Ga direct naar de content

De effectiviteit van een individueel scholingsbudget

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: juli 24 2009

beleid
ILLU
STRATIE : s hutterstock/Svet 13

De effectiviteit van een individueel
scholingsbudget
Sinds 2001 wordt in Nederland geëxperimenteerd met
Individuele Leerrekeningen. Onder dit vouchersysteem
kunnen specifieke groepen werknemers, zoals laag­
opgeleiden en ouderen, een bedrag van duizend euro
besteden aan scholing. Deze scholingsbudgetten verhogen
de deelname aan scholing meer naarmate de omvang van
het budget hoger is, en meer voor laagopgeleiden dan voor
hoogopgeleiden.

S

Wim Groot en
Henriëtte Maassen
van den Brink
Hoogleraren aan het
Top Institute for Evidence
Based Education Research,
Universiteit Maastricht

454

ESB

inds 2001 wordt in Nederland geëxperi­
menteerd met Individuele Leerrekeningen
(ILR). Onder dit vouchersysteem kunnen
specifieke groepen werknemers, zoals
laagopgeleiden en ouderen, een bedrag van duizend
euro gefinancierd door de overheid en O&O-fondsen
besteden aan scholing. Daarnaast kennen sommige
CAO’s Persoonlijke Ontwikkelingsregelingen (POR’s).
Zo bestaat er in het onderwijs sinds kort de leraren­
beurs, een budget waarmee gericht scholing kan
worden ingekocht. De besteding van de lerarenbeurs
is beperkt tot door het Ministerie van OCW erkende
opleidingen en cursussen.
Er kunnen drie doelstellingen van scholingsbudget­
ten zoals ILR’s en POR’s worden onderscheiden.

94(4565) 24 juli 2009

Ten eerste, bevordering van scholingsdeelname
door middel van een bijdrage van de overheid of de
werkgever. Ten tweede, het vergroten van de vrijheid
van individuen in de keuze voor scholing. Hierdoor
kan de aansluiting tussen de gevolgde opleiding en
de behoefte aan scholing worden verbeterd. Ten
derde, verlaging van de prijs van scholing en verbete­
ring van de kwaliteit van het scholingsaanbod door
middel van het creëren van competitie onder aanbie­
ders van scholing voor scholingsgelden.
Het belangrijkste verschil tussen een scholingsbud­
get en de meeste bestaande scholingsprogramma’s
is dat met een scholingsbudget deelnemers zelf
scholing inkopen en hun scholingsaanbieder kunnen
kiezen. Nu gebeurt dit vaak door de werkgever.
Vraagsturing kan verder leiden tot een groter kosten­
bewustzijn bij de deelnemers en tot een ­ erschuiving
v
van relatief duurdere naar relatief goedkopere oplei­
dingen en cursussen.
Door subsidies voor scholing niet langer te ver­
strekken aan scholingsaanbieders maar aan de
deelnemers aan scholing, wordt vraagsturing
gecreëerd. Vraagsturing vergroot de kansen voor
private aanbieders ten opzichte van gesubsideerde
aanbieders en zorgt voor een gelijker speelveld

