Ga direct naar de content

Naschrift

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: oktober 30 2013

.

ESB Dossier Gedragseconomie voor milieubeleid

n at u u r

Sociale dilemma’s
bij de visvijver
Sinds de jaren tachtig maken economen in toenemende
mate gebruik van laboratoriumexperimenten. In een laboratorium worden studenten uitgenodigd om een abstracte
taak uit te voeren, onder het toeziend oog van de onderzoeker. Maar kunnen resultaten uit het lab het gedrag in de
werkelijkheid wel voorspellen, vragen experimentele economen zich af.

S

ociaal gedrag in een laboratorium is niet altijd voorspellend voor sociaal gedrag in de
‘echte wereld’. Dat willen we in dit artikel
aantonen. We komen tot deze conclusie door
het public goods-labexperiment (kader 1) te vergelijken
met eenzelfde experiment aan een recreatieve visvijver.
Charles
Vissers in het laboratorium gedragen zich erg sociaal,
Noussair
in tegenstelling tot wat de economische standaardtheHoogleraar aan de
orie voorspelt. Maar de resultaten buiten het lab laten
Universiteit van
zien dat men zich helemaal niet sociaal gedraagt, en
Tilburg
dat hier de standaardtheorie dus wel klopt.
Het Public Goods-experiment is populair bij exJan Stoop
perimenteel economen, omdat het een versimpelde
Postdoctoraal
onderzoeker aan de weergave is van een sociaal dilemma: een situatie waar
Erasmus Universiteit een individu moet kiezen tussen het eigenbelang en
Rotterdam
het groepsbelang. De resultaten zijn onder andere
Daan van
Soest
Hoogleraar aan de
Universiteit van
Tilburg

Jaargang 98 (4672S) 8 november 2013

interessant voor beleidsmakers die zich inzetten voor
het behoud van het milieu. De les die economen uit
labresultaten halen, is dat mensen onderling best het
milieu kunnen onderhouden, onder bepaalde omstandigheden. Overheidsingrijpen lijkt dus niet altijd
noodzakelijk.
KRITIEK OP HET LAB

Laboratoriumexperimenten zijn vaak abstract. In contextloze bewoordingen wordt de deelnemers uitgelegd
wat de regels van het spel zijn. Kleine geldbedragen
worden gebruikt om deelnemers een prikkel te geven
het experiment serieus te voltooien. De taak die de
deelnemers moeten volbrengen behelst niet meer dan
het invoeren van een nummer (op de computer of met
pen en papier).
Vaak zijn de deelnemers studenten, een specifieke
groep van de bevolking. Deze standaardprocedures van
experimenteel economen leidt weleens tot commentaar
van buitenstaanders. Zeker wanneer het aankomt op
het meten van sociaal gedrag lijkt het niet ondenkbaar
dat labresultaten een te rooskleurig beeld kunnen geven.
Achter een computerscherm is het wellicht makkelijk
om het groepsbelang tijdelijk boven het eigenbelang te
verkiezen, maar in de echte wereld kan dat veel moeite
kosten. Deze moeite is moeilijk in het laboratorium na
te bootsen. Hoewel de kritiek op labexperimenten voor
de hand ligt, zijn de bewijzen voor of tegen externe validiteit – voorspellend gedrag – tot nu toe schaars.

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

81

ESB Dossier Gedragseconomie voor milieubeleid

Het Public Goods-experiment

kader 1

Het Public Goods-experiment wordt gebruikt om sociale dilemma’s
te bestuderen. Deelnemers aan het experiment worden in een groep
gezet, meestal van vier personen. Ieder krijgt een voorraad fiches. De
deelnemers moeten tegelijkertijd en onafhankelijk van elkaar besluiten
hoeveel van deze fiches ze in de groepspot doneren en hoeveel ze zelf
houden. Elk fiche dat aan de groepspot wordt gedoneerd, wordt verdubbeld en gelijk verdeeld over alle vier de groepsgenoten. Elk groepslid ontvangt dus een half fiche voor elk fiche dat in de groepspot wordt
gedoneerd. Ook de deelnemers die niets aan de groepspot toevoegen,
delen mee. Het gedoneerde aantal fiches in de groepspot wordt geïnterpreteerd als de mate van samenwerking.
Een veelgebruikte aanname in de economische standaardtheorie is dat
men alleen om zichzelf geeft. De voorspelling is daarom dat niemand
een fiche aan de groepspot zou doneren, want een gedoneerd fiche levert immers minder op voor de donateur dan een fiche dat gehouden
wordt. Daarentegen is de groep als geheel het best af als iedereen alle
fiches doneert.
Gedrag uit labexperimenten laat meestal twee patronen zien. Ten eerste, men doneert gemiddeld tussen de veertig en zestig procent van het
aantal fiches. Ten tweede, als het spel herhaald wordt, daalt het aantal
donaties.

