Ga direct naar de content

Column: Eindexamen 2007 Economie: Adam Wie?

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juni 15 2006

column

Eric van Damme

Eindexamen 2007 Economie: Adam Wie?
Op veel plaatsen hangen de vlaggen weer uit: de resultaten van de eindexamens van de middelbare school zijn
bekend. Ook dit jaar weer een recordaantal klachten van
scholieren, o.a. over de geluidsoverlast veroorzaakt door
de brandweer die naast de examenzaal een oefening
hield. Geen klachten over de opgave over geluidsoverlast
op het examen economie 1,2 voor het VWO. Ook dit jaar
was economie geen struikelblok. Als men het examenprogramma economie voor het VWO bekijkt, stijgt de
waardering voor de scholier van nu. Het programma (zie
www.eindexamen.nl) telt dertig bladzijden, op lettergrootte zeven. De leerlingen moeten kennis hebben van
zeventien domeinen van de economie, en ze moeten
maar liefst 88 eindtermen beheersen. Alles heeft een
schaduwzijde: gaat een dergelijke breedte niet ten koste
van de diepgang? Leert een scholier wel denken als een
econoom? Wordt hem of haar wel de basis, de echte
kern, van het vakgebied bijgebracht? De basis? Volgens
mij is dat Adam Smith en zijn antwoord op de vraag:
wat bepaalt de nationale welvaart? De internationale
economie is op het eindexamen VWO Economie 1,2
(zie http://www2.cito.nl/vo/ex2007/700025-1-029o.
pdf) prima vertegenwoordigd. Twee van de zeven vragen
hadden ook reeds Smith’s aandacht: gevolgen van een
minimumprijs voor landbouwproducten boven de evenwichtsprijs en de welvaartswinst die door liberalisering
van de handel in landbouwproducten bereikt kan worden. Op het eerste gezicht zit het dus wel snor. De leerling past de gedachtegang van Adam Smith toe, zonder
dat diens naam genoemd wordt. Maar leert de leerling
eigenlijk wel wat welvaart is?
Het begrip welvaart komt in het examenprogramma
zestien keer voor, maar alleen in eindterm 53 wordt
impliciet iets dat lijkt op een definitie gegeven. Daar
staat dat de leerling moet weten:
• “De beperkte betekenis van het nationaal product
voor de meting en vergelijking van welvaart (informele productie, externe effecten, personele inkomensverdeling, bevolkingsomvang, prijsniveau);
• Het onderscheid tussen productiegroei (welvaart in
enge zin) en welvaartsgroei (groei van de behoeftebevrediging, welvaart in ruime zin); het begrip
economische groei in de zin van welvaartsgroeiâ€.
Klaarblijkelijk moet de leerling het verschil kennen
tussen welvaart in enge zin (gerelateerd aan productie)
en welvaart in ruime zin (de mate waarin de behoeften
bevredigd worden). Dit zijn natuurlijk begripsmatig
twee heel verschillende dingen, en het is op zijn minst
verwarrend als daarvoor hetzelfde begrip welvaart

380

ESB

15 juni 2007

gebruikt wordt. Het is sowieso onnatuurlijk om waarde
van productie aan welvaart te relateren. Verwarring
alom dus. Als de theoretische basis niet helder is,
moet het in de praktijk wel misgaan. En inderdaad, dat
doet het in het examen economie 1,2 van dit jaar ook.
In opgave vier, “De prijs van stilteâ€, de leukste van het
stel, wordt de leerling de vraag gesteld: “Bereken welke
waarde de andere negatieve externe effecten (tabel 2)
minimaal moeten hebben indien sluiting van de luchthaven zou leiden tot een stijging van de welvaart in
ruime zin.†Tabel twee is hieronder, in vereenvoudigde
vorm, weergegeven. De bedragen zijn in miljarden
euro’s. Het antwoord is?
Waarde negatieve externe effecten geluid
6,132
Waarde overige negatieve externe effecten
…
Waarde positieve externe effecten
0,6
Toegevoegde waarde luchthaven plus toeleveranciers 7,3
Winst luchthaven
0,8
Volgens het correctievoorschrift is het juiste antwoord
1,768. Als u een ander antwoord heeft, heeft u waarschijnlijk de winst dubbel geteld. Dom! Maar het voorbeeldantwoord “het verlies aan welvaart bij sluiting is
7,9†is net zo dom. Het enige juiste antwoord is dat in
tabel twee zowel appels als peren voorkomen en dat de
belangrijkste appel ontbreekt, m.a.w. dat de vraag onzin
is. Terug naar Adam Smith. In Boek IV, Hoofdstuk VIII
(Conclusion of the Mercantile System) van The Wealth
of Nations vatte hij zijn boodschap, de echte kern, nog
eens kort samen: “Consumption is the sole end and purpose of all production; and the interest of the producer
ought to be attended to only so far as it may be necessary for promoting that of the consumer. The maxim
is so perfectly self-evident that it would be absurd to
attempt to prove it. But in the mercantile system, the
interest of the consumer is almost constantly sacrificed
to that of the producer, and it seems to consider production, and not consumption as the ultimate end and
object of all industry and commerce.†Waar is de consument in tabel twee? De tabel bevat alleen de waarde
van productie, en de (negatieve) waarde van geluidsconsumptie. De belangrijkste bate van een luchthaven,
het consumentensurplus, de behoefte tot reizen die op
deze manier efficiënt bevredigd kan worden, ontbreekt.
De impliciete doelstelling voor economisch beleid die
de examenmakers hanteren is mercantilisme gematigd
door negatieve externe effecten. We zijn 231 jaar verder
en hebben het nog steeds niet begrepen. Adam Smith
draait zich om in zijn graf. De vlag kan beter halfstok.

Auteur