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

tussen private en publieke aan­
scholingsaanbieder. Om op de lijst van erkende aanbieders te
Door restricties
bieders. Scholingsbudgetten
komen waar de ITA’s kunnen worden besteed, moet de aan­
leiden per definitie tot een grotere
bieder kunnen aantonen dat hij goed presteert op een aantal
op te leggen
scheiding tussen het aanbod van
c
­ riteria, waaronder het percentage deelnemers dat de oplei­
aan erkende
scholing en de inkoop ervan. Dit
ding afrondt en na afloop een reguliere baan vindt. Door res­
vergroot de transparantie van de
tricties op te leggen aan erkende scholingsaanbieders worden
scholingsaanbieders
scholingsmarkt.
zij gedwongen eisen te hanteren bij de werving van scholings­
worden zij
Een nadeel kan zijn dat deel­
deelnemers. Het voordeel is dat de scholing sterk gericht
nemers over onvoldoende informa­
wordt op de behoefte van de arbeidsmarkt. Nadeel is dat het
gedwongen eisen
tie beschikken over welke scholing
kan leiden tot selectie-effecten waarbij vooral de meest kans­
te hanteren bij
ze nodig hebben en welke aan­
rijke groepen op de arbeidsmarkt, met name hogeropgeleiden,
bieder het meest geschikte scho­
worden toegelaten tot de opleidingen.
de werving van
lingsaanbod heeft. Deelnemers
In Engeland werden in 2000 de Individual Learning Accounts
scholingsdeelnemers
moeten in staat zijn de kwaliteit
(ILA’s) geïntroduceerd. In Schotland, Noord-Ierland en Wales
en de effectiviteit van scholings­
werden vergelijkbare programma’s gestart. Deze werden met
aanbieders te beoordelen. Om dit
overheidsgeld gefinancierd. Doel was om de deelname aan
probleem op te lossen wordt soms
scholing te vergroten en de financiële obstakels te leren te
gewerkt met een lijst van erkende opleidingen of
slechten. De ILA was honderdvijftig pond. Individuen moesten zelf 25 pond
scholingsaanbieders en wordt de eis gesteld dat het
bijdragen. Werkgevers werden aangemoedigd om op vrijwillige basis een bij­
scholingsbudget alleen bij deze erkende aanbieders
drage te leveren. Iedereen die ouder was dan achttien jaar had recht op een
wordt besteed.
ILA, met uitzondering van mensen die in het voltijd-dagonderwijs verbleven. Het
De centrale vraag is: hoe effectief is het scholings­
ILA-programma was snel zeer succesvol. Binnen een jaar waren er 1,4 miljoen
budget in de bevordering van scholingsdeelname en
scholingsactiviteiten geregistreerd, maar anderhalf jaar na introductie werd het
zijn er redenen om scholingsbudgetten op grotere
programma wegens fraude weer stopgezet.
schaal in te voeren? In het bijzonder wordt naar
In 2004 werd in Schotland een nieuw ILA-programma geïntroduceerd. Dit
scholingsregelingen in het buitenland gekeken en
programma is bestemd voor mensen van zestien jaar en ouder met een inkomen
naar studies die de effectiviteit van scholingsbudget­
van minder dan achttienduizend pond per jaar en mensen met een uitkering. In
ten hebben onderzocht.
januari 2007 is in Australië het programma Skills for the Future geïntroduceerd.
Onderdeel hiervan zijn de Work Skills Vouchers. Hierbij kunnen werkenden en
Overzicht van regelingen
werkzoekenden van 25 jaar en ouder met een lage opleiding een voucher van
In OESO (2003) worden twee vormen van individu­
maximaal drieduizend Australische dollars krijgen voor scholing. De Labourele scholingsbudgetten onderscheiden: subsidies
regering van premier Kevin Rudd heeft in 2009 een einde gemaakt aan deze
aan individuen en die aan individuele leerrekeningen
