Ga direct naar de content

Iedereen doet mee in 2008

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: december 21 2007

arbeidsmarkt

Iedereen doet mee in 2008
Het aanbod van arbeid groeit steeds minder hard. Dat is
volgend jaar goed merkbaar. De looninflatie neemt snel
toe. Stimuleren van participatie is verstandig beleid. Maar
niet genoeg. De arbeidsproductiviteitsgroei is erg matig.
Structurele veranderingen blijven nodig.

I

Jules Theeuwes
Directeur SEO Economisch
Onderzoek

778

ESB

edereen doet mee. Dat is het motto van het
ministerie van SZW voor de arbeidsmarkt van
2008. Gegeven de situatie op de arbeidsmarkt
volgend jaar is dat geen verkeerd streven.
Als de verwachtingen uitkomen dan wordt volgend
jaar een goed jaar, maar geen halleluja jaar zoals
2007. Volgens de laatste berichten is de hoogcon­
junctuur volgend jaar haar hoogtepunt voorbij. De
werkloosheid daalt met een half procentpunt naar
vier procent. Die lagere werkloosheid wordt bin­
nengehaald omdat er zo weinig extra aanbod is. De
werkgelegenheidsgroei stelt met iets meer dan een
procent niet veel voor. Gelukkig is de groei van de
beroepsbevolking met slechts drie kwart procent nog
lager. Het is een succes dat vergelijkbaar is met de
overwinning van een elftal krombenige zestigers op
een elftal stramme zeventigers.
In 2008 zit Nederland nog maar net in het vierde
jaar van een oplevende conjunctuur en het arbeids­
tekort gaat al opspelen. Een beleid om de arbeidsin­
zet te vergroten is terecht. De keuze voor verhoogde
arbeidsparticipatie wordt niet alleen door de demo­
grafische ontwikkelingen opgedrongen. Het is ook
een bewuste keuze. Een bewuste keuze om ander
beleid niet te voeren. Op dinsdag 20 november
heeft de regering besloten om de versoepeling van
de ontslagregeling in het vriesvak te zetten. Vorige
regeringen hebben ingezet op het afschaffen van de
vervroegde pensioenregelingen, de aanpassing van
de werkloosheidsvoorziening en de herdefinitie van
de arbeidsongeschiktheidswet. De versoepeling van
de ontslagbescherming zou het sluitstuk worden van
het vernieuwingsbeleid van de arbeidsmarkt. Een
arbeidsmarkt waarop elke dag de concurrentie van
Braziliaanse, Russische, Indische en Chinese werk­
nemers voelbaar is. De moeilijke route naar verdere
structurele vernieuwing wordt stopgezet. Nederland
is veranderingsmoe en lijdt (in de woorden van de
Europese Commissie) net als veel andere Europese
landen aan reform fatigue. Alles wordt ingezet op
een participatieroute waar iedereen het wel roerend
over eens is. Een commissie van deskundigen moet
1 juni volgend jaar advies uitbrengen, maar niemand
verwacht dat daar revolutionaire voorstellen uit
komen. Het rapport wordt heus niet de sensatie van

21 december 2007

de arbeidsmarkt van 2008. Dit artikel begint met
een korte schets van de verwachte ontwikkeling op
de arbeidsmarkt in 2008. Daaruit wordt duidelijk dat
het stimuleren van meer arbeidsaanbod verstandig
is. Maar ook als straks iedereen meedoet, is het niet
genoeg. Er moet nog meer gebeuren.
Vooraf nog deze opmerking. In Nederland wil men
meer arbeidsparticipatie. Bij voorkeur moet dat
gebeuren met mensen die al in het land zijn. Over
het betrekken van mensen buiten Nederland bij dit
plan zijn de meningen verdeeld. Terwijl de inter­
nationale arbeidsmigratie niet meer weg te denken
is uit de wereldeconomie en dus ook in 2008
zichtbaar aan de grenzen knaagt. Hoe we daar mee
moeten omgaan, weten we niet. Willen we blijkbaar
ook niet weten.