In totaal voeren we zes experimenten uit om de externe validiteit van het public goods-experiment te testen. Deze experimenten vormen een ‘brug’ van het lab
naar het veld. Het eerste is een abstract labexperiment
met studenten als deelnemers. In de vervolgexperimenten worden meer en meer factoren toegevoegd die in
de praktijk ook een rol kunnen spelen. Het uiteindelijke veldexperiment wordt gespeeld aan een recreatieve
visvijver. Hier worden de deelnemers – sportvissers
– voor een sociaal dilemma gesteld. Zij kunnen vissen
en hiermee het eigenbelang nastreven (vissen is immers
leuk en de gevangen vis, forel, is lekker). Ze kunnen er
ook voor kiezen om de uitgezette vis te laten zwemmen.
Dit is in het groepsbelang, want vis die niet gevangen
wordt, levert geld op voor de andere groepsleden.
EXPERIMENTEN

Het eerste experiment uit de brug aan experimenten
wordt – met pen en papier – gespeeld in het laboratorium met studenten als deelnemers (dit experiment
heet StuLab). De instructies bevatten termen als ‘vis’
82

en ‘vijver’, maar de uitbetaling is geheel in euro’s. Studenten kunnen gedurende elk van zes periodes kiezen
hoeveel hypothetische vissen ze willen vangen. Ze
mogen er maximaal twee per periode vangen. Elke
‘gevangen’ vis levert een euro op. Elke vis die ze niet
willen vangen, levert vijftig cent op voor elk van de andere drie groepsleden. Als alle deelnemers ervoor kiezen om geen vissen te vangen, levert dit drie euro per
deelnemer op. Samenwerking, of pro-sociaal gedrag,
wordt dus gemeten door het aantal vissen dat wordt
gevangen. Vangt een groep nul hypothetische vissen,
dan verkiest iedereen het groepsbelang boven het eigenbelang. In een groep waar acht vissen gevangen
worden, verkiest iedereen het eigenbelang boven het
groepsbelang. Dit experiment met studenten vormt
het startpunt van de brug, omdat studenten veelvuldig
gebruikt worden als deelnemers. Veel aanbevelingen
voor overheidsbeleid zijn dan ook gebaseerd op dit
soort labresultaten.
In de tweede stap van de brug worden studenten
vervangen door recreatieve vissers. Dit experiment
noemen we FisherLab. Het uiteindelijke veldexperiment is immers met vissers en niet met studenten. Een
vergelijking van deze twee experimenten laat zien of
studenten meer of minder sociaal zijn dan vissers.
De derde stap uit de brug, FisherPond, wordt gespeeld met pen en papier en de regels worden uitgelegd met woorden als ‘vis’ en ‘vijver’. Maar de fysieke
omgeving is anders, want het lab wordt verlaten en
het experiment wordt uitgevoerd aan de vijver, waar
vissers die buiten het experiment staan, aan het vissen
zijn. Het is mogelijk dat de fysieke omgeving, een visvijver, emoties teweegbrengt bij de vissers die meedoen
aan het experiment, waarbij hun spelgedrag verandert.
Misschien dat de vijveromgeving competitieve emoties
oproept, waardoor vissers minder sociaal gedrag vertonen. Een vergelijking met de tweede en derde stap
uit de brug geeft weer wat de invloed is van de fysieke
omgeving. Figuur 1 laat zien wat de resultaten zijn van
deze labexperimenten. Op de verticale as staat de gemiddelde visvangst. Opvallend is dat vissers in het lab
meer samenwerken dan studenten in het lab. Vissers
aan de vijver werken meer samen dan vissers in het lab.
Tot slot, in ieder experiment wordt minder samengewerkt naarmate de periodes vorderen. Dit patroon
wordt meestal gevonden in public good-experimenten.
In de volgende experimenten uit de brug wordt
afstand gedaan van de pen-en-papier-methode. In deze
veldexperimenten wordt er daadwerkelijk gevist. Vis-

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

Jaargang 98 (4672S) 8 november 2013

ESB Dossier Gedragseconomie voor milieubeleid

sers zitten in een groep met drie anderen en spelen een
spel van zes periodes van ieder veertig minuten. In elke
periode mogen ze maximaal twee vissen vangen. Aan
het einde van elke periode wordt de voorraad vis in de
vijver weer aangevuld met wat er is gevangen. Elke vis
die de vissers laten zwemmen in een periode levert twee
euro op voor elk van de andere drie groepsgenoten.
Als de vissers voor hun eigen belang kiezen, kunnen ze
maximaal met twaalf vissen het experiment verlaten.
Wanneer de vissers collectief voor het groepsbelang
kiezen, dan verlaat iedere visser de vijver met 72 euro.

lende waarde hebben voor gedrag aan de vijver, dan
zou het patroon uit figuur 1 zich moeten voordoen.
Dit betekent dat er in de vroege periodes minder vissen gevangen worden in het public goods-experiment
dan in het Private Incentive-experiment. In de latere
periodes zou er net zoveel vissen gevangen moeten
worden als in het Private Incentive-experiment. Een
vergelijkbaar effect zou op moeten treden voor moeite.
In de vroege periodes zou er in het public goods-veld–
experiment minder moeite gedaan moeten worden
dan in het Private Incentive-veldexperiment. In latere
periodes zou dit verschil moeten verdwijnen.

