquêtes om baten te schatten, bestaat discussie
in de wetenschappelijke literatuur (Hausman, 2012).
Op de methoden van Blomquist et al. valt dus het een
en ander af te dingen. De waarde van het onderzoek is
dat het laat zien dat het belangrijk is om bij onderwijsbeleid naast private voordelen ook maatschappelijke
baten te onderscheiden en om deze extra baten waar
mogelijk te kwantificeren, maar dan wel met adequate
methoden.
Dat MKBA’s van onderwijsbeleid veelal niet aan
wetenschappelijke normen voldoen, valt niet alleen of
primair de uitvoerders van MKBA’s aan te rekenen.
Als wetenschappelijk verantwoord effectenonderzoek
ontbreekt, zoeken zij naar andere manieren om kosten
en baten in te schatten. Maar het kan lonen om beter

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

27

ESB Dossier MKBA: maatwerk in gebruik

te kijken naar goede voorbeelden uit de internationale
wetenschappelijke literatuur. En bij het uitvoeren van
beleid is het nuttig om een goede effectevaluatie ‘mee
te laten lopen’.
Verdelingseffecten laten zien

In een discussie met beleidsmakers die elders in dit
MKBA-dossier wordt beschreven, komen verdelingseffecten naar voren als een belangrijk discussiepunt
(Werner, 2014). Sommige beleidmakers benadrukken
dat verdelingsvraagstukken per definitie politiek van
aard zijn, terwijl andere aangeven dat verdelingseffecten kunnen worden meegenomen in een MKBA. Deze
standpunten laten zich verenigen door verdelingseffecten wel te laten zien in een MKBA, maar er geen
waardeoordeel aan te verbinden, want dat “is een taak
voor de politiekâ€. Zo wordt in een MKBA van bezuinigen op kinderopvang (Kok et al., 2011) getoond dat
dit de welvaart van ouders sterk negatief beïnvloedt.
Belastingbetalers ondervinden daarentegen een sterke
welvaartstoename. Het gaat dus met name om een verdelingsvraagstuk. In de praktijk worden verdelingseffecten in MKBA’s vaak niet of slechts marginaal opgenomen, hoewel de richtlijnen (Eijgenraam et al., 2000;
Romijn en Renes, 2013) aangeven dat dit wel moet.
Gezien het politieke belang ervan verdient het aanbeveling om de verdelingseffecten altijd te laten zien.

Wig en minimumloon op de arbeidsmarkt
voor laagopgeleiden

figuur 1

Vraag zonder wig
Lonen

Aanbod
Vraag met wig
Minimumloon

CS
PS zonder
werkloosheid

Werkgelegenheid

28

Belastingen
en premies
(wig)

Werkloosheid

Verloren
arbeidsparticipatie

Arbeidsvolume

In de arbeidsmarkteconomie worden resultaten
doorgaans niet gepresenteerd in termen van kosten
en baten, maar als een uitruil tussen het functioneren
van de arbeidsmarkt (efficiency) en de verdeling van
welvaart (equity). Zo kunnen lagere werkloosheidsuitkeringen bijdragen aan een lagere werkloosheid,
maar leidt het tevens tot lagere inkomens voor werklozen. Er zijn maar weinig maatregelen – gericht op
het functioneren van de arbeidsmarkt – die neutraal
uitpakken voor de inkomensverdeling. En andersom
zullen maatregelen gericht op het veranderen van de
inkomensverdeling zo goed als altijd het functioneren
van de arbeidsmarkt beïnvloeden.
De sterke punten van arbeidsmarktonderzoek en
MKBA’s zijn complementair. Arbeidsmarktonderzoek
levert informatie over arbeidsmarkteffecten en verdelingseffecten. De MKBA completeert het beeld door
arbeidsmarkteffecten in welvaart uit te drukken en
andere effecten toe te voegen. Dit impliceert dat een
MKBA niet kan worden uitgevoerd los van arbeidsmarktonderzoek. Net als bij onderwijs is een effectenstudie van hoge kwaliteit een voorwaarde voor een
goede MKBA.
heterogeniteit meenemen

