Ga direct naar de content

De economie van het toezicht

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: september 25 2013

De nieuwe ACM heeft consumentenwelvaart als belangrijkste doelstelling. Hierbij zijn prijs en kwaliteit van belang maar ook beschikbaarheid op de lange termijn en de daarvoor benodigde investeringscapaciteit.

ESB Marktordening

marktordening

De economie
van het toezicht
Consumentenwelvaart is de belangrijkste overkoepelende doelstelling van de nieuwe Autoriteit Consument & Markt (ACM).
ACM geeft hier invulling aan door het bieden van kansen en
k
­ euzes aan bedrijven en consumenten, door het waarborgen van
publieke belangen en door het met effectmeting inzichtelijk maken van de meerwaarde van haar optreden.

Henk Don
Bestuurslid bij
de Autoriteit
Consument & Markt
(ACM)
Dirk Janssen
Directeur bij ACM
Merijn Schik
Medewerker bij
ACM
Jarig
van Sinderen
Chief economist bij
ACM

586

D

e ACM is op 1 april van dit jaar ontstaan door
een fusie van de Consumenten Autoriteit
(CA), de NMa en OPTA. Het taakgebied van
ACM is de optelsom van de taakgebieden van
de drie rechtsvoorgangers. Kort gezegd: het algemene mededingingstoezicht, het sectorspecifieke toezicht in telecom,
post, energie en vervoer, en de (collectieve) consumentenbescherming. Deze taakgebieden hangen sterk met elkaar
samen en vormen samen de drie pijlers van het markttoezicht.
ACM heeft de rode draad in haar taakuitvoering als missie vastgelegd: “De Autoriteit Consument & Markt bevordert kansen en keuzes voor bedrijven en consumentenâ€.
De ACM is tot stand gekomen in een ongunstig economisch klimaat. Economische tegenwind betekent dat ondernemers het moeilijk hebben en dat consumenten terughoudend zijn met aankopen. In een economie die krimpt kunnen
kortetermijn strategieën van bedrijven om te overleven de
overhand krijgen. Dat kan zich uiten in pogingen om de consument te lokken met lage prijzen en aanbiedingen. Ook
komt het voor dat consumenten misleid worden. Koopjes
stellen minder voor dan de aanbieder suggereerde, bijvoorbeeld omdat bijkomende kosten zijn verzwegen. Soms kloppen bedrijven aan voor staatssteun, of proberen ondernemers

gezamenlijk afspraken te maken omdat ze zo een sanering van
overcapaciteit willen voorkomen.
In gereguleerde sectoren speelt onzekerheid over toekomstige ontwikkelingen een grote rol, bijvoorbeeld bij de discussie over de tarieven die netbeheerders aan hun afnemers in
rekening mogen brengen (Dessing et al., 2013; Mulder, 2013).
In een periode van crisis is het des te belangrijker dat de
toezichthouder oog heeft voor de maatschappelijke context
waarin zij opereert en duidelijk aangeeft hoe zij haar taakopdracht invult. ACM heeft daarom een strategie en een marktvisie ontwikkeld waarin drie belangrijke economische thema’s
een rol spelen: ten eerste consumentenwelvaart als overkoepelende doelstelling, ten tweede de rol van ACM bij het behartigen van publieke belangen en ten derde de mogelijkheden
om de effecten van het optreden van ACM te meten en het
belang ervan vast te stellen.
Consumentenwelvaart als overkoepelende
doelstelling

ACM ziet de vergroting van de welvaart als de drijfveer voor haar
handelen. Zij treedt op tegen gedragingen, zowel in consumenten- als op intermediaire markten, die er direct of indirect toe leiden dat consumenten in hun belangen worden geschaad. Consumenten kunnen direct worden benadeeld door kartelafspraken
met als gevolg te hoge prijzen of een beperkte keuze, maar bijvoorbeeld ook doordat bedrijven onvoldoende of verkeerde
voorlichting geven over hun producten en diensten (kader 1).
Voorbeelden van initiatieven van ACM om de directe
benadeling van consumenten te beperken zijn recent de informatievoorziening over het Bel-me-niet Register en ingrepen
in de reisbranche om helder te maken wat de daadwerkelijke
kosten van vakantiereizen zijn. Het doorzichtiger maken van
de reisbranche werkt bovendien ook positief uit voor ondernemingen die zich wel aan de afspraken hebben gehouden.
Concurrentie en transparantie

Benadeling van de consument kan ook indirect plaatsvinden.

