Ga direct naar de content

Essay: Duurzaamheid en voedsel vanuit een gedragseconomische invalshoek

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: oktober 30 2013

.

ESB Dossier Gedragseconomie voor milieubeleid

voeding

Essay over
duurzaamheid
en voedsel
Henriëtte
Prast
Hoogleraar aan de
Universiteit van
Tilburg en lid van de
raad van toezicht
van de Autoriteit
Financiële Markten

H

et Planbureau voor de Leefomgeving concludeerde in zijn Milieubalans 2009 dat voor het slagen
van het milieubeleid een milieuvriendelijke consumptie, naast
milieuinnovatie, cruciaal is. Daarbij gaat het vooral om
een reductie van de consumptie van vlees en in mindere mate om die van vis en zuivel. Vlees en zuivel zijn
van alle voedingsmiddelen ecologisch veruit het meest
belastend. De productie ervan is uitermate inefficiënt:
voor een kilo dierlijk eiwit is gemiddeld zes kilo plantaardig eiwit nodig (Gezondheidsraad, 2011).
De veehouderij draagt, zowel wereldwijd als in
Nederland, ruim tien procent bij aan de uitstoot van
CO2. Tachtig procent van de landbouwgrond wordt
gebruikt voor het verbouwen van veevoer ten behoeve
van de productie van vlees en zuivel (PBL, 2009).
De grond dient wel voor voedselproductie, maar
die is heel inefficiënt, want zoals ook de Gezondheidsraad (2011) betoogt, zou diezelfde grond veel meer
monden kunnen voeden als niet voor de omweg via de
veestapel gekozen werd. Ook verbruikt de vleesproductie veel meer water dan de productie van ander voedsel.
Het Planbureau verwacht niet dat een vergroting van
de efficiëntie aan de aanbodkant voldoende zal zijn om
de schadelijke milieueffecten van de consumptie van
vooral vlees, en verder van zuivel en vis, op te vangen.
In economisch jargon: er zitten aan de productie
en consumptie van vlees, zuivel en vis grote negatieve

Jaargang 98 (4672S) 8 november 2013

externe effecten, en er is vanuit maatschappelijk perspectief dus een overconsumptie. Nederlanders eten
twee keer zoveel vlees en vis als in 1960, vooral meer
varkens- en kippenvlees, en de consumptie van dierlijke eiwitten is bij ons meer dan twee keer zo groot als
het wereldgemiddelde (PBL, 2009).
De nadelen van ons voedselpatroon worden vooral gevoeld door anderen: de jonge en nog niet geboren generaties hier, die de uitputting van natuurlijke
hulpbronnen aan den lijve zullen ondervinden, en de
mensen met honger elders. Voor de Nederlandse consumptie van vlees en zuivel is ongeveer 2,2 miljoen
hectare landbouwgrond nodig. Niet alleen is dat een
veelvoud van de oppervlakte van Nederland, ook zou
die grond veel meer voedsel kunnen opleveren als hij
niet werd gebruikt voor veevoeder. Nederlanders zijn
kortom ‘uitvreters’.
Hier bovenop komen nog het dierenleed en de
schade van de ziektes die voortvloeien uit de intensieve
veeteelt.
Er zitten behalve externe effecten in de vorm
van milieuschade, honger en (dus) politieke instabiliteit, en dierenleed ook individuele nadelen aan het
consumeren van dierlijke eiwitten. Nederlanders eten
zeventig procent meer dierlijke eiwitten dan gezond is
(CBS, 2009a; 2009b; LEI en CBS, 2008; Voedingscentrum, 2009a, PBL, 2009, Kooreman, 2013). De
Gezondheidsraad (2008) beveelt een voedselpatroon
van minder dierlijke en dus meer plantaardige voeding

