Ga direct naar de content

Statistiek

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: oktober 2 2009

statistiek
Arbeidsmarkt

Raymond Montizaan (ROA)

Effectiviteit versobering pensioenrechten
Vanaf de jaren negentig hebben de overheid en sociale partners een groeiend
aantal maatregelen en initiatieven ontwikkeld om de arbeidsmarktparticipatie van
ouderen te vergroten. Het beleid bevat vooral maatregelen die mensen financieel
prikkelen om langer door te werken. Uit de praktijk blijkt echter dat financiële
prikkels maar beperkt effectief zijn. In een recent onderzoek zijn de effecten
van de afschaffing van de prepensioenregeling in de publieke sector in kaart
gebracht. De data hebben betrekking op drie enquêtes die zijn gehouden in de
jaren 2007–2009 onder een panel van mannelijke werknemers die zijn geboren
in 1949 of 1950. Werknemers geboren in 1950 hebben sinds 2006 geen recht
meer op de oude meer genereuze pensioenrechten en zullen noodgedwongen
langer moeten doorwerken, terwijl zij die geboren zijn in 1949 nog vallen onder
de oude regeling. De tabel laat zien dat werknemers die geboren zijn in 1950
langer denken door te werken dan degenen die geboren zijn in 1949. Beide
groepen hebben op de aangegeven leeftijden een pensioeninkomen ter hoogte
van ongeveer 70% van het brutoloon. De effecten van de financiële prikkels
zijn op de langere termijn echter minder groot dan direct na de herziening van
het pensioenstelsel. In 2007 was de verwachte pensioenleeftijd van de 1950groep ruim een jaar en een maand hoger, terwijl dit verschil in 2008 en 2009
nog maar drie maanden bedroeg. Eveneens blijkt uit de tabel dat de verwachte
pensioenleeftijd sinds de aanvang van de crisis in 2008 sterk is gestegen. In
2009 denkt zowel de 1949- als de 1950-groep dat zij anderhalf jaar langer
door moeten werken in verhouding tot 2008. Ondanks de convergentie in de
verwachte pensioenleeftijd is het verschil in de verwachte pensioenuitkering

als mensen 62 jaar zijn in de afgelopen jaren niet
afgenomen (tabel). Dit wijst erop dat degenen met
versoberde pensioenrechten gemiddeld genomen
wel goed op de hoogte zijn van hun situatie, maar
desondanks vervroegd wensen uit te treden. Wel
valt ook hier op dat beide groepen sinds 2009 hun
verwachte pensioenuitkering naar beneden hebben
bijgesteld. De financiële crisis leidt duidelijk tot toe­
genomen pessimisme over de pensioenuitkeringen.

Invloed van afschaffing prepensioen op verwachte
p
­ ensioenleeftijd en uitkering1.
1949

1950

2007

62,6

63,5

2008

61,8

62,1

2009

63,1

63,4

Verwachte leeftijd stoppen met werken

Verwachte pensioenuitkering bij stoppen op 62-jarige leeftijd
(percentage netto salaris)
2007

66,6

72,1

68,4

2009
1

72,3

2008

68,4

63,4

De verschillen zijn in alle jaren significant op éénprocent-niveau.

Bron: ROA, 2009, Arbeidsmarkt naar opleiding en beroep tot
2014, te verschijnen.

Monetaire Zaken

Marcel Eggenkamp (DNB)