KANSELEMENT

figuur 1

8
7

Aantal vissen

6
5
4
3
2
1
0

1

2

3

4

5

6

Periode
Studenten in lab

Vissers in lab

Vissers aan vijver

Visvangst in het veld

figuur 2

8
7
6
5
4
3
2
1
0

1

2

3

4

5

6

Periode
Public Good

Private incentive

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
1,0
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
0,9
en voor publicatie op0,8 intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.
een
eite

Jaargang 98 (4672S) 8 november 2013

Hypothetische visvangst

Aantal vissen

Het meten van sociaal gedrag in dit public goods-veldexperiment levert wel een probleem op, want het vangen van vis heeft een kanselement. Weersinvloeden en
dergelijke kunnen ervoor zorgen dat een visser niet kan
vangen wat hij beoogt te vangen. De totale visvangst
kan daarom een onderschatting zijn van de gewenste
visvangst. Dit probleem ondervangen we op twee manieren. De eerste is door de visvangst uit het public
goods-veldexperiment te vergelijken met een veldexperiment waarbij we geen prikkels geven om vissen niet
te vangen, het private incentive-veldexperiment. Dit experiment bestaat uit zes periodes van ieder veertig minuten. Vissers mogen maximaal twee vissen vangen in
elke periode. Elke vis die ze vangen, moeten ze houden.
Er gebeurt niets met vissen die niet worden gevangen.
In dit experiment hebben vissers er dus alle belang
bij om zo veel mogelijk te vangen. De visvangst in dit
experiment is de maximale hoeveelheid die vissers kunnen vangen. Dit is het niveau waarbij ‘samenwerking’
in het public goods-veldexperiment nul is. De tweede
manier waarop we het kanselement bij de visvangst omzeilen, is door te kijken naar de hoeveelheid moeite die
vissers doen om vis te vangen. De vissen in de vijver zijn
regenboogforellen, die als eigenschap hebben dat ze actief hun prooi najagen. Vissers kunnen de vangstkans
vergroten door hun aas steeds opnieuw uit te gooien in
de vijver. Moeite wordt gedefinieerd als het aantal malen dat een visser per minuut zijn hengel uitwerpt.
Uit onze statistische analyse blijkt een positieve
correlatie tussen visvangst en hengelworpen. De maatstaf ‘moeite’ geeft een helder beeld van pro-sociaal
gedrag. Moeite is een actieve keuze van de visser. Pas
wanneer een visser zijn hengel niet in het water heeft
gehad interpreteren we een vangst van nul vissen als
een keuze om pro-sociaal te zijn.
Als de resultaten uit het laboratorium voorspel-

83

ESB Dossier Gedragseconomie voor milieubeleid

Figuur 2 en 3 laten zien dat de patronen uit het
laboratorium zich niet voordoen. De gemiddelde
visvangst in het public goods-veldexperiment is zelfs
hoger dan in het Private Incentive-experiment. De
moeite die gedaan wordt om vissen te vangen verschilt
nauwelijks tussen de twee experimenten en is ook niet
statistisch significant. Opvallend is dat het aantal hengelworpen per minuut ver boven nul ligt. De vissers
hebben op geen enkel moment de bedoeling gehad om
te stoppen met vissen om zo wat geld voor hun groepsgenoten te genereren.

ment gedaan. We vroegen vissers een keuze te maken
tussen vier uur lang vissen op twaalf vissen, of om vier
uur lang aan de vijver te staan en niet te vissen. In dat
laatste geval zouden ze aan het einde 72 euro ontvangen. De keuze die de visser maakte, werd vervolgens
uitgevoerd. Vervolgens hebben we enige tijd na dit
experiment het public goods-veldexperiment nog een
keer uitgevoerd. De deelnemers bestonden slechts uit
die vissers die aangaven liever 72 euro te hebben. De
resultaten waren identiek aan de eerdere resultaten.
VERSCHIL

Dit veldexperiment is een sociaal
dilemma waar met dezelfde middelen
het eigenbelang met het groepsbelang
wordt afgeruild, net als in het lab