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

43

ESB Dossier Gedragseconomie voor milieubeleid

aan omdat daarmee het risico op hart- en vaatziekten
lager wordt. In dat geval gaat het vooral om rood vlees
en de bewerkingen daarvan. Daarbij komt volgens de
Gezondheidsraad (2011) dat minder dierlijk voedsel
tot ecologisch gunstige effecten leidt. Volgens onder
andere het World Cancer Research Fund / American
Institute for Cancer Research Food (2007) neemt
door de consumptie van (teveel) rood en bewerkt vlees
de kans op verschillende soorten kanker toe, maar volgens de Gezondheidsraad (2011) is het nog te vroeg
om die conclusie te trekken.
Hoe dan ook is volgens de Gezondheidsraad
(2008, 2011) een voedselpatroon met (veel) minder
dierlijk eiwit aan te bevelen. Overgang op een mediterraan dieet zou al helpen. Bovenop deze nadelige effecten komt nog de mogelijke gezondheidsschade door
antibioticaresistentie en andere ziekterisico’s als gevolg
van de intensieve veeteelt
Dat mensen desondanks hun vleesconsumptie
niet afremmen kan komen doordat ze de gezondheidsschade voor lief nemen, zowel door gebrek aan kennis
als door factoren die in de gedragseconomie als belangrijke gedragsinvloeden worden genoemd.
Het huidige kabinet is van mening dat verduurzaming van voedsel (waaronder ook dierenwelzijn wordt
verstaan) een opgave is die “primair door
het bedrijfsleven en maatschappelijke organisatie moet worden opgepaktâ€, en dat het “kiezen voor
duurzamer eten primair een zaak is van de consumentâ€
(Rijksoverheid, 2013). Er wordt vooral veel verwacht
van het bieden van objectieve informatie aan de consument. Daarmee gaat de beleidsmaker voorbij aan de
traditionele welvaartstheorie en aan wat de gedragseconomie aan wetenschappelijk betrouwbare kennis
heeft opgeleverd over gedrag.
Individueel versus collectief rationeel

Traditionele instrumenten om gedrag te beïnvloeden
zijn wet en regelgeving en financiële prikkels. Voor
zover men veronderstelt dat het gedrag voortkomt uit
onvoldoende kennis over de effecten ervan, worden
ook informatie en overreding ingezet. Die zullen echter niet het probleem van de externe-effecten oplossen.
Zelfs wanneer het milieu, het verminderen van honger
in de wereld en de daaruit voortkomende geopolitieke
risico’s, de toekomstige generaties en het dierenwelzijn
in de nutsfunctie van de consument meegewogen worden, geldt dat het effect van individuele gedragsverandering op alles, behalve op dierenleed, verwaarloosbaar
44

klein zal zijn, met als waarschijnlijk gevolg een collectief irrationele uitkomst.
Feit is wel dat er een groot gebrek aan kennis is
over de schadelijke milieueffecten van vleesconsumptie. Consumenten denken bij duurzame consumptie
vooral aan producten die langer meegaan en aan milieuvriendelijke verpakkingen. Maar slechts een minderheid lijkt op de hoogte van de milieu-effecten van
vleesconsumptie (Alfing en Paul, 2008).
Wat betreft beleid gericht op het collectieve belang moet men bedenken dat dit niet hetzelfde is als
paternalisme. Het gebod om op de motor een helm te
dragen, heeft niet alleen ten doel de individuele overmoedige weggebruiker te behoeden voor ernstige, onomkeerbare gezondheidsschade, maar ook om te voorkomen dat de omgeving en de samenleving als geheel
opdraaien voor de kosten (psychisch en financieel) van
ernstig letsel (Camerer et al., 2003).
Niet elke maatregel is even beperkend en even effectief in het gelijktrekken van individueel en collectief
belang. Geboden en verboden grijpen bindend in de
markt in. Een bijzondere vorm hiervan is rantsoenering. Het aanbod wordt niet verboden, maar beperkt,
en niet het prijsmechanisme, maar de toedeling van gebruiksrechten vormt het allocatiemechanisme. Bekend
voorbeeld is het eten op de bon in de Hongerwinter
1944 –’45, en tegenwoordig kennen we het systeem in
de vorm van een numerus fixus bij studierichtingen en
het plafond op medische verrichtingen – al geldt voor
beide dat er ook los van rantsoenering geen vrije markt
is.
Als het gaat om duurzaamheid schuwen beleids­
makers dwingend ingrijpen niet, zelfs als dat ‘achter de
voordeur’ plaatsvindt. Het verbod op de verkoop, en
dus het gebruik, van gloeilampen is daarvan een voorbeeld. Een ingrijpende maatregel, want iedereen heeft
thuis verlichting nodig. Wat de duurzaamheidseffecten betreft scoort deze maatregel zwak in vergelijking
met een verbod op vleesconsumptie, zelfs als we het gedragseffect (meer verlichting en langer laten branden,
‘het is toch maar een ledje’) buiten beschouwing laten.
Heffingen op niet-duurzaam en subsidies op
duurzaam ‘verstoren’ de vrije prijsvorming op de
markt, maar laten individuen wel de vrije consumptiekeus, binnen de grenzen van hun financiële mogelijkheden – die op zichzelf natuurlijk de vrijheid al beperken. De door Kooreman (2013) in ESB voorgestelde
vleesbelasting is niet het bestraffen van vleesconsumptie, maar het doorgeven van de maatschappelijke kos-