Schadeverzekeraars, exclusief zorgverzekeraars, hebben over 2008 een ver­
zekeringsresultaat geboekt van ruim 440 miljoen euro, ofwel 4,1% van de
premie-inkomsten. In vergelijking met het resultaat van 11,6% in 2007 is dat
een aanzienlijke daling, die is terug te voeren op de beide componenten die
grofweg het verzekeringsresultaat uitmaken: het kernbedrijf verzekeren en de
bijbehorende beleggingsopbrengsten. Een minder winstgevend kernbedrijf, dat
wil zeggen het overnemen van risico’s tegen betaling van premies door verzeker­
den en het uitbetalen van schaden aan verzekerden, heeft voor 40% bijgedragen
aan de daling. De overige 60% kan worden toegeschreven aan lagere beleg­
gingsopbrengsten. Het afgelopen decennium vertoonde het verzekeringsresultaat
een golfbeweging. Die weerspiegelde schommelingen in het resultaat op het
kernbedrijf, de beleggingsopbrengsten lieten een redelijk stabiel niveau zien. De
positieve ontwikkeling van het resultaat op het kernbedrijf vanaf 2003 heeft te
maken met de toen ingezette lijn van verbeterde risico-identificatie, meer aan­
dacht voor preventie en een aanscherping van het acceptatiebeleid. Daarnaast
zijn er enkele gunstige schadejaren geweest.
In 2008 hebben de beleidsaanpassingen in eerdere jaren niet kunnen verhinde­
ren dat het verzekeringsresultaat aanzienlijk is teruggelopen. Het resultaat op het
kernbedrijf is meer dan gehalveerd ten opzichte van 2007 en komt uit op 243
miljoen euro. De schadelast nam met 10% toe. Onder meer de branches motor­
rijtuigen, krediet en algemene aansprakelijkheid kenden een moeilijk jaar. De
grootste daling was zichtbaar in de schadebranche motorrijtuigen, die over 2008
zelfs een licht negatief resultaat op het kernbedrijf boekte.
Schadeverzekeraars hebben ook te lijden gehad onder de ontwikkelingen op
de financiële markten. Van oudsher beleggen ze overwegend in vastrentende

592

ESB

94(4569) 2 oktober 2009

Verzekeringsresultaat schadeverzekeraars, exclusief
zorgverzekeraars, 1997-2008 (miljoenen euro’s).
1.400
1.200
Miljoenen euro’s

Resultaat schadeverzekeraars loopt terug

1.000
800
600
400
200
0
-200
-400
-600

‘97

‘98

‘99

‘00

‘01

Resultaat kernbedrijf

‘02

‘03

‘04

‘05

‘06

‘07

‘08

Beleggingsopbrengsten

Bron: DNB

waarden, voor ongeveer 70%, en voor een kleiner
deel in aandelen, van ongeveer 20%. Deze beleg­
gingsmix behoedde de schadeverzekeraars in
voorgaande jaren nog voor grote schommelingen in
de beleggingsresultaten. In 2008 ontkwamen de
beleggingen van schadeverzekeraars echter niet aan
verliezen op met name de aandelenportefeuilles,
omdat de AEX in 2008 halveerde, en ook bedrijfs­
obligaties, waardoor de beleggingsopbrengsten ten
opzichte van 2007 daalden van 665 miljoen euro
naar 222 miljoen euro.

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

Financiële Markten

Bas Verschoor (AFM)

Beleggende Nederlander profiteert
van opverende beurzen
De Nederlandse huishoudens hadden eind juni dit
jaar ongeveer 104 miljard euro belegd met vrij te
besteden vermogen, ofwel het belegd vermogen
exclusief belegd hypothecair vermogen en pensi­
oenvermogen. Dit betekent dat het vermogen van
Nederlandse huishoudens in beleggingen aanzienlijk
lager is dan het vermogen in de vorm van spaar­