Heterogeniteit van werknemers is een belangrijk kenmerk van de arbeidsmarkt en is ook belangrijk voor
MKBA’s. Arbeidsmarktbeleid draait vaak om het activeren van mensen die niet werken. De kans op succesvol beleid hangt sterk samen met de afstand tot de
arbeidsmarkt van niet-werkenden. Die afstand wordt
sterk bepaald door hun productiviteit (Heckman en
Sedlacek, 1985). Koning (2013) beschrijft een typologie van werklozen waarin verschillende productiviteitsniveaus en oorzaken van niet werken worden
gecombineerd. Daarbij is het onder meer van groot
belang of de productiviteit van de werkloze onder of
boven het minimumloon ligt: als de productiviteit
daaronder ligt, is de werkloze voor werkgevers zonder subsidies niet aantrekkelijk. Ook van belang is
het reserveringsloon, ofwel het minimale loon waarvoor de werknemer wil werken: als werken minder
oplevert dan het reserveringsloon wil de werkloze niet
aan de slag. Koning onderscheidt vijf typen werkloosheid: frictiewerkloosheid (productief, maar nog geen
passende baan), productiviteitsval (niet productief
genoeg ten opzichte van minimumloon, loonkostensubsidie kansrijk), armoedeval (reserveringsloon hoger dan productiviteit), effectieve re-integratie (niet

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

Jaargang 99 (4696S) 23 oktober 2014

Arbeidsmarkt & Onderwijs ESB

productief genoeg ten opzichte van minimumloon,
scholing kansrijk) en te lage productiviteit. Vervolgens wordt nagegaan hoe beleidsinterventies wel of
niet werken voor verschillende typen werklozen. Een
MKBA zou hierop moeten aansluiten: bij een analyse
van de werkingskracht van instrumenten dient steeds
het juiste arbeidsmarktsegment als vertrekpunt te worden genomen.
Vraag/aanbodanalyse is de basis

MKBA’s zijn vaak gebaseerd op analyse van vraag- en
aanbodcurven (Romijn en Renes, 2013). Een dergelijke vraag/aanbodanalyse vereist kennis van de helling
(elasticiteit) van vraag- en aanbodcurven, althans het gedeelte daarvan waarlangs wordt ‘verschoven’ door de beleidsinterventie. In veel gevallen zal effectenonderzoek
hierover belangrijke informatie opleveren. In MKBA’s
wordt vaak aangenomen dat de vraag- en aanbodcurven
in het relevante bereik bij benadering lineair zijn. Mogelijk zijn nog andere pragmatische veronderstellingen
nodig. Een belangrijke opgave voor de werkwijzers is om
voor een breed scala aan maatregelen te schetsen of en
hoe dit op verantwoorde wijze mogelijk is.
Een vraag/aanbodanalyse kan niet voorbijgaan
aan bestaande regulering. Beleidsinterventies vinden
plaats in een arbeidsmarkt die door vele vormen van
overheidsbeleid wordt beïnvloed. Figuur 1 geeft als
voorbeeld een gestileerde weergave van de arbeidsmarkt voor mensen met een lage opleiding, waarin
twee bestaande overheidsingrepen zijn meegenomen:
belastingen en premies op arbeid – de ‘wig’ – en het
minimumloon – wettelijk minimumloon en laagste
cao-lonen. De curve ‘vraag zonder wig’ in de figuur
geeft aan hoeveel werkgevers bereid zijn te betalen
voor werknemers. Gezien de heterogeniteit van werknemers dient een dergelijke analyse bij voorkeur te
worden uitgevoerd voor verschillende segmenten van
de arbeidsmarkt.
Uit de figuur blijkt dat de wig leidt tot nettolonen
die lager liggen dan de brutoloonkosten, waardoor de
betalingsbereidheid – gelijk aan de vraag – die werknemers ervaren lager ligt dan wat werkgevers in totaal bereid zijn te betalen. Hierdoor schuift de vraagcurve naar
beneden, hetgeen leidt tot een lager loon en daardoor
een lagere arbeidsparticipatie. Minimumlonen zorgen
ervoor dat er geen evenwicht wordt bereikt waarbij de
vraag gelijk is aan het aanbod. Gegeven een minimumloon is het aanbod groter dan de vraag en bestaat er
werkloosheid.
Jaargang 99 (4696S) 23 oktober 2014

