Ga direct naar de content

Statistiek

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: november 16 2007

statistiek
Internationaal
Prijsconvergentie in de Europese Unie
Na toetreding in 2004 van tien landen en in 2007 van twee landen, is het huidige aantal lidstaten van de Europese Unie op 27 uitgekomen. Een belangrijke
doelstelling van de EU is integratie van de nationale markten in één gezamenlijke
interne markt. Het is daarom interessant om te kijken in hoeverre de nationale
markten van de twaalf nieuwe lidstaten al zijn geïntegreerd in de Europese
markt. Een indicator voor de mate van marktintegratie zijn prijsverschillen. Het
idee hierachter is dat tussen geïntegreerde markten kleinere prijsverschillen
bestaan dan tussen markten die niet geïntegreerd zijn. Prijsconvergentie kan
dan ook duiden op de integratie van markten. Sinds 1995 publiceert Eurostat de
Prijsconvergentie-indicator. Dit is de variatiecoefficiënt van de prijsniveaus van
consumptie van huishoudens over een groep landen. Dit is een ongewogen maatstaf en kan worden gelezen als de procentuele spreiding tussen nationale prijsniveaus ten op zichte van het gemiddelde. In de grafiek is de indicator weergegeven voor de vijftien EU-leden in 2003 (EU15), de 25 EU-leden in 2004 (EU25)
en de 27 leden van de EU in 2007 (EU27). Opvallend is dat over hele periode
de verschillen in prijsniveaus in de EU25 en de EU27 veel groter zijn dan in
de EU15. Dit suggereert dat de nationale markten van de huidige 27 lidstaten
minder met elkaar zijn geïntegreerd dan de markten van de EU15. Daarnaast
valt op dat de verschillen in prijsniveaus in de EU15 een licht dalende trend
vertonen over de periode 1995-2006, maar dat de verschillen in prijsniveaus in
de EU25 en de EU27 veel sterker afnemen. De EU15 heeft echter al een lange
periode van prijsconvergentie achter de rug. Samengevat kan worden gesteld dat
de nationale markten van de EU27 nog niet volledig met elkaar geïntegreerd zijn,

HELEEN HOFMANS (MINISTERIE VAN FINANCIËN)

maar dat gezien de snelle convergentie van prijsniveaus één gezamenlijke interne markt wel dichterbij
lijkt te komen.

Prijsconvergentie in Europa 1995–2006 (in %)

%
45
40
35
30
25
20
15
10
5
0
1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006

jaar
EU27

EU25

EU15

Bron: Eurostat

Monetaire Zaken
Omslagpunt DNB-conjunctuurindicator bereikt
De DNB-conjunctuurindicator laat volgens de jongste inzichten in maart–april
2008 een omslagpunt zien (zie figuur). Het tempo waarmee de voorlopende
indicator sinds het dieptepunt van oktober 2003 opliep, vlakte in de afgelopen
maanden al duidelijk af, en nu is voor het eerst sprake van een daling, al is die
heel gering. Dit betekent dat het tempo van de economische ontwikkeling rond
maart–april 2008 naar verwachting in de buurt van zijn trendmatige niveau
zal liggen. De voorlopende reeks van de conjunctuurindicator is opgebouwd uit
11 deelindicatoren. Daarvan laten de yieldcurve (het verschil tussen de tienjaars- en de driemaandsrente in Nederland) en de US leading indicator van de
OECD al ruim anderhalf jaar een onafgebroken neergaande beweging zien. De
driemaandsrente levert sinds acht maanden een neerwaartse bijdrage aan de
voorlopende indicator. Dit houdt verband met de terugkeer naar een meer neutraal monetair beleid van de ECB. De Ifo-indicator (een maatstaf voor de verwachtingen van producenten in Duitsland, onze belangrijkste handelspartner) en
de verwachte bedrijvigheid in Nederland dragen sinds vier maanden bij aan de
afvlakking van de voorlopende indicator, terwijl de orderontvangsten en de AEX
dit pas heel recent doen. De overige deelindicatoren, te weten het consumentenvertrouwen, de voorraad gereed product, de afgegeven kentekenbewijzen en de
reële prijs van woningen hebben nog steeds een opwaartse invloed op de voorlopende indicator. Verder in de toekomst kijkend, zal aan de opwaartse bijdrage
van het consumentenvertrouwen een einde komen. Het consumentenvertrouwen
viel in september mede onder invloed van de internationale kredietcrisis en neerwaarts bijgestelde vooruitzichten ten aanzien van de koopkrachtontwikkeling in
eigen land ongekend sterk terug. Omdat deze variabele tot een jaar voorloopt op
de economische activiteit zal dit effect vermoedelijk pas in de zomer van 2008

688

ESB

16 november 2007

PETER VAN ELS EN AD STOKMAN (DNB)

DNB conjunctuurindicator

83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 0

1 2

3 4 5

6 7

8

Bron: DNB

in de referentiereeks zichtbaar worden. Inmiddels is
duidelijk dat de terugval van het consumentenvertrouwen in de afgelopen maand niet verder is doorgezet. Bovendien ligt deze nog altijd op een niveau
net iets boven het langjarig gemiddelde. Voorzover
dit iets zegt over het tempo van de consumptiegroei,
lijkt ook hier de boodschap dat deze zich om en
nabij een trendmatige waarde zal bewegen.

