Ga direct naar de content

De Nederlandse inflatie springt richting vier procent

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: juni 27 2008

De recente versnelling van de Nederlandse inflatie is naar
verwachting het begin van een periode van sterk oplopende
inflatie, met sprongsgewijze toenamen in de zomer en begin
volgend jaar. Daarmee verdwijnt het grote negatieve inflatieverschil met het eurogebied. De hogere energieprijzen zijn de
belangrijkste oorzaak, maar ook de loonversnelling en enkele
belastingverhogingen drijven de inflatie de komende tijd op.

I

n het Kwartaalbericht van juni 2008 heeft De
Nederlandsche Bank nieuwe ramingen voor
de Nederlandse economie gepubliceerd. De
inflatie- en groeivooruitzichten zijn niet gunstig.
De Nederlandse bbp-groei loopt naar ­ erwachting
v
flink terug tot 1,5 procent in 2009, terwijl de
HICP-inflatie sterk toeneemt tot 2,6 procent in
2008 en 3,4 procent in 2009. Hieronder wordt
ingegaan op de achtergronden van de ongunstige
inflatievooruitzichten.

Het Nederlandse inflatieraadsel
De Nederlandse inflatie kent een schijnbaar raadsel­
achtig beloop. Al sinds september 2003 ligt zij
vrij­ el onafgebroken onder die van het eurogebied.
w
Sinds eind 2007 bedraagt het verschil zelfs ongeveer anderhalf procentpunt. Figuur 1, waarin de
inflatie voor alle landen in het eurogebied wordt
uitgesplitst in een energiecomponent en een
o
­ verige component, illustreert de twee belangrijkste verkla­ingen voor het negatieve inflatieverschil
­
r
t
­ussen Nederland en het eurogebied.
Allereerst blijft de Nederlandse energie-inflatie
ver achter bij die van het eurogebied. Hoewel de
Figuur 1

Nederlandse energie-inflatie in mei is opgelopen tot
4,2 procent, is dit nog altijd fors lager dan de 14 procent in het eurogebied. Dit verklaart meer dan de helft
van het inflatieverschil met het eurogebied van 1,6
procentpunt. Figuur 2 laat zien dat de Nederlandse
energie-inflatie doorgaans redelijk gelijk optrekt met
die in het eurogebied. In het eerste kwartaal van dit
jaar laat zij echter een neergaande beweging zien, volledig tegengesteld aan de trend in het eurogebied. De
divergentie in energieprijzen ­ ntstaat voor een belango
rijk deel doordat de sterke stijging van de olieprijzen
in de eerste helft van dit jaar in Nederland nog niet
heeft geleid tot fors ­ ogere gas- en elektriciteitstarieh
ven, zoals in de andere landen van het eurogebied.
In mei lagen de tarieven voor gas en elektriciteit in
Nederland gemiddeld 2,1 procent lager dan het jaar
ervoor, terwijl deze in het eurogebied als geheel 6,4
procent hoger lagen dan een jaar eerder. Dit houdt
verband met de ­ typische timing van de Nederlandse
a
tariefs­ ijzigingen. Slechts twee keer per jaar worden
w
de ­arieven gewijzigd, aan het begin van het jaar en in
t
de zomer. In de Nederlandse gastarieven zit een extra
vertraging ingebouwd door de gehanteerde prijsregel,
op basis van de olieprijzen in het voorgaande half jaar,
maar dan twee maanden terug verschoven. Dat gas
en elektriciteit in Nederland een relatief groot deel
uitmaken van de energieconsumptie, versterkt nog
eens de vertraagde doorwerking van de olieprijs in de
Nederlandse energie-inflatie. In tegenstelling tot in
Nederland, wordt in andere landen binnen het eurogebied veel stookolie gebruikt, waarvan de prijs de
olieprijs op de voet volgt. In die landen komen olieprijsstijgingen daardoor sneller tot uitdrukking in een
Figuur 2

Inflatie eurogebied (mei 2008).
Procentuele mutaties ten opzichte van
vorige overeenkomstige periode.

%
30

Energie-inflatie. Procentuele mutaties
ten opzichte van vorige overeenkomstige
periode.

%

20
België

15

Energie

20

Luxemburg
Griekenlaand
Cyprus
Oostenrijk
Spanje
Frankrijk
Finland
Eurogebied
Italië
Duitsland

10

Portugal

Economisch Beleid & On-

0

Nederland

0

%
1

2

3

4

5

6

-5
97

99

Bron: Eurostat.

01

03

Eurogebied

Exclusief energie

derzoek van De Nederlandsche Bank

5

Slovenië

Malta
Ierland

Jurriaan Eggelte
en Guido Schotten
Economen bij de divisie

10

05

07

Nederland

Bron: Eurostat en Thomson Financial

ESB

93(4538) 27 juni 2008

397

internationaal

Sterke stijging Nederlandse
inflatie verwacht

Figuur 3

6

Prijzen overige producten. Procentuele mutaties ten opzichte van vorige
overeenkomstige periode.