voucherprogramma’s en vervangen door de Skills Australia Bill 2008.
(ILR’s). Het verschil tussen beide is dat bij een ILR
De Duitse deelstaat Noordrijn-Westfalen kent sinds 2006 een trainingcheque­
werknemers sparen voor de kosten van het volgen
programma voor werknemers in het midden- en kleinbedrijf, dat wil zeggen
van een opleiding, terwijl subsidies meestal alleen
bedrijven met minder dan tweehonderdvijftig werknemers. Zowel werknemers als
recht geven op financiering van speciaal ­ mschreven
o
bedrijven kunnen een trainingcheque ontvangen waarmee vijftig procent korting
opleidingen: ILR’s bieden meer vrijheden welke
kan worden verkregen op de scholingskosten, met een maximum van vijfhonderd
opleiding wordt gevolgd. ILR’s komen vooral voor in
euro. In de eerste twee jaar zijn zo’n 195.000 trainingcheques uitgegeven. De
Angelsaksische landen, zoals de Verenigde Staten,
totale kosten bedroegen 34 miljoen euro (Thierfelder, 2009).
Groot-Brittannië en Australië. Dit is waarschijnlijk te
Oostenrijk kent sinds 1994 individuele leerrekeningen. Hieruit wordt gemiddeld
verklaren uit de grotere keuzevrijheid die scholings­
vijftig procent van de scholingskosten betaald met een maximum van 830 euro
budgetten bieden en het element van competitie
over een periode van vijf jaar. Voor sommige groepen, zoals oudere werknemers
tussen scholingsaanbieders. De waardering voor
en laaggeschoolden, kan dit oplopen tot tachtig procent. Jaarlijks wordt zo’n tien
keuzevrijheid en competitie is in Angelsaksische
miljoen euro uitgekeerd aan scholingsbudgetten (Bauer, 2009).
landen vaak groter dan in de meer corporatistisch
Wat opvalt is dat de besteding van het scholingsbudget vrijwel altijd aan beper­
georiënteerde landen op het Europese vasteland.
kingen gebonden is. In veel landen kan het budget of de voucher alleen bij een
De Verenigde Staten kennen regelingen voor
erkende opleidingsinstantie of aan een vooral goedgekeurde opleiding worden
Individual Training Accounts (ITA’s). De aard en
besteed. Zoals Decker en Perez-Johnson (2004) opmerken: overheidsinstanties
omvang van de ITA’s verschillen tussen regionale
moeten garanderen dat informatie over opleidingen en opleidingsaanbieders
arbeidsbureaus of Service Delivery Areas (SDA’s).
beschikbaar is voor cliënten en helpen met het maken van de juiste keuzes. Aan
Een overzicht in Maguire (2000) geeft aan dat twee
de andere kant wordt de kring van rechthebbenden vaak beperkt tot lageropgelei­
derde van de SDA’s met een ILR-programma een
den, werkzoekenden en werknemers in midden- en kleinbedrijf. Sommige landen
bovengrens aan de voucher van 1.500 tot 14.000
kennen aparte regelingen voor laaggeschoolde werknemers of werknemers met
dollar hanteert met een gemiddelde van 4.781
een laag inkomen. In de meeste landen neemt de overheid het overgrote deel of
dollar. Het gemiddelde bedrag per deelnemer lag in
de gehele financiering voor haar rekening. Bij scholingsbudgetten die bestemd
2000 op 3.598 dollar.
zijn voor werkenden dragen deelnemers soms ook bij, bij vouchers voor werk­
De besteding van ITA’s is in de regel aan een aantal
zoekenden is dit niet het geval. Er lijkt wel een ontwikkeling te zijn waarbij in de
beperkingen gebonden. De aard en omvang van deze
meer recente initiatieven de eigen bijdrage van de deelnemer zelf beperkt is of
beperkingen verschilt per regio. De ITA’s kunnen
ontbreekt. Slechts in enkele landen betaalt ook de werkgever mee.
vrijwel altijd alleen worden besteed bij een erkende
De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders

te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

ESB

94(4565) 24 juli 2009

455

De meeste landen leggen beperkingen op aan de besteding
van het scholingsbudget. Deze beperkingen hebben soms
betrekking op de scholingsaanbieder en is besteding alleen
mogelijk bij erkende aanbieders, en soms op de aard van de
scholing waar de voucher aan besteed kan worden. Zo wordt in
Duitsland door de voucher-verstrekker bepaald voor welke scho­
ling het budget gebruikt kan worden.
Sommige landen stellen de ILR ook open voor het gebruik voor
andere doeleinden, zoals het starten van een eigen bedrijf of
het kopen van een huis. In enkele landen, waaronder Engeland
en Zweden, zijn ILR-programma’s na korte tijd weer stopgezet
of zijn programma’s niet verder gekomen dan een pilot-fase.

De effectiviteit van individuele scholingsbudgetten
Een scholingsbudget kan de deelname aan scholing ­ ergroten.
v
Aan scholingsbudgetten kleven echter ook een aantal nadelen. In Cedefop
(2000) worden er zes genoemd. Ten eerste, de deadweight losses, doordat
scholing die anders door bedrijven zelf wordt gefinancierd nu uit het, door de
o
­ verheid gesubsidieerde, scholingsbudget wordt betaald. Het scholingsbudget
leidt dan niet tot extra scholing maar alleen tot een verschuiving in de financie­
ring van het bedrijf naar de overheid; ten tweede, de administratieve lastendruk
van een scholingsbudget kan hoog zijn; ten derde, het systeem kan fraudege­
voelig zijn; ten vierde, het kan leiden tot ongelijke kansen en deelname aan
scholing tussen hogere inkomens die zelf veel bijleggen en lagere inkomens als
deel­ emers zelf bijdragen aan het scholingsbudget; ten vijfde, veel programma’s
n
blijken niet succesvol omdat er te weinig keuze is aan scholingsprogramma’s; en
ten zesde, dit kan leiden tot financiële instabiliteit bij aanbieders van scholing
als scholingsprogramma’s worden gefinancierd op basis van de scholingsbudget­
ten die ze weten aan te trekken.
Een voordeel van scholingsbudgetten is dat selectie-effecten (afromen) vrijwel
uitgesloten zijn: er is geen rol voor een bemiddelingsinstantie, de werkgever, het
arbeidsbureau of de sociale dienst, die alleen de meest kansrijke werkzoekenden
of werknemers selecteert voor scholing. Dit effect kan echter weer teniet worden
gedaan als er strenge eisen worden gesteld aan de scholingsaanbieders en de
besteding van het scholingsbudget. Een tweede voordeel is dat als deelnemers
zelf bijdragen aan de kosten van scholing, ze meer belang hebben bij het kiezen
van een opleiding waarvan het rendement het grootst is. Een scholingsbudget
kan zo bijdragen aan het vergroten van de effectiviteit van scholing.
Empirisch bewijs voor de effectiviteit van scholingsbudgetten is schaars. Het
beperkte beschikbare onderzoek van goede kwaliteit geeft aan dat scholings­
budgetten niet altijd effectief zijn. In een overzicht van vouchers voor publieke
scholingsprogramma’s voor werknemers in achterstandsituaties en werk­
zoekenden concludeert Barnow (2000): “There is little evidence that vouchers
for these workers are effective and that they are a better alternative than other
service delivery mechanisms.â€
Een interessant experiment met een scholingsvoucher wordt beschreven in
Messer en Wolter (2009). Hierbij kreeg een deel van deelnemers aan de
Arbeidskrachtensurvey in Zwitserland in 2006–2007 een scholingsvoucher
van tweehonderd tot vijftienhonderd Zwitserse franken. De uitkomsten van dit
gecontroleerde experiment geven aan dat de voucher tot een toename van de
scholingsdeelname met zes procentpunten leidt. Dit is een toename van onge­
veer twintig procent ten opzichte van de situatie zonder vouchers. Naarmate de
waarde van de voucher hoger was, was het effect op de toename van de scho­
lingsdeelname ook groter. De omvang van het scholingsbudget is dus van belang
voor het effect van de voucher. Hogeropgeleiden gebruikten hun voucher vaker
dan lageropgeleiden. Verder berekenen Messer en Wolter (2009) het deadweight
loss van de voucher: de hoeveelheid vouchers die worden gebruikt voor scholing
die ook zonder voucher zou zijn gevolgd. Zij berekenen dat het gemiddelde dead­
weight loss vijftig procent bedraagt. Het deadweight loss is hoger voor hoger­
opgeleiden. Voor mensen met een universitaire opleiding is het zelfs meer dan
negentig procent: in meer dan negentig procent van de gevallen was de scholing