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

Jaargang 98 (4672S) 8 november 2013

ESB Dossier Gedragseconomie voor milieubeleid

ten in de prijs ervan.
GEDRAGSECONOMIE

Een belangrijke boodschap van de gedragseconomie
is dat de manier waarop een keus wordt aangeboden
sterk van invloed is op wat mensen kiezen. Dat komt
het duidelijkst tot uitdrukking in het effect van de passieve keus, die in gedragseconomisch jargon de ‘standaard’ (default) wordt genoemd. Het bekendste voorbeeld als het gaat om prosociaal gedrag is het effect van
de ‘stille’ keus op de orgaandonorregistratie, en als het
om individueel gedrag gaat de keus voor pensioensparen. Mensen ‘kiezen’ voor de standaard omdat ze denken dat het de aanbevolen keus is, en omdat afwijken
een uitleg vereist, aan jezelf en aan de omgeving. Alleen
als mensen sterk gepassioneerd zijn, laten ze zich niet
door de stille keus leiden. Met andere woorden, hoe
keuzes worden aangeboden is nooit neutraal, sterker:
het kan niet neutraal zijn.
Een andere belangrijke invloed is die van saillantie, dus het ‘duidelijk naar voren komen’. Als je je iets
kan voorstellen, iets duidelijk op je netvlies hebt, heeft
dat veel meer invloed op je gedrag dan als je iets weet.
Het effect van saillantie is, net als dat van de standaard,
niet het resultaat van een weloverwogen afweging,
maar van een veel subtieler proces. Twintigers die zichzelf als zeventigplusser in een gemanipuleerde spiegel
hebben gezien leggen meer spaargeld in hun pensioenpot dan leeftijdgenoten die naar hun echte beeltenis
mochten kijken. Op internet circuleert een verborgen
camera filmpje dat het effect van saillantie op vleeskopend publiek laat zien: het besluit tot aankoop veranderde snel in pogingen om de verkoper aan te vliegen.
Tussen weten dat je een dier op tafel zet en opeet, en
beseffen dat er een wezen is gedood voor je eetgenot,
zit een groot verschil.

waar mensen die juist wel vlees willen dit expliciet als
dieetwens moeten doorgeven. Of aan een eis bij de
aanbesteding van een catering dat vlees niet standaard
is, maar alleen op aanvraag wordt aangeboden.

Literatuur
Alfing, P. (2008) Duurzaamheid en consument. Rijswijk: Federatie Nederlandse Levensmiddelenindustrie.
Animal Sciences Group Wageningen (2009) De humane eiwitbehoefte en eiwitconsumptie en de omzetting van plantaardig eiwit naar dierlijk eiwit. Wageningen: Wageningen Universiteit.
Bodie, Z. en H. Prast (2011) Rational pensions for irrational people: behavioral science lessons for the Netherlands. Netspar Discussion Paper 09(7).
Camerer, C., S. Issacharoff, G. Loewenstein, T. O’Donoghue en M. Rabin (2003)
Regulation for conservatives: behavioral economics and the case for assymmetric paternalism. University of Pennsylvania Law Review, 151(3), 1211.
Gezondheidsraad (2006) Richtlijnen goede voeding. Richtlijnen goede voeding, 8.
Gezondheidsraad (2011) Richtlijnen goede voeding ecologisch belicht. Richtlijnen
goede voeding, 8.
Hershfield, H., D. Goldstein, W. Sharpe, J. Fox, L. Yeykelis, L. Cartensen en J. Bai-

Tot slot

lenson (2011) Increasing saving behavior through age-progressed renderings of

Als we uit duurzaamheidsoogpunt de vleesconsumptie willen reduceren zonder verbod of torenhoge heffingen, en ook niet aanbieders van vlees ertoe willen
verplichten in de winkel te laten zien en horen – en dat
is iets heel anders dan informeren – wat er in megastallen en slachterijen gebeurt, is er nog de mogelijkheid
om vlees als standaard af te schaffen. Hierbij kan gedacht worden aan een verbod op kookprogramma’s op
televisie waarin vlees of vis de kern van de maaltijd is.
Of aan een verbod op lunches en diners waar mensen
die geen vlees willen eten dat moeten doorgeven, maar

the future self. Journal of Marketing Research, 48, 23–37.

Jaargang 98 (4672S) 8 november 2013

Kooreman, P. (2013) Belastend vlees en vleesbelasting, ESB, 98(4658), 248–249.
Planbureau voor de Leefomgeving (2009) Milieubalans 2009. Den Haag: Planbureau voor de Leefomgeving.
Prast, H. (2013) Rationeel beleid voor irrationele mensen. Een gedragseconomische visie op de toekomst van gezondheidspreventie in Nederland. NEA Paper, 48
Rijksoverheid (2013) Duurzame voedselproductie. Beleidsbrief, juli.
World Cancer Research Fund en American Institute for Cancer Research Food
(2007) Food, Nutrition, Physical Activity, and the Prevention of Cancer: a Global Perspective. Second Expert Report. Londen: World Cancer Research Fund.

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

45

Auteur