Ga direct naar de content

Begrotingsoverschotten bereiken en vasthouden

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: juli 13 2006

beleid

Begrotingsoverschotten
bereiken en vasthouden
Het in 2006 bereikte overschot op de Nederlandse overheidsbegroting zal in 2007 naar verwachting omslaan in een tekort.
Een aantal landen slaagt er wel in begrotingsoverschotten vast
te houden. Waarin verschilt het beleid van deze landen?

N

ederland heeft in 1999, 2000 en in 2006
een overschot op de begroting weten te
bereiken. Volgens recente inzichten zal
het in 2007, net als aan het begin van
het decennium, niet lukken om het overschot vast te
houden (voorspellingen wijzen op een tekort van 0,7
procent bbp). Bij een goed draaiende economie is het
verdwijnen van het overschot toe te schrijven aan een
combinatie van lastenverlichting, hogere uitgaven en
tegenvallende aardgasbaten. Vergrijzingssommen van
het CPB en de Europese Commissie laten echter zien
dat het wenselijk is toe te werken naar een situatie
waarin structureel overschotten worden vastgehouden.
Het regeerakkoord heeft deze aanbevelingen deels
overgenomen, door te streven naar een structureel
overschot van één procent bbp in 2011. De aanbeveling om richting overschotten te gaan geldt voor een
grote groep landen. Een recente studie onderzoekt
daarom wat er te leren valt van ervaringen van landen die er al in zijn geslaagd om overschotten op de
begroting vast te houden (Brosens en Wierts, 2007).
De zwarte markeringen (Figuur 1) geven de perioden
weer waarin OESO-landen overschotten hebben laten
zien. Zoals bekend worden de begrotingsuitkomsten
vanaf begin jaren zeventig gekenmerkt door een neiging richting tekorten (deficit bias). Wat opvalt, is dat
begrotingsoverschotten vanaf eind jaren negentig hun
comeback maken. Van de tweeëntwintig landen in de
dataset zijn er twaalf die in het afgelopen decennium
ten minste gedurende drie jaar een overschot hebben
figuur 1

Peter Wierts en
Teunis Brosens
Senior beleidsmedewerker
van De Nederlandsche
Bank, en medewerker bij
de Autoriteit Financiële

Australië
België
Canada
Denemarken
Duitsland
Finland
Frankrijk
Griekenland
Ierland
IJsland
Italië
Japan
Nederland
Nw.-Zeeland
Noorwegen
Oostenrijk
Portugal
Spanje
VK
VS
Zweden
Zwitserland

Teunis Brosens werkzaam
bij De Nederlandsche Bank.

442

ESB 13

Literatuur
Europese Commissie (2006) Public finances in EMU, European
economy 3/2006.
Brosens, T. en P. Wierts (2007) The surplus factor, the role of fiscal
rules and institutions in shaping budgetary outcomes. Te verschijnen, European Commission Economic Papers.
Ewijk, C. van, N. Draper, H. ter Rele en E. Westerhout (2006)
1970

Markten. Ten tijde van het
schrijven van dit artikel was

Begrotingsoverschotten in OESO-landen
1970-2006

vastgehouden. Deze groep landen omvat Australië,
Canada, Denemarken, Finland, Ierland, IJsland,
Nieuw-Zeeland, Noorwegen, het Verenigd Koninkrijk,
de Verenigde Staten, Zweden en Zwitserland. In enkele
landen, waaronder het VK en de VS, is het begrotingsoverschot overigens weer verdwenen. Uit vergelijkende
schattingen blijkt dat overschotten samengaan met
een geringere mate van politieke fragmentatie (gemeten via het aantal uitgavenministers) en instabiliteit.
Ook vallen overschotten samen met sterkere begrotingsregels en een transparanter begrotingsproces.
Van belang is ook hoe met toenemende inkomsten
wordt omgegaan. Kan men in goede tijden de verleiding weerstaan extra inkomsten uit te geven? Als dat
niet lukt, smelten de overschotten weer weg zodra het
economisch minder gaat. Schattingen van het verloop
van de begrotingsuitkomsten laten zien dat de groei
van de reële uitgaven in overschotlanden niet reageert
op de reële inkomstengroei, terwijl men in tekortlanden de verleiding niet kan weerstaan: hier reageert
de uitgavengroei wel op de inkomstengroei. Wellink
(2006) laat overigens zien dat dit laatste effect zich in
het verleden ook in Nederland heeft voorgedaan. Ook
suggereren de schattingen dat politieke cycli, het verschijnsel dat uitgaven extra toenemen in de aanloop
naar verkiezingen, zich niet voordoen in overschotlanden, maar wel in tekortlanden. Geconcludeerd kan
worden dat een aantal landen erin slaagt de deficit
bias te doorbreken. De ervaringen van deze landen
geven aanknopingspunten voor landen die naar structurele overschotten op de begroting toe willen, waaronder Nederland. Op de punten van de transparantie en
de begrotingsregels scoort Nederland nu al goed. Het
zou nog beter kunnen wanneer de politieke fragmentatie zou verminderen, inkomstenmeevallers niet zouden
worden uitgegeven en de invloed van de politieke
cyclus op de begroting verkleind zou worden. Een
internationale vergelijking van begrotingsuitkomsten
en onderliggende verklarende variabelen toont aan dat
verbeteringen op deze punten kunnen bijdragen aan
het vasthouden van begrotingsoverschotten.

1975

1980

1985

1990

1995

2000

2005

Ageing and the sustainability of dutch public finances. Den Haag:
CPB.

Bron: OESO.
Toelichting: Geen data beschikbaar voor Zwitserland (19701989), Nieuw-Zeeland (1970-1985) en Portugal (1970-1976).

juli 2007

Wellink, A.H.E.M. (2006) De strikte scheiding van inkomsten
en uitgaven: theorie versus praktijk. IRF ingekaderd. Den Haag:
Ministerie van Financiën.

Auteurs