456

ESB

94(4565) 24 juli 2009

ook zonder voucher wel gevolgd
door universitair opgeleiden. Voor
lageropgeleiden is het deadweight
loss veel kleiner. Dit betekent dat
het causale effect van de voucher
op de scholingsdeelname voor
lageropgeleiden relatief veel groter
is dan voor hogeropgeleiden.
De projecten met Individuele
Leerrekeningen in Nederland
zijn onderzocht door Doets en
Huisman (2009). Zij onderzoeken
met een gecontroleerd experiment
de effectiviteit van ILR in een
viertal O&O-fondsen in de land­
bouw, bloemendetailhandel, voedings- en genots­
middelenindustrie en natuursteenbedrijven. Deze
sectoren omvatten ruim zestigduizend bedrijven en
meer dan 250.000 werknemers. Het overgrote deel
van de werknemers in deze sectoren is relatief laag
opgeleid: 92 procent heeft maximaal mbo-niveau.
In de experimentele opzet kregen de werknemers
in de interventiegroep de beschikking over een
scholings­ udget van maximaal duizend euro. De
b
scholingsdeelname is onderzocht over een periode
van drie jaar. Het scholingsbudget bleek een
aanmerkelijke invloed te hebben op de scholings­
deelname. Van de groep werknemers met een
scholingsbudget volgde in de periode van drie jaar
67 procent een cursus. Van de groep werknemers
zonder scholingsbudget was dit 41 procent. Van de
werknemers met een scholingsbudget gebruikte 68
procent dat budget om de cursus te financieren. Het
scholingsbudget leidde ertoe dat werknemers zelf
vaker het initiatief namen om scholing te volgen,
de scholing vaker buiten werktijd plaatsvond en
ook vaker niet aan het werk gelieerd was. Doets en
Huisman (2009) vinden verder dat het scholings­
budget positieve invloed heeft op de motivatie om
scholing te volgen en op de houding ten opzichte van
scholing.
De gegevens uit Doets en Huisman (2009) bieden
de mogelijkheid om het deadweight loss van de ILR
te berekenen. Zonder ILR was de scholingsdeelname
41 procent. Met een ILR is de deelname 67 procent.
Hiervan is 68 procent door een ILR gefinancierd.
Het deadweight loss kan worden berekend als (0,68
× 0,41) / 0,67 = 0,42. Het deadweight loss is
o
­ ngeveer 42 procent van het scholingsbudget. Dit
komt overeen met de bevindingen van Messer en
Wolter (2009).
Scholingsbudgetten vergroten de competitie tussen
scholingsaanbieders. Als gevolg hiervan zullen
scholingsaanbieders meer moeite doen om onder de
aandacht van scholingsdeelnemers te komen. Bruttel
(2005) signaleert bijvoorbeeld dat het voucher­
systeem in Duitsland tot een toename van de marke­
tingactiviteiten van scholingsaanbieders heeft geleid.
De grotere concurrentie tussen scholingsaanbieders
kan een concentratie in het scholingsaanbod tot
gevolg hebben: om de concurrentiedruk te vermin­

Het beperkte
beschikbare
onderzoek van
goede kwaliteit
geeft aan dat
scholingsbudgetten
niet altijd
effectief zijn

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

deren kunnen scholingsaanbieders
Op korte
ervoor kiezen om te fuseren en
kunnen kleine aanbieders zich
termijn kunnen
laten ­ vernemen door grotere. Dit
o
scholingsbudgetten
proces van concentratie van het
aanbod wordt versterkt als er eisen
concurrentie
worden gesteld aan certificering
vergroten, op langere
of erkenning van aanbieders. De
voorwaarde dat vouchers alleen
termijn kunnen ze
bij erkende scholingsaanbieders
concentratie van
besteed kunnen worden werpt
ook een drempel op voor nieuwe
het scholingsaanbod
toetreders tot de scholings­ arkt.
m
in de hand
Ook dit kan concurrentie tussen
aanbieders belemmeren. Op korte
werken
termijn kunnen scholingsbudgetten
concurrentie vergroten, op langere
termijn kunnen ze concentratie van
het scholingsaanbod in de hand werken.

scholingsdeelname bij afwezigheid van een scholingsbudget is
het deadweight loss van het scholingsbudget voor hogeropge­
leiden waarschijnlijk groter dan voor lageropgeleiden. Dit geldt
waarschijnlijk ook voor andere groepen met een relatief lagere
scholingsdeelname, zoals ouderen en werknemers in kleine
bedrijven. Vaak ook hangen factoren die nadelig zijn voor
scholingsdeelname, zoals leeftijd, opleiding en bedrijfsgrootte,
met elkaar samen en versterken ze elkaar. Het geringere
deadweight loss vormt een extra argument om het scholings­
budget vooral voor kansarme groepen zoals laagopgeleiden te
bestemmen.