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

Jaargang 98 (4669) 27 september 2013

Marktordening ESB

Bijvoorbeeld doordat bedrijven onderling afspraken maken
over kosten voor producten of diensten die zij andere bedrijven in rekening brengen of wanneer bedrijven bij overheidsaanbestedingen werk onder elkaar verdelen. Uiteindelijk zullen de meerkosten van dit handelen immers ook weer worden
doorberekend in prijzen of belastingen, en dus worden opgebracht door de consument. ACM is daarom ook in deze tijd
van economische crisis kritisch op strategieën van bedrijven
die gericht zijn op inperking van de concurrentie via prijsafspraken, marktafscherming, het gecoördineerd uit de markt
nemen van capaciteit of ondersteuning uit collectieve middelen. Dergelijke routes bieden hoogstens tijdelijke oplossingen,
laten de overcapaciteit in stand op kosten van de consument
of de belastingbetaler, en laten relatief inefficiënte bedrijven
voortbestaan ten koste van innovatieve nieuwkomers.
Initiatieven op dit vlak, zoals de afgelopen jaren in de
binnenvaart en de kantorenmarkt, zullen door ACM nauwlettend worden gevolgd (kader 2).
Waar er geen sprake is van benadeling van de consument
ziet ACM op voorhand geen aanleiding om in te grijpen. Een
in het oog springend voorbeeld van het laatste betreft de agrarische sector. Net als vele andere inkomens, staan ook die van
telers en vissers in verschillende deelsectoren onder druk. Het
is belangrijk om te beseffen dat versoepeling van de mededingingsregels voor ons land negatief kan uitwerken (kader 3).
Juist de Nederlandse landbouw behoort tot de meest innovatieve en concurrerende in Europa.
Het centraal stellen van de consument betekent ook dat
ACM goed bekijkt hoe de consument zijn welvaart kan verbeteren. Wanneer door toedoen van ACM de prijzen dalen,
kunnen normaal gesproken meer mensen deze goederen aanschaffen tegen een lagere prijs, wat inhoudt dat de consumentenwelvaart toeneemt.
In de praktijk blijkt dat niet alle consumenten eenduidig
reageren op een prijsverandering en ook dat een individuele
consument niet altijd koopt tegen de laagste prijs. Dat kan
komen omdat men niet exact weet wat de ‘beste’ prijs van het
product is omdat men maar zelden in de betreffende markt
opereert. Ook kan het zijn dat men minder prijsbewust wordt
wanneer eenmaal voor een aanbieder is gekozen. Dan kan de
padafhankelijkheid optreden (kader 1). Zo kan het gebeuren
dat consumenten regelmatig te veel voor hun concerttickets
betalen omdat ze niet vaak naar concerten gaan en dan door
gebrek aan kennis tegen woekerprijzen tickets kopen op een
niet officiële verkoopsite. Ook zijn er veel mensen die niet
switchen van energieleverancier terwijl dat zonder risico kan
en dit veel geld op kan leveren. Juist om dit soort gedragingen
van de consument – die soms irrationeel lijken – beter te kunnen meewegen bij mogelijke ingrepen, zal ACM meer aandacht geven aan gedragseconomische aspecten (ACM, 2013).
Inzichten uit de gedragseconomie kunnen vooral van belang
zijn bij het doen van onderzoek naar consumentengedrag
in concrete zaken. Het komt voor dat ondernemingen slim
gebruik maken van het feit dat consumenten niet altijd consistente en ‘rationele’ keuzes maken. ACM kan consumenten
bewust maken van hun rechten en waar nodig beschermen.
Ook kan ACM schadelijk gedrag van ondernemers aanpakken en een bewuste, actieve houding van consumenten stimuleren, bijvoorbeeld via ConsuWijzer.

