Ga direct naar de content

Statistiek

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: juni 15 2006

statistiek
Internationaal
Een milde afkoeling van de Europese woningmarkt
De Amerikaanse woningmarkt bevindt zich sinds begin 2006 in een neerwaartse
trend. Volgens de veel gebruikte S&P Case-Schiller index zijn de huizenprijzen in
de VS in het eerste kwartaal van 2007 zelfs met 1,4% jaar op jaar gedaald, de
eerste daling sinds 15 jaar. Ook in het eurogebied is er sprake van een afkoeling
op de woningmarkt, maar in een veel gematigder tempo dan in de VS. Volgens
recente schattingen van de ECB is de huizenprijsstijging in het eurogebied als
geheel afgezwakt van 6,9% jaar op jaar in de eerste helft van 2006 naar 6,0%
jaar op jaar in de tweede helft van 2006. Dit is 2%-punt lager dan in de tweede
jaarhelft van 2005, toen de huizenprijzen in het eurogebied het hardst toenamen.
Tussen de verschillende landen van het eurogebied bestaan er grote verschillen in
de ontwikkeling van de huizenprijzen. In Spanje en Frankrijk koelt de woningmarkt
duidelijk al af, terwijl in Duitsland de huizenprijzen juist weer lijken aan te trekken
na een lange periode van stagnatie (zie grafiek). De Nederlandse woningmarkt
bevindt zich de afgelopen jaren in een relatief rustig vaarwater met jaarlijkse prijsstijgingen van om en nabij 5%. De afkoeling op de Spaanse woningmarkt lijkt met
name veroorzaakt te zijn door de monetaire verkrapping van de ECB sinds eind
2005. Aangezien het grootste deel van Spaanse hypotheken een relatief korte
looptijd (en variabele rente) heeft, werkt een verkrappend monetair beleid relatief
snel door op de leencapaciteit van huizenkopers. In Duitsland lijkt de recente opleving van de Duitse economie en de sterk verbeterde situatie op de arbeidsmarkt
een positieve invloed te hebben op de woningmarkt. De eerste cijfers over 2007
laten zien dat de afkoeling op de Europese woningmarkt zich waarschijnlijk heeft
voortgezet in 2007. In Spanje vertraagde de huizenprijsstijging van 9,1% jaar op
jaar in het vierde kwartaal van 2006 naar 7,2% jaar op jaar in het eerste kwar-

KEES SCHULTZ (MINISTERIE VAN FINANCIËN)

taal van 2007. Ook financiële indicatoren, zoals de
hypothecaire kredietverlening, duiden op een verdere
afkoeling van de woningmarkt. Volgens cijfers van de
ECB is de groei van de uitstaande hypotheekschuld
in het eurogebied vanaf de piek van 12,1% jaar op
jaar (maart 2006) geleidelijk gedaald naar 8,6%
jaar op jaar in april 2007. Al met al lijkt de afkoeling
van de woningmarkt in het eurogebied gematigder te
verlopen dan in de VS.
Nominale huizenprijzen (groeivoet in % j-o-j)
25

Frankrijk
VS
Spanje
Duitsland
Nederland

20

De Nederlandse hicp-inflatie kwam in april uit op 1,9%, ten opzichte van een
gemiddelde van 1,8% voor het hele eurogebied. Het is de eerste keer sinds augustus 2003 dat de Nederlandse inflatie boven het eurogemiddelde uitkomt.
Hierdoor rijst de vraag of Nederland de komende tijd nog tot de landen met de
laagste inflatie in het eurogebied zal behoren.
Als we kijken naar de verschillende deelcomponenten (grafiek), blijkt dat de
prijsdalingen van voedsel tijdens de supermarktoorlog een flinke bijdrage hebben geleverd (gemiddeld 0,5%-punt in 2004 en 2005) aan het inflatieverschil
tussen Nederland en het eurogebied. Met het eindigen van de supermarktoorlog
in 2006 is het verschil met de rest van het eurogebied echter aanzienlijk kleiner geworden. De daling in wereldwijde energieprijzen van najaar 2006 is in
Nederland relatief laat aan consumenten doorberekend in de gas- en elektriciteitsprijzen, zodat de daling van de energie-inflatie momenteel achterblijft bij de
rest van het eurogebied. De prijzen van industriële producten exclusief energie
stijgen in Nederland sinds kort weer harder dan in het eurogebied, na bijna drie
jaar te zijn gedaald. Dit zou deels kunnen komen doordat producenten de hogere
energiekosten van de afgelopen jaren met vertraging doorberekenen aan hun
klanten. De inflatie van diensten is relatief sterk afhankelijk van de loonkosten,
en ligt als gevolg van de gematigde loonontwikkeling van de afgelopen jaren
momenteel nog onder het gemiddelde in het eurogebied.
De periode van loonmatiging heeft ook invloed gehad op de prijsontwikkeling van
andere deelcomponenten, en is dan ook een belangrijke oorzaak geweest voor
het inflatieverschil met het eurogebied. De afgelopen drie jaar zijn de loonkosten
in Nederland gedaald ten opzichte van andere eurolanden. Met het conjunctu-