Conclusies
Een evaluatie van een van de meest bekende syste­
men van scholingsbudgetten, de Individual Training
Accounts in de Verenigde Staten, geeft aan dat de
ITA’s weinig invloed hebben op de scholingsdeel­
name. Andere evaluaties, bijvoorbeeld van een expe­
rimenteel voucherprogramma in Zwitserland en de
ILR in Nederland, geven aan dat scholingsbudget­en
t
de scholingsdeelname wel kunnen vergroten. Uit de
evaluaties vallen een aantal lessen te trekken over
de voorwaarden waaronder een scholingsbudget
wel effect heeft en de omstandigheden waaronder
het scholingsbudget niet werkt. Het lijkt erop dat
scholingsbudgetten de deelname aan scholing meer
vergroten naarmate de omvang van het budget hoger
is. Een klein budget is meestal niet effectief om de
scholingsdeelname te vergroten; daarnaast, als de
potentiële rechthebbenden op een scholingsbudget
beter geïnformeerd zijn over het programma is het
programma effectiever.
Scholingsbudgetten hebben een aantal voordelen
boven traditionele, al dan niet door de overheid
gesubsidieerde, scholings- of re-integratieregelingen.
Een scholingsbudget biedt de werknemer en werk­
gever keuzevrijheid welke scholing met het budget
wordt ingekocht. Als het budget door de overheid
wordt verstrekt, maakt het scholing goedkoper
en daardoor aantrekkelijker. Concurrentie tussen
scholings­ anbieders om het budget te verwerven
a
kan de kwaliteit van scholing verhogen en de kosten
ervan verlagen. Dit effect kan deels teniet worden
gedaan doordat scholingsaanbieders meer kosten
voor reclame en marketing moeten maken om
deelnemers te werven. Een scholingsbudget kan zo
leiden tot meer en effectievere scholing. Daar staat
tegenover dat, zoals bij veel subsidiemaatregelen,
aan scholingsbudgetten ook deadweight losses zijn
verbonden.
Er is evidentie die erop wijst dat de effectiviteit van
een scholingsbudget groter is voor lageropgeleiden
dan voor hogeropgeleiden. Vanwege hun grotere

Literatuur
Barnow, B. (2000) Vouchers for federal targeted training
programs. In: Steuerle, E., van Doorn Ooms, G. Peterson en
R. Reischauer (red.) Vouchers and the provision of public services,
Washington, D.C.: Brookings Institution.
Bauer, F. (2009) Individual learner accounts in Upper Austria.
In: Individual learning accounts, Cedefop Panorama Series 163.
Thessaloniki: Cedefop European centre for the development of
vocational training.
Bruttel, O. (2005) Delivering active labour market policy
through vouchers: experiences with training vouchers in
Germany. International review of administrative sciences, 71(3),
391–404.
Cedefop (2000) Demand-side financing. A focus on vouchers in
post-compulsory education and training: discussion paper and
case studies. Thessaloniki: Cedefop European centre for the
development of vocational training.
Decker, P. en I. Perez-Johnson (2004) Individual training
accounts, eligible training provider lists, and consumer
report systems. In: O’Leary, C., R. Straits en S. Wandner (red.)
Job training policy in the United States. Kalamazoo, Michigan:
W.E. Upjohn institute for employment research.
Doets, C. en T. Huisman (2009) De effectiviteit van een
individuele leerrekening. Den Bosch: ECBO expertisecentrum
beroepsonderwijs.
Maguire, S. (2000) Surviving, and maybe thriving, on vouchers.
Philadelphia: Public/Private Ventures.
Messer, D. en S. Wolter (2009) Money matters: evidence from a
large-scale randomized field experiment with vouchers for adult
training. IZA werkdocument nr 4017. Nieuwegein: IZA.
OESO (2003) Employment Outlook 2003. Parijs: OESO.
Thierfelder, C. (2009) Training cheque North RhineWestphalia: continuing vocational training in SMEs. In:
Individual learning accounts, Cedefop Panorama Series 163.
Thessaloniki: Cedefop European centre for the development of
vocational training.

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders

te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

ESB

94(4565) 24 juli 2009

457

Auteurs