Het vierde vette jaar
Indien de olieprijs en de euro in snelle vaart stijgen
en als verder de kredietmarkt in een duikvlucht gaat,
dan wordt volgend jaar een monumentaal jaar. Als
dat allemaal niet gebeurt en onze verwachtingen,
zoals op Prinsjesdag geformuleerd en begin deze
maand door het CPB lichtjes naar beneden bijge­
steld, zouden netjes uitkomen, dan zal de arbeids­
markt 2008 rustig verlopen.
In 2004 piekte het werkloosheidspercentage op
6,5 procent en vanaf 2005 is de werkloosheid
gedaald. 2008 is daarmee het vierde jaar met
minder werklozen. Het vierde jaar van een ople­
vende conjunctuur en daarmee het vierde vette jaar
op rij. Om te bepalen of 2008 een bijzonder jaar
is, wordt het vergeleken met twee andere vierde
vette jaren van de laatste decennia, namelijk 1998
en 1987. In beide jaren daalde de werkloosheid
voor de vierde keer. Om het geheugen op te fris­
sen: in beide jaren werd een flinke economische
tik uitgedeeld. Maandag 19 oktober 1987 staat
wegens een enorme beurskrach bekend als zwarte
maandag. De Dow Jones verloor die dag in één
klap bijna een kwart van zijn waarde. De Azië-crisis
begon weliswaar een jaar eerder maar de naweeën
waren nog merkbaar in 1998. Desondanks is na
1987 en 1992 de hoogconjunctuur nog een flink
aantal jaren doorgegaan. Tenminste gemeten in
aansluitende jaren dat de werkloosheid daalde. In
zijn middellange-termijnverkenning 2008–2011
verwacht het CPB dat het werkloosheidspercentage
in 2011 nog steeds net rond de vier procent hangt.
Vrolijker dan het in 2008 al is wordt het blijkbaar
niet in deze regeerperiode.
In de tabel staan een aantal kerngegevens voor de