%

5
4
3
2
1
0

97

99

01

03

Eurogebied

05

07

Nederland

Bron: Eurostat en Thomson Financial

hogere energie-inflatie. De relatief gematigde inflatie van de overige producten
speelt ook een rol bij het negatieve inflatieverschil met het eurogebied. In mei lag
deze in Nederland op 1,8 procent, versus 2,6 procent in het eurogebied. Figuur
3 leert dat de prijzen van de overige producten zich in Nederland al vanaf begin
2003 gematigder ontwikkelen dan in het eurogebied. In eerste instantie werd dit
gedreven door de supermarktoorlog die vanaf toen losbarstte, later ook door de
ontwikkeling van de arbeidskosten in Nederland die vanaf 2004 tot midden 2007
veel gematigder was dan in het eurogebied. Dit heeft met enige vertraging vooral
de prijs­ ntwikkeling gedrukt van producten waarvan de arbeidskosten een relatief
o
belangrijke kostenpost zijn, zoals diensten en industriële goederen exclusief energieproducten. Daarnaast dalen de prijzen van elektronische apparaten in recente
jaren sterker in Nederland dan in het eurogebied. In de afgelopen maanden zijn
de voedselprijzen in Nederland omhoog geschoten, parallel aan de eerdere voedselprijsstijgingen in het gehele eurogebied.

De sprongsgewijze inflatietoename
In het eurogebied liep de inflatie tussen augustus en november vorig jaar op
van ruim onder de twee procent tot boven de drie procent. Nederland staat
een ­ ergelijkbaar inflatiebeloop te wachten. De recente versnelling van de
v
Nederlandse inflatie in mei, grotendeels veroorzaakt door stijgende voedsel- en
energieprijzen, is de voorbode van een periode van sterk oplopende inflatie.
Figuur 4 geeft de projectie weer voor de maandelijkse inflatie tot juli 2009. In
deze doorrekening is de olieprijs met een niveau van circa 120 dollar fors hoger
dan in het afgelopen jaar en stijgen de overige grondstoffenprijzen nog verder,
zij het in een iets lager tempo. De druk hiervan op het Nederlandse prijspeil
wordt maar deels gecompenseerd door het feit dat de euro, die op een constant
Figuur 4

Inflatie Nederland (HICP). Procentuele bijdragen aan HICP-inflatie.
%
4

3

2

1

0

-1

2008

2009
Diensten

Voedsel

Energie

Totaal

Voorspellingen beginnen in juni 2008.

Bron: Eurostat en DNB

398

ESB

93(4538) 27 juni 2008

Industriële producten, exclusief energie

ve­ondersteld niveau van 1,54 dollar ligt, aanzienr
lijk sterker blijft dan in het afgelopen jaar. De belangrijkste factor achter de geprojecteerde hogere
Nederlandse inflatie is de stijging van de energieprijzen. De forse olieprijs­ tijging in de afgelopen
s
maanden zal in de zomer van dit jaar voor een groot
deel worden doorberekend in de gas- en elektriciteitstarieven. Dat resulteert in een stijging van de
Nederlandse energie-inflatie tot meer dan tien procent in de zomermaanden. In de projectie blijven de
olieprijzen nog enige tijd op het huidige hoge niveau,
waardoor in januari 2009 een verdere doorberekening in de Nederlandse energietarieven zal optreden.
Daardoor blijft de Nederlandse energie-inflatie in
de eerste helft van volgend jaar op een hoog niveau
steken, terwijl in het eurogebied de energie-inflatie
naar verwachting dan juist zal terugvallen. Ook de
inflatiebijdrage van de niet-energiecomponenten
neemt toe. Zo is de maximale huurstijging per 1 juli
2008 in de sociale sector met 1,6 procent weliswaar
laag, maar wel 0,5 procentpunt hoger dan vorig
jaar. Maar vooral houdt de hogere bijdrage van de
a
­ ndere componenten verband met een versnelling
van de arbeidskostengroei. Omdat de loonkosten
naar verwachting sterker stijgen dan de arbeidspro­
ductiviteit, zal de bijdrage van arbeidskosten aan de
inflatie oplopen. Een verdere binnenlandse inflatieimpuls, zowel aan energie als aan overige producten,
komt van diverse belastingmaatregelen. In juli 2008
w
­ orden de accijnzen op tabak en brandstoffen verhoogd, gelijktijdig met de introductie van een milieubelasting op vliegtickets. Vervolgens wordt in januari
2009 een nieuwe accijnsverhoging doorgevoerd op
bier en brand­ toffen, wordt de verpakkingsbelasting
s
verhoogd en wordt het btw-hoogtarief opgetrokken
van negentien naar twintig procent. Door de timing
van de huurstijging, de belastingmaatregelen en
de wijziging in de energietarieven wordt in juli een
inflatiesprong verwacht van circa 0,75 procentpunt,
waarna in januari 2009 een tweede sprong volgt van
ruim 0,5 procent­ unt. Daarmee zal de HICP-inflatie
p
in die maand naar verwachting uitkomen rond 3,75
procent.

Conclusie
Na een periode van relatief lage inflatie, ligt deze
in Nederland over niet al te lange tijd waarschijnlijk
hoger dan in het eurogebied. In de afgelopen tien
jaar ligt ook de totale inflatie iets hoger. De stijging
van de Nederlandse energieprijzen was, mede door
belastingverhogingen, aanzienlijk sterker, terwijl
de prijsstijging van overige producten nauwelijks
v
­ erschilt met die van het eurogebied. In het eurogebied heeft het wegnemen van institutionele handelsbarrières geleid tot beter geïntegreerde nationale
productmarkten en kleinere prijsverschillen. Maar
verschillen in het prijsniveau en de prijsdynamiek,
met name van slecht verhandelbare producten,
zullen altijd blijven bestaan als gevolg van uiteen­
lopende arbeidskostenontwikkelingen en verschillen
in de belastingen en prijsregulering.

Auteurs