Gereguleerde sectoren

ACM ziet consumentenwelvaart nadrukkelijk in een breed
perspectief. Het omvat ook kwalitatieve aspecten en ziet
zowel op de korte als langere termijn. Consumenten zijn intuïtief vooral gebaat bij goede kwaliteit en lage prijzen, maar
ACM houdt ook rekening met de capaciteit voor investeringen (kader 4) en innovatie van bedrijven, en daarmee met de
kwaliteit en variëteit van het aanbod op langere termijn.
Om ervoor te zorgen dat consumenten keuzevrijheid
hebben stelt ACM in gereguleerde sectoren prijzen en voor-

De schade van intransparantie in de reisbranche

kader 1

Een frequent genoemde consumentenklacht over de reisbranche (reisbureaus en
-organisaties, luchtvaartmaatschappijen en accommodaties) is het achteraf in
rekening brengen van kosten (drip pricing). Door de jaren heen heeft ongeveer
een tiende van de klachten die binnenkomen bij ConsuWijzer betrekking op deze
tijdens het aankoopproces in rekening gebrachte kosten. Ook bij afsluiten van de
boeking of na boeking worden consumenten geconfronteerd met extra kosten,
bijvoorbeeld administratie-, boekings- of klantkosten, of het extra in rekening
brengen van de bagage bij het inchecken.
Over het algemeen wordt aangenomen dat een gebrek aan transparantie een negatief effect heeft op het consumentensurplus. Er zijn drie mechanismes die een
dergelijk negatief verband kunnen verklaren:
Ten eerste moeten er zoekkosten gemaakt worden om verschillende producten
met elkaar te vergelijken.
Ten tweede leidt een verkeerde aankoopbeslissing tot extra kosten. Deze verkeerde beslissing kan betrekking hebben op zowel een te hoge prijs als een te
lage kwaliteit van het product;
Tenslotte kan er sprake zijn van padafhankelijkheid tijdens of na boeking, waarbij (potentiële) klanten minder prijsgevoelig worden naarmate ze verder in het
aankoopproces zitten.
De kosten die ACM schat zijn: 45 miljoen euro voor een gebrek aan transparantie;
23 miljoen voor de verkeerde aankoopbeslissing en ongeveer 0,7 miljoen voor de
padafhankelijkheid. De totale schade per jaar bedraagt volgens onze becijferingen een kleine 70 miljoen euro.
Bron: interne becijferingen Economisch Bureau ACM

Binnenvaartschippers

kader 2

De binnenvaartschippers hebben in 2010 met de NMa overleg gevoerd over een
zogenoemde oplegregeling om te voorkomen dat er een grote concurrentieslag
binnen deze sector zou ontstaan door de teruglopende vrachten. Deze felle concurrentie zou onvermijdelijk tot faillissementen kunnen leiden. Aan de NMa werd
dan ook gevraagd om akkoord te gaan met deze regeling. Het feit dat er een expliciete overkoepelende organisatie – het zogenoemde crisisberaad – noodzakelijk
zou zijn om deze regeling te handhaven, gaf al aan dat het handhaven van deze
samenwerking een gecoördineerde actie betrof. Als dat niet plaats zou vinden waren de gemaakte afspraken niet te controleren. Dat zijn typische kenmerken van
een kartel. De NMa was dan ook uiterst kritisch op dit voorstel, omdat uiteindelijk
de verladers meer moeten betalen voor hun vracht. Dat betekent uiteindelijk ook
een hogere prijs voor de consument. Daarbij werd er ook op gewezen dat een kortetermijnoplossing op de lange termijn wel eens erg slecht uit kan pakken: “Ook
moet bedacht worden dat sectoren, waar de vraag op korte termijn inelastisch is,
gemakkelijker een tijd een prijsafspraak kunnen handhaven, maar dat op lange
termijn een substitutieproces op gang kan komen dat uiteindelijk schadelijk uit
kan pakken voor de gehele sector.†(Janssen en Van Sinderen, 2010).

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
Jaargang 98 (4669) 27 september 2013
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