arbeidsmarkt voor elk van deze jaren. De cijfers
tabel 1
komen uit de bijlagen van de Macro Economische
Kerngegevens Nederlandse arbeidsmarkt
Verkenning 2008.
1987
1998
2008*
Uit drie cijfers kunnen geen betrouwbare conclusies
getrokken worden. Ik maak echter geen al te grote
Werkloosheidspercentage
8,1
5,2
4
fouten als ik stel dat deze drie jaren illustratief zijn
Werkgelegenheid (% groei)
1,8
2,9
1¼
voor de verschillen tussen de arbeidsmarkten van de
Beroepsbevolking (% groei)
2,3
1,5
¾
jaren tachtig, negentig en nu.
Contractloon marktsector (% toename)
0,5
3,1
3¼
Wat zijn de opvallende dingen op de arbeidsmarkt in
2008 vergeleken met tien en iets meer dan twintig
CPI (mutaties per jaar in %)
-1
2
2¼
jaar geleden? Ten eerste valt op hoe laag het werk­
Arbeidsproductiviteit marktsector (mutaties p.j. in %)
0,9
2,2
1
loosheidspercentage is. In 2008 bereikt de arbeids­
Reële arbeidskosten marktsector (mutaties p.j. in %)
2
2,7
2¾
markt na slechts vier jaar opleving al het natuurlijke
werkloosheidspercentage. In 1998 zaten we nog
Participatiegraad mannen (20-64)
80
83
83
boven de vijf procent werkloosheid en in 1987 was
Participatiegraad vrouwen (20-64)
42
54
65
de werkloosheidssituatie gewoonweg dramatisch
i/a ratio
77,7
68,7
63,5
slecht. Het natuurlijke werkloosheidspercentage is
een vaag begrip. Het wordt hier gehanteerd als het
Werkloosheids- en bijstandsuitkeringen
835
738
465
werkloosheidspercentage waarbij de reële arbeids­
(duizend uitkeringsjaren)
kosten merkbaar gaan stijgen.
* Cijfers voor 2008 bijgewerkt met meest recente voorspellingen voor 2008 in CPB Nieuwsbrief December
De stijging van de reële arbeidskosten is een sa­
2007.
Bron: CPB, Macro Economische Verkenning 2008, Bijlagen.
menstel van contractloonstijging, prijsstijging en
productiviteitsgroei. In de cao’s worden naarmate
de hoogconjunctuur doorzet hogere contractloonstij­
kelingen van vraag en aanbod liepen van elkaar weg. Dat deed zich ook in de
gingen afgesproken. In 2008 en in 1998 schiet de
andere jaren van dat decennium voor. Het jaar 1998 en de rest van de tweede
contractloonstijging naar boven de drie procent. In
helft van de jaren negentig verliepen gunstiger. De werkgelegenheid groeide zeer
de crisisjaren tachtig was de situatie op de arbeids­
sterk en de groei van de beroepsbevolking was matig. Een makkelijke klus voor
markt nog zo slecht dat er geen ruimte was voor
de arbeidsmarkt. In 2008 is de groei van de werkgelegenheid nog slechts een
hogere contractlonen. De consumentenprijsstijging
fractie van die in 1998. Geen al te sterke prestatie. De groei van de beroepsbe­
is met twee procent (of net iets meer) vergelijkbaar
volking blijft daar gelukkig op achter en zo scoren we toch nog een daling van
in 1998 en 2008. Het jaar 1987 is weer helemaal
de werkloosheid. De arbeidsmarkt in 2008 loopt zowel aan de vraag- als aan de
anders. Dan dalen de prijzen. Een opvallend verschil
aanbodkant tegen grenzen aan.
tussen 1998 en 2008 is de lagere groei van de
Een derde punt waarop 2008 wordt vergeleken met de eerdere jaren, betreft niet
arbeidsproductiviteit. Ook in 1987 is er nauwelijks
zozeer een punt van verschil, maar eerder een trendmatige ontwikkeling. In de
productiviteitsstijging. Alles bij elkaar opgeteld zien
vergelijking van 1987, 1998 en 2008 worden langetermijnontwikkelingen dui­
we tussen de decennia oplopende reële arbeidskos­
delijk zichtbaar. In de afgelopen twintig jaar is de participatie van mannen eerst
ten. De Nederlandse economie gaat richting drie
gedaald in het begin van de jaren negentig en dan weer een beetje gestegen, is
procent stijging volgend jaar. De prijs- en looninflatie
de participatie van vrouwen echt hard gestegen, en is de i/a-ratio (aantal inactie­
wordt steeds hoger en de natuurlijke werkloosheid­
ven over aantal actieven) ondanks de aanzettende vergrijzing flink gedaald. Ter
grens wordt bereikt.
illustratie daarvan in de laatste rij van de tabel de bijna halvering van het aantal
De vergelijking maakt ook duidelijk hoe verschillend
werkloosheids- en bijstandsuitkeringen in twee decennia. De trek van buiten de
de arbeidsmarkt over de decennia heen is geweest.
arbeidsmarkt naar een baan en de overgang van een uitkering naar werk is al
De arbeidsmarkt was ruim in de jaren tachtig, krap
jaren succesvol gaande.
in de jaren negentig en wordt zeer krap in 2008. De
Alleen participatiebeleid is niet genoeg
term ruime markt is overigens een eufemisme voor
Uit de beschrijving van de situatie op de arbeidsmarkt in 2008 volgt dat het
de moeilijke jaren tachtig. Zo slecht als toen is het
aanmoedigen van de bevolking tot hogere participatie een niet te vermijden
niet meer geweest. De arbeidsmarkt is sindsdien ten
beleidsrichting is. Het huidige kabinet zet in op een participatiegraad van tachtig
goede gekeerd. Daar is met veel structurele beleids­
procent in 2016. Dat doen het niet alleen om de arbeids­
maatregelen en grondige herzie­
markt te verruimen maar ook om ervoor te zorgen dat het
ningen van de sociale zekerheid
De groei van
huidige welvaarts- en voorzieningenniveau voor toekomstige
hard aan gewerkt.
generaties behouden blijft ondanks de vergrijzing. De geza­
Een tweede bijzonder aspect van
die productiviteit
menlijke participatiegraad van mannen en vrouwen staat in
de arbeidsmarkt in 2008 verge­
is al enige tijd
2008 op 74 procent. Er zit nog steeds voldoende ruimte voor
leken met de andere twee jaren
extra participatie bij vrouwen en bij oudere mannen (boven
is het verschil tussen de groei
een structureel
de 55 jaar). Het opkrikken van de participatie is verstandig
van de werkgelegenheid en de
probleem voor
beleid. Het is ook geen onmogelijke opgave. Met verstandige
groei van de beroepsbevolking.
financiële prikkels, goede voorzieningen voor kinderopvang
1987 worstelde met een fatale
de Nederlandse
en het scheppen van mogelijkheden voor de combinatie van
combinatie van lage werkgele­
economie
zorg en werk komen we een heel eind. Met daarbij wel de
genheidsgroei en hoge groei van
kanttekening dat het optrekken van de participatie en het
de beroepsbevolking. De ontwik­