Een verklaring waarom vissers zo hard hun best
doen in het public goods-veldexperiment, is omdat ze
het simpelweg leuk vinden om te vissen. Het is mogelijk dat 72 euro te weinig is om vissers collectief niet
te laten vissen voor vier uur. In dat geval zouden alle
vissers zelfs beter af zijn om zo veel mogelijk te vangen.
Om dit te ondervangen, hebben we een extra experi-

8

Aantal vissen

7
6
5
4
3
2
1
0

1

2

3

4

5

6

Periode
Public Good

Private incentive

Gemiddelde moeite

Moeite voor visvangst in het veld
1,0
0,9
0,8
0,7
0,6
0,5
0,4
0,3
0,2
0,1
0

1

2

3

figuur 3

4

5

Periode
Public Good

84

Private incentive

6

Er zijn enkele duidelijke verschillen tussen het lab en
het veld. Een belangrijk verschil is de activiteit. In het
lab is er nauwelijks een activiteit, deelnemers moeten
een getal invullen op een vel papier. In het veld bestaat
de activiteit uit vissen, of juist uit het nalaten ervan.
Een ander verschil is dat in het lab de deelnemer een
afruil wordt voorgelegd die bestaat uit dezelfde middelen: geld voor zichzelf of geld voor anderen. In het
veld wordt een afruil voorgelegd die bestaat uit verschillende middelen: visplezier voor zichzelf of geld
voor anderen. Visplezier en geld zijn misschien moeilijk voor vissers te vergelijken. Het is mogelijk dat een
visser zichzelf overtuigt dat het visplezier voor hemzelf
meer waard is dan het geld dat anderen krijgen. In de
labexperimenten, waar geld met geld wordt afgeruild,
is het voor een deelnemer makkelijker om de impact
op anderen in te schatten.
We hebben een laatste experiment aan de brug
toegevoegd om de twee verschillen tussen het lab en
het veld te toetsen. Dit veldexperiment is een sociaal
dilemma waar met dezelfde middelen het eigenbelang
met het groepsbelang wordt afgeruild, net als in het
lab. Nu wordt echter visplezier voor het individu afgeruild met visplezier voor de groep.
Het experiment bestaat uit drie periodes van een
half uur en een vierde periode van tweeëneenhalf uur.
Vissers mogen twee vissen vangen in elk van de eerste
drie periodes. Ze mogen zo veel vangen als ze kunnen
in de vierde periode en krijgen bovendien twee euro
voor elke vis die ze vangen. Echter, elke vis die een
visser vangt in een van de eerste drie periodes zorgt
ervoor dat drie vissers tien minuten eerder naar huis
gaan in de vierde periode. De resultaten van dit veldexperiment lijken erg veel op de resultaten van het public
goods-veldexperiment. De vissers in dit experiment
vertonen maximale moeite gedurende de eerste drie
periodes. In tegenstelling tot de labresultaten is er geen

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

Jaargang 98 (4672S) 8 november 2013

ESB Dossier Gedragseconomie voor milieubeleid

enkel bewijs van pro-sociaal gedrag te ontdekken in
dit veldexperiment. De resultaten van dit experiment
geven aan waarom er in de eerdere experimenten een
verschil is tussen het lab en het veld. Omdat vissers
ook geen pro-sociaal gedrag vertonen wanneer het sociale dilemma een afruil kent met dezelfde middelen
(vistijd), moet het zo zijn dat de activiteit de oorzaak
is. In het lab is de activiteit het invullen van een klein
formulier. In het veld is de activiteit vissen, of juist het
nalaten van vissen.
Conclusie

De resultaten van dit onderzoek zijn van belang voor
experimenteel economen. Blijkbaar heeft het lab niet
altijd voorspellende waarde voor gedrag in de echte
wereld. De brug aan experimenten laat zien waarom gedrag niet hetzelfde is. Toekomstig onderzoek kan aantonen of soortgelijk gedrag in het lab verkregen wordt
door een activiteit toe te voegen aan het experiment.
Daarnaast is het onderzoek van belang voor beleidsmakers. Uit veel labexperimenten over sociale
dilemma’s blijkt dat mensen onderling grote milieuproblemen kunnen voorkomen. Zo laat het werk van
Nobelprijswinnares Elinor Ostrom zien dat studenten,
maar ook vissers, in het laboratorium sociale dilemma’s
kunnen overwinnen door met elkaar te communiceren
of door elkaar te straffen. De les die economen overdragen aan beleidsmakers is dat de overheid niet altijd
hoeft in te grijpen om een natuurlijke hulpbron te redden van de ondergang. Echter, wanneer het in stand
houden van die hulpbron een (ongewenste) activiteit
met zich meebrengt, dan kan ingrijpen van de overheid wel degelijk gewenst zijn.

Jaargang 98 (4672S) 8 november 2013

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

85

Auteur