587

ESB Marktordening

Agrarische sector

kader 3

Als oorzaak van de problemen van veel agrariërs wordt vaak gewezen op de inkoopmacht van de supermarkten, die te lage prijzen zouden afdwingen bij hun leveranciers. Tot op zekere hoogte is samenwerking aan de inkoopkant toegestaan,
zolang de onderlinge concurrentie aan de verkoopkant voldoende sterk blijft. Die
concurrentie zal de supermarkten immers dwingen om de behaalde inkoopvoordelen door te geven aan de consument. Voor zover de prijsvorming in de keten bij
de primaire producent geen rendabele bedrijfsvoering zou toelaten, moet de conclusie zijn dat daar sprake is van overcapaciteit. Dit probleem wordt niet opgelost
door inkomensbescherming of kartelafspraken, maar zal de producenten moeten
aanzetten tot verandering in de vorm van productinnovatie, kostenverlaging en/
of verschuiving van werkzaamheden. Dat probleem verschilt niet wezenlijk van de
problematiek zoals die geldt voor binnenschippers en makelaars.
Wel een verschil is dat in de agrarische sector als oorzaak van de inkomensproblemen wordt gewezen naar de tussenhandel, die een te groot deel zou claimen van
het verschil tussen de afzetprijs van de primaire producent en de verkoopprijs in
het schap van de supermarkt. Voor zover in deze schakel inderdaad sprake is van
overrendementen, zal het aantrekkelijk zijn om toe te treden tot dit segment,
dan wel het te omzeilen waar dat mogelijk is. Sommige (samenwerkingsverbanden van) primaire producenten hebben inderdaad initiatieven ontplooid om
rechtstreeks zaken te doen met de supermarkten. Zo draagt concurrentie bij aan
een efficiëntere inzet van productiemiddelen.
De zorgen over de inkomens van de primaire producenten leven ook in andere
landen van de Europese Unie, overigens vaak tegelijk met zorgen over hoge
voedselprijzen. De onderhandelingen in Brussel over voorstellen voor hervorming van het Europese landbouwbeleid zijn afgerond. De voorstellen bieden de
sector meer ruimte voor afspraken tussen ondernemingen, waardoor de producenten meer marktmacht kunnen ontwikkelen dan op grond van de bestaande
landbouwregels al mogelijk is. Daarbij moet er voortdurend op toegezien worden
dat er voldoende prikkels voor efficiëntie en innovatie zijn. Ook ongewenste verhogingen van de voedselprijzen voor de consument moeten worden voorkomen.
De doelstellingen van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) geven
daarvoor de goede richting.

waarden vast die ondernemingen in staat stellen op de markt
actief te zijn en te blijven. Dit hangt samen met de afhankelijke positie rond infrastructuren die in handen zijn van een
klein aantal gevestigde partijen – (aansluit)netwerken/masten voor telecom en energie, het spoorwegnet of de luchthaven Schiphol – en die vanwege de hoge kosten van aanleg
niet of niet volledig repliceerbaar zijn. Zonder regulering van
toegang of gebruik van deze infrastructuren zouden op deze
markten geen concurrerende partijen actief kunnen zijn en
zou de consument al snel schade ondervinden door monopolieprijzen en door een gebrek aan efficiëntie in de betrokken
sector. Een te lage exploitatievergoeding voor zijn infrastructuur zou echter de bereidheid van een aanbieder van deze
infrastructuur om te blijven investeren en innoveren kunnen
aantasten. Dit is ook niet in het belang van de consument.
Door in de tariefvaststelling uit te gaan van een redelijk rendement op investeringen blijven infrastructuuraanbieders geprikkeld om te investeren.
Op deze wijze bevordert ACM de concurrentie op de infrastructuren en reguleert zij markten zodanig dat de uitkomsten voor consumenten optimaal zijn. Het beoogde resultaat
588

is een duurzame groei van de welvaart, in brede zin. Dit omvat
welvaartsgroei als gevolg van zowel financiële als kwalitatieve
effecten voor de consument, op korte én langere termijn. Juist
om dit brede welvaartsbegrip te borgen is het behartigen van
de publieke belangen een essentieel onderdeel van de ACMstrategie.
Het behartigen van publieke belangen