ESB

21 december 2007

779

verlagen van de uitkeringsjaren al een aantal jaren aan de gang is. Op den duur
geldt hier ook de wet van de afnemende meeropbrengsten, of anders uitgedrukt:
de wet van het afnemende laaghangende fruit. Het wordt steeds moeilijker om
een reeds hoge participatiegraad nog verder op te krikken.
In het actieprogramma Iedereen doet mee van het ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid (2007) staat ook het streven vermeld om in deze kabinets­
periode in te zetten op de re-integratie van tweehonderdduizend mensen met
een grote afstand tot de arbeidsmarkt en het vergroten van het aantal vrijwil­
ligers en mantelzorgers. Deze re-integratiedoelstelling is ook in de Participatietop
van 27 juni dit jaar onderschreven. Daarmee wil de regering de maatschappelijke
participatie bevorderen. Dit is goed voor de brede maatschappelijke welvaart.
Vroeger, vóór 20 november, hoorde bij het beleidspakket van het huidig kabinet
ook het streven naar een goed werkende arbeidsmarkt. Daar valt tegenwoordig
de opleiding van werknemers onder, antidiscriminatiebeleid, flexibel werk en
een modernisering van de ontslagbescherming. Ofwel beleid dat vergelijkbaar is
met de aanpassingen waarmee Nederland zo succesvol was na de dramatische
arbeidsmarktervaringen van de jaren tachtig. Dat soort beleid is in 2008 nog
steeds nodig. Een indicatie voor het belang van dit beleid zie ik bijvoorbeeld in
de ontwikkeling van de groei van de arbeidsproductiviteit.
Wat mij in tabel 1 zorgen baart is de matige ontwikkeling van de groei van de
arbeidsproductiviteit in de afgelopen jaren. Groei van de arbeidsproductiviteit
is een belangrijke bron van welvaartstoename voor de hele bevolking. Hogere
arbeidsproductiviteit schept ruimte voor hogere lonen (zonder dat dit doorwerkt
in hogere arbeidskosten) en voor hogere winstinkomens. De productiviteits­
winst kan worden omgezet in lagere prijzen. In Nederland wordt de groei van de
arbeidsproductiviteit niet alleen financieel geïncasseerd maar ook in de vorm van
meer vrije tijd. Arbeidsproductiviteitsgroei is een van de belangrijkste economi­
sche indicatoren. De groei van die productiviteit is al enige tijd een structureel
probleem voor de Nederlandse economie. Het voeren van alleen maar participa­
tiebeleid belemmert het realiseren van meer productiviteitsgroei.
In de OECD Employment Outlook 2007 gaat hoofdstuk twee over de vraag:
“More jobs but less productive? â€. In dat OESO-hoofdstuk wordt met de nodige
slagen om de arm gesuggereerd dat bij het verhogen van de inzet van arbeid het
gevaar van lagere arbeidsproductiviteitsgroei om de hoek loert. Veel hangt af van
de productiviteit van de mensen die er op de arbeidsmarkt bijkomen, vergeleken
met de mensen die er al zitten. Het is niet ondenkbaar dat Nederland wat dit
betreft in de gevarenzone zit. Veel van de mensen die nu nog in een uitkerings­
situatie zitten, hebben een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Uit de internatio­
nale vergelijkingen blijkt dat de economische groei van het bnp per hoofd van de
bevolking in Nederland in de periode 1995–2005 meer dan in de meeste andere
landen tot stand werd gebracht door een grotere deelname aan de arbeidsmarkt
en veel minder door de groei van de arbeidsproductiviteit. Wat arbeidspro­
ductiviteitsgroei betreft bungelt Nederland samen met Mexico en Spanje in
de onderste regionen van de OECD-landen. We moeten ons bij een beleid dat
inzet op nog hogere participatie ook zorgen maken over de ontwikkeling van de
arbeidsproductiviteit.
Groei van de arbeidsproductiviteit hangt samen met een zo efficiënt mogelijke
werking van de arbeidsmarkt. Een verbetering van de werking van de arbeids­
markt vereist structurele maatregelen, maar de bereidheid om die maatregelen te
nemen is een aantal weken geleden stil gelegd. Met een groot en blij optimisme
blijf ik hopen dat het in 2008 desondanks anders zal uitpakken. Natuurlijk hangt
het af van de opdracht die de commissie van economische deskundigen straks
meekrijgt. Een politiek voorzichtige opdracht zou bestaan uit een verzoek om alle
maatregelen die een gunstig effect hebben op de participatie te inventariseren.
Dat kan niet al te moeilijk zijn voor een commissie van deskundigen. Een voor
de toekomstige arbeidsmarkt en economie veel interessantere en spannender
opdracht zou zijn om op te schrijven welke beleidspakketten de arbeidspartici­
patie en de arbeidsproductiviteit gelijktijdig kunnen verhogen. Waarbij de com­
missie ook mag kijken wat voor rol het aantrekken van buitenlandse werknemers
daarbij kan spelen. Ter inspiratie geef ik alvast het volgende mee. In het eerder
genoemde hoofdstuk uit de OECD Employment Outlook staat (toevallig) dat veel

780

ESB

21 december 2007

ontslagbescherming een significant negatief effect
heeft op de langetermijngroei van de arbeidsproduc­
tiviteit. Het is weliswaar een klein effect, maar het
keert wel elk jaar terug.

Literatuur
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (2007)
Actieprogramma: Iedereen doet mee. Den Haag: SZW.
OECD (2007) Employment Outlook, hoofdstuk 2, More jobs but less
productive? The impact of labour market policies on productivity,
55–103. Parijs: OECD.

Auteur