Welvaartsanalyse betreft – veranderingen van –
driehoeken in vraag/aanbodfiguren. De welvaart is in
figuur 1 zichtbaar als twee driehoeken. Het consumentensurplus (CS) laat de winst voor werkgevers zien en
het producentensurplus (PS) de nettowelvaart voor
werknemers. Het getekende producentensurplus wordt
overigens slechts gedeeltelijk bereikt door het bestaan
van werkloosheid. Als er veranderingen optreden in
vraag- of aanbodcurven, de wig of het minimumloon,
dan verandert de omvang van de driehoeken. Deze veranderingen zijn welvaartseffecten in de MKBA.

De vraag is of beleidsinterventies
zich laten vertalen in veranderingen van
curven, de wig, het minimumloon of
andere randvoorwaarden

De vraag is dan of beleidsinterventies op de arbeidsmarkt en in het onderwijs zich laten vertalen in
veranderingen van vraagcurven, aanbodcurven, de
wig, het minimumloon of andere randvoorwaarden.
Bijvoorbeeld verlaging van de bijstand leidt mogelijk
tot een hoger aanbod van arbeid omdat het relatief
aantrekkelijker wordt om te werken. De aanbodcurve verschuift dan naar rechts. Verlaging van de wig
leidt tot een verschuiving van de vraagcurve – ‘vraag
met wig’ – naar boven. Loonkostensubsidies kunnen
worden gezien als negatieve belastingen voor specifieke groepen. Zij verschuiven de ‘vraag met wig’ dus
gedeeltelijk naar boven. Gesubsidieerde arbeid voegt
extra vraag toe. Dreiging van sancties verhoogt voor
werklozen de kosten van niet werken en dus de relatieve baten van wel werken. Hierdoor verschuift een
deel van de aanbodcurve omhoog. Verlaging van het
minimumloon leidt tot een verschuiving omlaag van
deze restrictie, met als gevolg een groter consumentensurplus, een kleiner producentensurplus zonder werkloosheid en een lagere werkloosheid. Beter onderwijs
of scholingstrajecten, ten slotte, leiden tot een hogere
productiviteit van werknemers, waardoor de betalingsbereidheid van werkgevers toeneemt en de vraagcurven naar boven verschuiven. Met deze korte schets

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

29

ESB Dossier MKBA: maatwerk in gebruik

Literatuur
APE (2005) Kosten en baten van arbeidsveiligheidstrajecten. Den Haag: Aarts De
Jong Wilms Goudriaan Public Economics BV.
Arcadis (2006) Kosten en baten van maatregelen in het sociale domein. Arnhem:
Arcadis.
Berenschot et al. (2007) Maatschappelijke kosten-batenanalyse Brede school.
Utrecht: Berenschot.
Blomquist, G.C., P.A. Coomes, C. Jepsen et al. (2014) Estimating the social value of higher education: willingness to pay for community and technical colleges. Journal of Benefit-Cost Analysis, 5(1), 3–41.
CPB (2006) Beoordeling KBA voortijdig schoolverlaten. CPB Notitie, 12 juni.
CPB/PBL (2012) Keuzes in kaart 2013–2017; een analyse van tien verkiezingsprogramma’s. Den Haag: CPB/PBL.
Ecorys (2009) MKBA voortijdig schoolverlaten. Rotterdam: Ecorys.
Eijgenraam, C.J.J, C.C. Koopmans, P.J.G. Tang en A.C.P. Verster (2000) Evaluatie van infrastructuurprojecten. Leidraad voor kosten-batenanalyse. Den Haag:
Sdu.
Elk, R. van, M. van der Steeg en D. Webbink (2013) The effects of a special program for multi-problem school dropouts on educational enrolment, employment and criminal behavior. CPB Discussion Paper, 241.
Hausman, J. (2012) Contingent valuation: from dubious to hopeless. Journal of
Economic Perspectives, 26(4), 43–56.
Heckman, J.J., S.H. Moon, R. Pinto et al. (2010). The rate of return to the HighScope Perry Preschool Program. Journal of Public Economics, 94(1-2), 114–128.
Heckman, J.J. en G. Sedlacek (1985) Heterogeneity, aggregation, and market
wage functions: an empirical model of self-selection in the labor market. Journal of Political Economy, 93(6) 1077–1125.
Heul, H. van der (2006) Vaststelling en evaluatie van de effecten van reïntegratiemaatregelen voor WW-cliënten. Kennismemo. Amsterdam: UWV.
Kok, L., C. Koopmans, C. Berden en R. Dosker (2011) De waarde van kinderopvang. Rapport. Amsterdam: SEO Economisch Onderzoek.
Koning, P. (2013) Activerend arbeidsmarktbeleid: een beknopte handleiding.
TPEdigitaal, 7(2).
Koning, P., D. Webbink en C. Koopmans (2013) Onderwijs en arbeidsmarkt in
MKBA’s. In: Bertolini, L., et al. Twee notities voor de algemene leidraad voor
maatschappelijke kosten-batenanalyse. SEO Discussion Paper, 73, 3.