Marktwerking en vrije mededinging zijn in de regel voor de
consument in termen van welvaart het voordeligst. Vrijwel
alle studies die de effecten van marktwerking in kaart te brengen laten dat zien (Van Sinderen en Kemp, 2008). Door de
marktwerking is er een breed scala aan producten beschikbaar tegen een prijs die tot stand komt door het vrije spel van
vraag en aanbod. Er zijn evenwel ook situaties waarbij deze
marktwerking een niet-optimale uitkomst oplevert: de markt
faalt. Juist dan komt de overheid in het geweer. De markt
faalt in vier gevallen. Ten eerste wanneer het risico bestaat van
het ontstaan van machtsposities door fusies of op misbruik
daarvan. Ook wanneer het gaat om afspraken tussen ondernemingen die de mededinging beperken, grijpt ACM in. Ten
tweede, wanneer er sprake is van asymmetrische informatie
tussen diverse groepen in de samenleving. Ten derde als publieke goederen in het geding zijn en ten vierde als er sprake is
van positieve dan wel negatieve externe effecten.
Met name de eerste twee vormen van marktfalen zijn
bij het bevorderen van de consumentenwelvaart aan de orde
geweest. Bij het behartigen van publieke belangen gaat het
vooral om die belangen die de wetgever als zodanig heeft aangewezen. Goed werkende markten, een optimale regulering
van wettelijke dan wel natuurlijke monopolies en consumentenbescherming zijn publieke belangen waarvan de wetgever
heeft bepaald dat die moeten worden behartigd. Hierbij is in
voorkomende gevallen ook al rekening gehouden met externe
effecten, bijvoorbeeld door het verzekeren van interconnectie
en interoperabiliteit bij telecomdiensten. Bij publieke goederen is de rol van ACM afwezig; zij bemoeit zich niet met
politie, justitie of defensie.
Bij het corrigeren van externe effecten heeft ACM bewust gekozen voor een open opstelling. Bij externe effecten
zal de overheid vaak ingrijpen door het verlenen van subsidies
of door het opleggen van een heffing.
Maar bij het borgen van publieke belangen gaat het vaak
om meer dan om het corrigeren van marktfalen. De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) stelt bijvoorbeeld dat de behartiging van de publieke belangen in de
huidige maatschappelijke verhoudingen ook veel vraagt van
de gemeenschap. De overheid kan het niet alleen. Maatschappelijke ordening is een opdracht waar de maatschappij als geheel voor staat. Wel stelt de WRR: “Op diverse terreinen mag
van de overheid echter een meer actieve rol worden verwacht
en zal zij zelf de verantwoordelijkheid moeten nemen voor regulering, toezicht en monitoring†(WRR, 2012). ACM ziet
voor zichzelf in het eerste geval ook een taak weggelegd, mits
deze kan worden ingevuld binnen de context van haar wettelijke taakopdracht.
Zo is in Nederland een debat gaande over de mogelijkheden om te komen tot verduurzaming van de productieketen,
waarbij de hoofdrolspelers regelmatig zelf initiatieven nemen
om via gezamenlijke afspraken te komen tot verduurzaming.

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

Jaargang 98 (4669) 27 september 2013

Marktordening ESB

Vaak betekent dat ook een hoger prijskaartje en moet de
consument besluiten of hij dat ervoor over heeft. Deze gang
van zaken leidt niet altijd tot het beoogde resultaat, hetzij
omdat de betalingsbereidheid van de consument voor een
concreet doel niet of slechts beperkt aanwezig blijkt te zijn,
hetzij omdat het concrete doel alleen bereikt kan worden bij
een marktbrede implementatie waardoor er voor de individuele consument niets meer te kiezen overblijft en er dus een
concurrentieprobleem optreedt. Ook hier heeft ACM een
taak als initiatieven kunnen leiden tot marktverstoring. In die
gevallen kan er onder voorwaarden gebruikgemaakt worden
van de uitzonderingsbepaling bij het kartelverbod, waardoor
marktverstorende afspraken tussen de producenten kunnen
worden geaccepteerd. Voorbeelden hiervan zijn te vinden in
de NMa-praktijk van de afgelopen jaren en variëren van afvalinzameling tot garnalenvisserij (een overzicht staat in de Kennisbank Duurzaamheid op www.acm.nl). In andere gevallen
benadrukte de NMa dat plannen niet goed doordacht waren,
zoals bijvoorbeeld in het geval van het idee om een sloopregeling van leegstaande kantoren in het leven te roepen.
De mededingingsregels bieden ACM in situaties van zowel positieve als negatieve externe effecten de mogelijkheid
een dergelijke samenwerking onder bepaalde voorwaarden
toe te staan. ACM zal daarbij de afspraken tussen ondernemingen, waarvan wordt gesteld dat deze bijvoorbeeld innovatie of duurzaamheid bevorderen, steeds toetsen op hun
noodzaak, evenredigheid en doeltreffendheid.
ACM kiest er dus nadrukkelijk voor markt- en consumentenproblemen integraal te benaderen, met een scherp
oog voor de verschillende publieke belangen die daarbij in het
geding zijn.
meetbaarheid effecten van het optreden