Totaal belegd (vrij te besteden) vermogen.
160.000
140.000

Miljoenen euro’s

120.000
100.000
80.000
60.000
40.000
20.000

Aandelen
Obligaties

K1

K2

09

09

20

20

K3

K4

08

08

20

20

K1

K2

08

08

20

20

K3

K4

07

07

20

20

K1

K2

07

07

20

20

K3

K4

06

06

20

Geldmarkt

20

K1
06

06
20

20

K2

0

Gestructureerde investeringsproducten
Beleggingsinstellingen

gelden, dat 346 miljard euro bedraagt. Het belegd vermogen piekte in het 2e
kwartaal van 2007 op bijna 142 miljard euro. In het eerste kwartaal van dit jaar
was daarvan nog ruim 97 miljard euro over, een afname van meer dan 30%. In
het tweede kwartaal nam het belegd vermogen weer met 7% toe. Het ligt nu nog
ruim 25% onder het niveau van 2e kwartaal 2007. Deze ontwikkelingen reflec­
teren zowel waardefluctuaties van beleggingen, als de netto toevoegingen en
onttrekkingen aan het belegd vermogen. Het is interessant hierbij op te merken
dat het aantal beleggende huishoudens begin 2009 tot een dieptepunt van
minder dan één miljoen huishoudens gedaald is. Begin 2008 belegden nog 1,36
miljoen huishoudens. De vermogensfluctuaties zijn het sterkst bij geldmarkt­
fondsen, aandelen en vermogen bij beleggingsinstellingen. Deze categorieën
zijn het gevoeligst voor bewegingen op de effectenmarkten. Geldmarktfondsen
vormen slechts een kleine beleggingscategorie in Nederland. Hier is de daling
sinds de piek 55%. Het aandelenvermogen is sinds de piek in het 2e kwartaal
van 2007 bijna 50% kleiner, bij beleggingsinstellingen is dit 35%. Bij vermogen
in obligaties, dat vrij constant gebleven is, is een minder direct verband waar te
nemen. Dit geldt ook voor de gestructureerde investeringsproducten voor par­
ticulieren. Dit is de enige categorie die sinds de piek in 2007 een stijging laat
zien van 10%. Mogelijke oorzaken zijn de vaak langere looptijd en het feit dat ze
tussentijds vaak minder goed verhandelbaar zijn. In veel gevallen betreft het een
garantieproduct, waarvan de garantie slechts aan het einde van de looptijd geldt.
Deze garantie maakt het product in onzekere tijden relatief aantrekkelijk ten
opzichte van meer risicovolle producten; meestal heeft de garantie een obligatie
als onderliggende waarde.

Bron: DNB, www.structuredretailproducts.com, bewerking AFM

Economie en Samenleving

Marco Kerste (SEO Economisch Onderzoek)

Toegang tot leningen en aanscherping acceptatie­
criteria, 2007-2009.
100

%

1

90

3

80

5

70

7

60

9

50

11

40

13

30

15

20

17

10
0

19
2007
2008
2009
Verscherping acceptatiecriteria Nederland (linkeras)
Verscherping acceptatiecriteria Europa (linkeras)
Rang Nederland op WEF-catagorie krediettoegang (rechteras)

Bron: DNB, 2009; ECB, 2007–2009; World Economic
Forum, 2007–2009 bewerkt door SEO

Overcorrectie door het
Nederlands bankwezen
Door de kredietcrisis zijn er zorgen over de bancaire
kredietverlening. Uit gegevens van DNB (figuur)
blijkt dat meer Nederlandse banken hun criteria de
laatste jaren hebben aangescherpt dan versoepeld.
In 2009 heeft per saldo gemiddeld 70% van hen de
acceptatiecriteria verder verscherpt, nadat een nog
groter percentage banken dat in 2008 ook al had
gedaan.

In de Global Competitiveness Index van het World Economic Forum, die geba­
seerd is op een breed scala aan indicatoren, is Nederland in concurrentiekracht
dit jaar internationaal gedaald van de 8e naar de 10e plaats. De ontwikkelingen
in de financiële sector spelen hierbij een belangrijke rol. Een van de indicato­
ren in de Global Competitiveness Index is het gemak waarmee toegang wordt
verkregen tot krediet. De lijn in de figuur geeft de internationale rang weer die
Nederland inneemt op deze indicator.
De toegang tot krediet volgt in belangrijke mate uit de acceptatiecriteria die
banken hanteren. De internationale rang zal dan vooral afhangen van de wijziging
van deze criteria ten opzichte van het buitenland. In 2008 is de internationale
rang licht verbeterd. De aanscherping van de acceptatiecriteria in dat jaar is dus
redelijk in lijn met de internationale ontwikkeling. Na jaren van soepele krediet­
verlening vindt in 2008 een correctie op internationale schaal plaats, zoals de
gemiddelde verscherping van acceptatiecriteria door Europese banken laat zien
(figuur).
In 2009 duikelt Nederland naar de 16e plek op de internationale ranglijst voor
toegang tot kredietverlening. Dit duidt op een relatief sterke aanscherping van de
acceptatiecriteria in internationaal perspectief. De figuur laat zien dat Nederland
in 2009 flink uit de pas loopt met de Europese ontwikkeling. Er is sprake van
een relatieve overcorrectie. Door de grootte van de financiële sector en de
afhankelijkheid van bancaire financiering is de verweving met de reële economie
in Nederland omvangrijk. Het is dan ook niet onaannemelijk dat het Nederlandse
bankwezen relatief zwaar is getroffen door de crisis, wat de overcorrectie wel
eens tot bittere noodzaak kan maken.

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders

te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

ESB

94(4569) 2 oktober 2009

593

Auteurs