368

ESB

15 juni 2007

20

15

15

10

10

5

5

0

0

-5

-5

1997

1999

2001

2003

2005

2007

Bron: Thomson Financial Datastream en nationale statistieken

Monetaire Zaken
Nederlandse inflatie boven gemiddelde eurogebied

25

GUIDO SCHOTTEN (DNB)

Inflatieverschil Nederland en het eurogebied (HICP)
Procentpunten en procentuele mutaties; maandcijfers
5
4
3
2
1
0
-1
-2
02

03

04

05

Diensten
Industriële producten, exclusief energie
Totaal inflatieverschil
Inflatie eurogebied

06

07
Voedsel
Energie
Inflatie Nederland

Bron: Eurostat

rele herstel beginnen de lonen nu echter weer op
te lopen. De Nederlandse arbeidsmarkt is relatief
krap, waardoor de lonen waarschijnlijk harder zullen
stijgen dan in de rest van het eurogebied. Hoewel
de loon- en prijsdruk dit jaar nog beperkt zal blijven, zal de Nederlandse inflatie in 2008 en 2009
waarschijnlijk niet meer onder het eurogemiddelde
uitkomen.

Financiële Markten

SANDER HOEK (FDA)

Chinese luchtbellen
De Chinese economie blijft uitermate onstuimig en
onevenwichtig groeien, in het eerste kwartaal met
een tempo van 11,1% (jaar op jaar). De sterke groei
wordt evenwel in toenemende mate met zorg bekeken. In een poging om een afkoeling te bewerkstelligen en tevens een afzwakking van de geldgroei in
de hand te werken, hebben de Chinese autoriteiten
de rentetarieven en de reserveverplichtingen voor het
Chinese beurs (Shanghai Comp., schaal links) en
renminbi (per dollar, omgekeerde schaal rechts)
4500

7.6

Shanghai Composite
Renminbi

4000

7.7

3500

7.8

3000

7.9

2500

8

2000

8.1

1500

8.2

1000

8.3
Q3
Q4
2005

Q1
Q2
2006

Q3

Q4

Q1
Q2
2007

Bron: FDA

bankwezen onlangs opnieuw iets verder opgeschroefd. De bron van de sterke liquiditeitsgroei blijft voornamelijk het omvangrijke externe overschot, de combinatie van het lopende-rekeningoverschot en de buitenlandse directe investeringen,
maar dit is tegelijkertijd een weerspiegeling van de ruime binnenlandse besparingen. De overvloedige liquiditeit leidt in China tot vele excessen, waarvan het
meest in het oog springend ongetwijfeld de sterke stijging van de aandelenkoersen is. Eén van de maatregelen die kan worden genomen om de binnenlandse
en buitenlandse onevenwichtigheden te verminderen is een appreciatie van de
Chinese munt, de renminbi, waar met name vanuit internationale zijde al lange
tijd op wordt aangedrongen. De Chinese overheid talmt evenwel om de munt
over te leveren aan marktkrachten, angstig als zij is om de kip met de gouden
exporteieren te slachten. Tevens is zij bevreesd dat het wankele binnenlandse
financiële stelsel (nog) niet is opgewassen tegen de potentieel pijnlijke transitie
naar een flexibeler wisselkoersstelsel. Sinds juli 2005 heeft China de vaste koppeling van haar munt tegenover de dollar los gelaten en is overgestapt op een
dagelijkse fluctuatie binnen een bandbreedte van 0,3%. Binnen dat systeem is
sinds juli 2005 sprake van een zeer geleidelijke appreciatie, maar in totaal is dit
(in bijna twee jaar) slechts een zeer bescheiden 7% geweest. Onlangs is deze
bandbreedte opgerekt tot 0,5%. Hoewel dit de vastbeslotenheid van een verdere
geleide appreciatie onderstreept, zal dit toch niet leiden tot de noodzakelijke
dramatische verschuiving in wisselkoersverhoudingen. Onzes inziens zullen de
Chinese onevenwichtigheden uiteindelijk onhoudbaar blijken. Een ontlading van
de opgeblazen reële en financiële luchtbellen kan uiteindelijk niet uitblijven. De
timing en consequenties van een dergelijke ontlading voor de wereldeconomie
zijn vooraf niet in te schatten, maar zullen zeker niet geruisloos voorbij gaan.

