Ga direct naar de content

Redactioneel: Meer kwaliteit en minder kwantiteit

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: mei 1 2014

257Jaargang 99 (4684) 2 mei 2014
Redactioneel ESB
W
ie wil dat nou niet? In de
economische wetenschap –
pen zijn er diverse initia-
tieven genomen om de norm voor kwa-
litatief hoog waardig , integer weten –
schappelijk onderzoek te verduidelij –
ken. In ieder geval bij het Tinbergen
Instituut en bij een aantal faculteiten.
Ook heeft de VSNU onlangs ‘produc-
tiviteit’ als criterium geschrapt en kwa –
liteit centraal gesteld.
Met meer kwaliteit in de economische
wetenschap wordt vaak bedoeld het
publiceren in academische top-tijd –
schriften, terwijl kwantiteit betrekking
heeft op veelschrijverij in matig gekwa –
lificeerde tijdschriften. Kwaliteit wordt
soms ook geassocieerd met integriteit
en kwantiteit met een gebrek daaraan.
Denk aan het uitmelken van een onder –
zoek over meerdere papers, het regresseren van heel veel variabe –
len en vervolgens papers schrijven over ‘dat wat plakt’, het her –
gebruik van de methodologie sectie uit eerdere papers. Allemaal
voorbeelden van wat nu twijfelachtige onderzoeksmethoden
blijken die de onderzoeker in staat stellen de hoeveelheid publi-
caties op te schroeven. Kwaliteit daarentegen komt voort uit een
langdurig fijn slijpen van onderzoek, vaak feedback krijgen van
peers, en een streng proces van acceptatie bij een top tijdschrift.
Ook onze ESB Economentop 40 is onderhevig aan deze trend. We
hoorden vaak dat men liever een top ziet die de béste wetenschap –
pers ranked en niet de meest productieve. Abbring et al. doen een
voorstel in deze ESB. Wat kwaliteit is wordt door hen op een ori-
ginele manier gedefinieerd: in een top die naar kwaliteit ranked
moeten in ieder geval de economen die wereldwijd als uitblinkers
gelden (de John Bates Clark Medal winnaars) boven drijven (als
zij in Nederland gestationeerd zouden zijn). En inderdaad, in hun
alternatieve top komen de internationale toppers bovenaan, ter –
wijl de ESB top voor sommige Medal winnaars niet eens een plek
zou hebben. Het grootste verschil tussen de beide rekenmethodes
voor de top is dat in de alternatieve ranking het aantal publicaties
wordt afgekapt bij vijftien per vijf jaar. Hierdoor vallen veelschrij –
vers buitenboord. Maar er zit meer achter dit maximeren van het
aantal publicaties. De auteurs willen onderzoekers een duwtje in
de rug geven om de tijd die zij anders in hun zestiende en daarop
volgende artikelen hadden gestoken, te gebruiken voor het verbe –
teren van de kwaliteit van de eerste vijftien werken. Maar al klinkt
dit als een nobel streven, we moeten ons goed af vragen waarom
dit nodig is. Wat is er mis met kwantiteit?
Is het omdat veelschrijverij een resultaat is van te hoge publi-
catiedruk? Ik durf dat te betwijfelen. Sterker nog , het risico op afwijzing bij de toptijdschriften
is dermate hoog (vaak meer dan ne

gentig procent) dat het spreiden van
onderzoeksideeën over meerdere b-
tijdschriften als een manier van risico –
spreiding waarschijnlijk veel minder
publicatiedruk oplevert. Daarbij weet
je als onderzoeker van te voren niet pre –
cies waar het artikel terecht zal komen.
Om dan al je tijd in die ene publicatie
te steken voor dat top tijdschrift met
zulke extreme afwijzingspercentages
lijkt mij niet altijd even verstandig. Een
tweede argument is dat veel b-publica –
ties kleine stapjes in de economische
wetenschap vertegenwoordigen terwijl
top-publicaties vaak fundamentele en
grote stappen in kennis vertegenwoor –
digen. Waarom zouden veel kleine
stapjes minder waard zijn dan een klein
aantal grote stappen? Voor zover de grootte van een stap is af
te meten aan het aantal keren dat anderen erop voortbouwen
in hun eigen werk, meet de citatiescore dit. Veel b-publicaties
samen drukken een even zo grote stempel op de economische
wetenschap als enkele toppublicaties, zij het dat de eerste meer
diffuus is en de tweede sterk geconcentreerd.
Het is uiteindelijk aan de decanen om te besluiten over zowel
de rekenmethode voor de top als over hun beloningsbeleid aan
de faculteiten. Voor de top is er de keuze tussen het ranken naar
bijdrage aan de economische wetenschap (de oude top) of ran –
ken naar de mate waarin iemand uitblinkt in het vakgebied en
als voorbeeld geldt voor anderen. Het doel van de top is om on –
derzoekers uit te dagen er (zo hoog mogelijk) in te staan. Het
doel van de bestuurders van de faculteiten is natuurlijk veel bre –
der, voor zover de top 40 überhaupt een rol speelt. Nederlandse
faculteiten recruteren personeel tegenwoordig van een wereld –
markt waar een sterk opwaartse publicatiedruk speelt in termen
van kwaliteit. Dit zou een reden kunnen zijn op kwaliteit in
te zetten. Bestuurders van faculteiten hebben daarnaast ook
nog een multitasking probleem op te lossen. Wetenschappers
moeten naast onderzoek ook onderwijs geven, valoriseren naar
beleid, en bestuurstaken vervullen. Ook hierbij kan het maxi-
meren van kwantiteit helpen, doordat de onderzoeks uren van
veelschrijvers opnieuw worden gealloceerd. Als het zin heeft
om met die additionele uren nog maanden aan een artikel door
te poetsen, dan zal hij voor kwaliteitsverbetering gaan. Als dit
niet het geval is, en dat weet alleen de onderzoeker zelf, zal hij
zich eerder aan zijn andere taken wijden, de taken waarvoor te
zwakke incentives bestaan als er een nieuwe publicatie voor het
grijpen ligt.
Meer kwaliteit
en minder kwantiteit
Sandra PhliPPEn
Hoofdredacteur ESBs.phlippen@sdu.nl

Auteur