ACM wil dat haar optreden effectief en efficiënt is. Daarom
wil zij de effecten van haar interventies ook zo goed mogelijk
meten. In het verleden heeft de NMa berekeningen gepubliceerd waarin meermaals geconcludeerd is dat zij een positieve
bijdrage heeft geleverd aan de consumentenwelvaart . Ook de
OPTA hanteerde welvaartsmodellen bij de onderbouwing
van haar interventies die beoogden marktmacht te beteugelen
in de telecommunicatiemarkten. Het gaat hier om de effecten voor de consument als gevolg van interventies in zowel de
sfeer van mededingingstoezicht als in de sfeer van regulering
van energie en openbaar vervoer.
Zo worden de totale baten over 2012 geschat op 251 miljoen euro. Sinds het oprichten van de NMa zijn de bijdragen
van ingrepen gemiddeld ruim 400 miljoen per jaar (Kemp et
al., 2013). De berekeningen van de NMa hebben een statisch
karakter, wat inhoudt dat bij de berekening uitsluitend gekeken wordt hoeveel de consument er in het jaar na de ingreep
op vooruit is gegaan. Dat betekent dat de doorwerking op de
langere termijn niet in de becijferingen is opgenomen. De
reden is dat een economie dusdanig volatiel is, dat het weergeven van de impact van ingrepen op langere termijn als te
onzeker wordt gezien. Ook kan het afschrikeffect van door
ACM afgekeurde fusies of opgerolde kartels op vergelijkbare
gevallen niet worden meegenomen.
ACM zal een aangepaste methodologie ontwikkelen om
de effecten van haar ingrepen op alle terreinen op een consistente wijze in te schatten. Ex-post evaluatie is een van de

KPN kan blijven investeren

kader 4

Een voorbeeld is de regulering van de toegang tot het glasvezelnetwerk van
KPN. Deze regulering stelt concurrenten in staat om over het KPN-netwerk hun
eigen diensten aan te bieden. Bij het berekenen van het toegangstarief (en dus
de marge op de kostprijs) hanteert ACM een discounted cashflow model, dat KPN in
staat stelt om te blijven investeren in de uitbreiding van zijn netwerk.

instrumenten waarmee ACM ook haar concentratie-controle
wil aanscherpen. Omdat bij het beoordelen van een fusieaanvraag het inschatten van mogelijke effecten moeilijk is,
zal ACM de gevolgen van goedgekeurde fusies zowel in de
gereguleerde sectoren (bijvoorbeeld de telecom) als in andere
sectoren in kaart brengen. Zo heeft de NMa eerder ex-post
analyses van door haar goedgekeurde fusies van ziekenhuizen
gepubliceerd (Kemp et al., 2012).
ACM wil probleemoplossend werken. Dat begint met
de detectie van potentiële problemen die de concurrentie
verstoren of de consumentenwelvaart negatief beïnvloeden.
Deze opsporing gebeurt door het combineren van een kwantitatieve en kwalitatieve analyse (Petit, 2013). Vervolgens
wordt er een afweging gemaakt waarbij de belangrijkste criteria zijn: de potentiële schade voor de consumentenwelvaart,
of er sprake is van een maatschappelijk probleem en of een
eventuele interventie een kans van slagen heeft. Op basis van
deze afweging wordt er geprioriteerd. Welk probleem aangepakt wordt, is niet alleen afhankelijk van een hoge score op
een van de drie criteria, maar wordt, gezien het brede takenpakket van ACM, ook ingegeven door de wens om een evenwichtige portefeuille aan onderwerpen te hebben

Literatuur
ACM (2013) Behavioural Economics and Competition Policy. Den Haag: Autoriteit Consument
en Markt.
Dessing, B., M. Damstra, R. Haffner en P. Nillesen (2013) Referentieperiode voor vaststellen
van reguleringsrente netbeheerders. ESB, 98(4660), 308–311.
Janssen, M.C.W. en J. van Sinderen (2010) Mededingingstoezicht en de economische crisis.
ESB, 95(4579), 116–117.
Kemp, R., N. Kersten en A. Severijnen (2012) Price effects of hospital mergers: an ex-post
assessment of hip surgery. De Economist, 160(3), 237–255.
Kemp, R., D. Leliefeld en J. van Sinderen (2013) Outcome van NMA-optreden; resultaten
voor 2012. NMa Working Papers, 8(februari).
Mulder, M. (2013) Reactie op: Referentieperiode voor vaststellen van reguleringsrente netbeheerders. ESB, 98(4666), 498.
Petit, L. (2013) Uitkomst economische detectie. NMa Working Papers, 9(maart).
Sinderen, J. van en R.G.M. Kemp (2008) The economic effects of competition law enforcement: the case of the Netherlands. De Economist, 156(4), 365–385.
WRR (2012) Publieke zaken in de marktsamenleving. Amsterdam: Amsterdam University Press.

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
Jaargang 98 (4669) 27 september 2013
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

589

Auteurs