MARCEL TAK (FDA)

Dalende rentes
De renteverlaging van een 0,5% in september door
de Amerikaanse centrale bank (Fed) heeft de aandelenmarkten geen windeieren gelegd. De uitbundige koersreactie is bepaald niet het door de Fed
beoogde doel en moet gezien worden als nevenef-

Amerikaanse federal funds tarief en lange rente
(10-jaars) in de VS en de Eurozone

Financiële Markten
fect van het zo drastisch gewijzigde monetaire beleid. Het directe doel van de
renteverlaging is de situatie op de kredietmarkten en de huizenmarkt te verbeteren. Dat zou ertoe kunnen bijdragen dat de Amerikaanse economie niet in een
recessie terechtkomt. Een probleem voor de monetaire beleidsmakers is dat met
het afwenden van een dreigende terugval van de economie de andere belangrijke doelstelling, het tegengaan van inflatie, buiten beeld dreigt te verdwijnen.
Er is een aantal factoren dat het gevaar van prijsstijgingen kan aanwakkeren,
in ieder geval in de VS. Dat is in de eerste plaats de almaar dalende dollar die
de importen voor de VS duurder maken. Deels daarmee samenhangend, maar
anderzijds ook bepaald door autonome factoren, is de sterke stijging van de prijs
van de (agrarische) grondstoffen. In combinatie kunnen deze factoren zeker tot
een opwaartse prijsdruk leiden. Er zijn echter ook belangrijke tegenkrachten.
De globalisering leidt tot een scherpe competitie tussen bedrijven onderling,
wat mogelijk nog wordt versterkt door de huidige onzekere economische vooruitzichten, en levert zeker een bijdrage aan het in toom houden van de prijzen.
Daarnaast speelt de productiviteitstijging ook een grote rol in het matigen van de
prijsstijging. Tot slot zal ook de verwachte economische groeivertraging in de VS
tot een vermindering van de opwaartse prijsdruk kunnen leiden. Tegenkrachten
genoeg derhalve, en per saldo lijkt het probleem van een sterk oplopende inflatie
nog ver weg. De financiële markten zijn het met deze inschatting eens. Sinds de
renteverlaging in september is de lange rente in de VS, en ook Europa, met ongeveer 0,3 procentpunt gedaald. Als beleggers dat optimisme over inflatie ook na
de nieuwe 0,25% renteverlaging van de Fed eind oktober behouden, zal november opnieuw een daling van de lange rente laten zien.

Bron: FDA

Arbeidsmarkt

Bart Nauta (CBS)

Werkloze en werkzame beroepsbevolking, seizoengecorrigeerd (×1000)

Bron: CBS

Spanning arbeidsmarkt houdt aan
In het derde kwartaal van 2007 was de vraag naar
arbeid aanhoudend groot. Door de aanhoudende
grote vraag naar arbeid is de werkzame beroepsbevolking toegenomen en de werkloosheid verder
afgenomen. De seizoengecorrigeerde werkzame
beroepsbevolking kwam in het derde kwartaal van
2007 uit op bijna 7,3 miljoen personen, een toename van 29.000 ten opzichte van een kwartaal

eerder. Het aantal personen dat een baan heeft van 12 uur of meer per week
stijgt al onafgebroken sinds de zomer van 2005. De stijging van het tweede op
het derde kwartaal kwam vrijwel volledig voor rekening van de 45–64-jarigen.
Als gevolg van demografische ontwikkelingen, toenemende arbeidsparticipatie
van oudere vrouwen en beperkte mogelijkheden voor ouderen om vervroegd uit
het arbeidsproces te treden, maken 45-plussers een steeds groter deel uit van
de beroepsbevolking.
De aanhoudend grote vraag naar arbeid heeft ervoor gezorgd dat het aantal werklozen verder daalde. In het derde kwartaal van 2007 bedroeg de seizoengecorrigeerde werkloosheid gemiddeld 333.000 personen. Dit is 16.000 minder dan in
het tweede kwartaal. Het werkloosheidspercentage kwam in het derde kwartaal
uit op 4,3% en lag hiermee 0,3 procentpunt lager dan een kwartaal eerder.
De niet voor seizoen gecorrigeerde werkloosheid was in het derde kwartaal
van 2007 een vijfde lager dan een jaar eerder. De werkloosheid nam af in alle
leeftijdsgroepen, maar bij de 25–44-jarigen was de afname relatief sterker dan
bij de jongeren en de 45-plussers. In het afgelopen jaar daalde de werkloosheid
onder 25–44-jarigen met 39.000 personen tot 133.000. Het werkloosheidspercentage kwam daarmee op 3,4. In het derde kwartaal waren 84.000 jongeren
werkloos, 16.000 minder dan een jaar eerder. De jeugdwerkloosheid daalde
daarmee tot 8,9%. Bij de 45-plussers daalde de werkloosheid met 23.000 tot
112.000 personen. In het derde kwartaal was 3,9% van de oudere beroepsbevolking werkloos.

ESB

16 november 2007

689

Auteurs

Categorieën