is echter niet aangetoond dat deze benadering werkt
voor alle soorten arbeidsmarkt- en onderwijsbeleid.
Dit zal in de praktijk moeten blijken: the proof of the
pudding is in the eating.
Conclusie

De crux van een MKBA voor arbeidsmarkt en onderwijs is een goede combinatie van effectenonderzoek
en welvaartsanalyse. Het effectenonderzoek zal vaak
gaan over productiviteit, reserveringsloon et cetera,
en onderscheid maken tussen diverse doelgroepen van
beleid. Welvaartsanalyse betreft vraag en aanbod, waarbij de welvaartseffecten van bestaande marktimperfecties moeten worden meegenomen. Speciale aandacht
verdient daarbij de heterogeniteit van werknemers in
termen van productiviteit. Dit is een belangrijk punt,
omdat verschillen in productiviteit juist ook het aangrijpingspunt vormen voor beleid – hetzij om ‘werk
voor de onderkant’ te bewerkstellingen, hetzij om inkomensherverdeling te realiseren. Andere belangrijke aspecten zijn de transactiekosten van baanveranderingen
en de geografische spreiding van banen en werkenden.
De analyse resulteert in de volgende aanbevelingen. Ten eerste, vermijd in MKBA’s het invullen van
beredeneerde effecten, verwachtingen van betrokkenen of niet-onderbouwde veronderstellingen. Effecten
op basis van wetenschappelijk onderzoek verdienen
sterk de voorkeur. Ten tweede, voer voor zowel onderwijs als de arbeidsmarkt concrete casestudies uit die als
voorbeeld van goede toepassing kunnen dienen. Deze
casestudies bieden een basis voor het schrijven van
werkwijzers voor MKBA van onderwijs- en arbeidsmarktbeleid. Ten derde, verken in die werkwijzers de
mogelijkheden om de welvaartseffecten van verschillende vormen van beleid te onderzoeken met vraag/
aanbodanalyse.

Koopmans, C.C. en F. Tewes (2010) Economische projectbeoordeling Programma Toetsing en Toetsgestuurd leren. SEO Rapport, 2010(08).
Leuven, E., M. Lindahl, H. Oosterbeek en D. Webbink (2007) The effect of extra funding for disadvantaged students on achievement. Review of Economics
and Statistics, 89(4), 721–736.
Romijn, G. en G. Renes (2013) Algemene leidraad voor maatschappelijke kostenbatenanalyse. Den Haag: CPB/PBL.
Veld, R.J. in ’t, W. Korving, Y. Hamdan en M. van der Steen (2006) Kosten en
baten van voortijdig schoolverlaten. Den Haag: Taskforce Jeugdwerkloosheid en
het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.
Werner, G.J. (2014) Verslag MKBA-sessie met beleidsmakers. ESB, 99(4696s),
17–20.

30

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

Jaargang 99 (4696S) 23 oktober 2014

Auteurs