Arbeidsmarkt

ANDRÉ CORPELEIJN (CBS)

Werknemers die wonen buiten de provincie waarin zij
werken, naar werkprovincie, september 2004 (x 1000)
300
250
200
150
100

N

oo

rd
-H
Zu o l
i d l an
-H d
ol
la
n
U d
N
t re
oo
ch
rd
-B
t
ra
G e b an
t
ld
er
l
O v an d
er
ij s
s
L i el
m
bu
Gr
r
on g
in
ge
Dr n
en
th
Fl
ev e
ol
a
Fr nd
ie
sl a
n
Ze d
el
an
d

50
0

Bron: CBS

Een op de vijf werknemers woont
buiten de werkprovincie
In Utrecht, Noord- en Zuid-Holland werken 370.000
werknemers die in andere provincies of in het
buitenland wonen. In de grote gemeenten werken
veel werknemers die elders wonen. Deze inkomende
pendel is doorgaans veel groter dan de uitgaande
pendel. Veel steden zijn centra van werkgelegenheid.
Deze concentratie van de werkgelegenheid kan overigens samengaan met een relatief hoge werkloosheid. Een duidelijk voorbeeld is Rotterdam, waar de
werkloosheid ver boven het landelijk gemiddelde ligt.

De meeste gemeenten met meer dan 100.000 inwoners hebben een positief
pendelsaldo. Amsterdam spant de kroon met een inkomende pendel van een
kwart miljoen werknemers (2004), en een pendelsaldo van 160.000 werknemers. De tweede plaats wat betreft inkomende pendel is voor Rotterdam, de
derde voor Utrecht, dat meer inkomende pendel en een groter pendelsaldo heeft
dan Den Haag.
Er zijn ook grote gemeenten met een negatief pendelsaldo. Almere heeft van
de grote gemeenten veruit het grootste negatieve pendelsaldo, dankzij een
uitgaande pendel van 50.000 werknemers en een inkomende pendel van ruim
20.000. Kleinere negatieve pendelsaldi zijn er in Zoetermeer en Zaanstad.
Op het niveau van de provincies zijn er eveneens aanzienlijke pendelstromen.
Bijna een op de vijf werknemers woont buiten de provincie waarin hij of zij werkt.
In de provincie Utrecht is dat zelfs een op de drie werknemers.
In absolute aantallen werken in Noord-Holland de meeste werknemers die elders
wonen: ruim een kwart miljoen. Daarna volgen Utrecht en Zuid-Holland, met een
inkomende pendel van elk 200.000 werknemers. De provincies Noord-Holland
en Utrecht hebben een aanzienlijk positief pendelsaldo.
Ook in Noord-Brabant en Gelderland werken nogal wat werknemers die ergens
anders wonen, maar daar staat een eveneens aanzienlijke uitgaande pendel tegenover. Gelderland heeft zelfs een negatief pendelsaldo. Flevoland, de provincie
met de minste inwoners, heeft een relatief grote uitgaande pendel, en daardoor
het grootste negatieve pendelsaldo van alle provincies.

ESB

15 juni 2007

369

Auteurs

Categorieën