Ga direct naar de content

Is alles anders in Maastricht?

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: december 15 1999

Is alles anders in Maastricht?
Aute ur(s ):
Muysken, J. (auteur)
Veen, A.P. van (auteur)
Respectievelijk als hoogleraar economie en als universitair hoofddocent verbonden aan de Faculteit der Economische Wetenschappen en
Bedrijfskunde van de Universiteit Maastricht.
Ve rs che ne n in:
ESB, 84e jaargang, nr. 4236, pagina 974, 24 december 1999 (datum)
Rubrie k :
Tre fw oord(e n):
smeltkroes

Integratie van de verschillende vakgebieden, en aandacht voor onderwijsmethodiek vormden de vertrekpunten bij de oprichting van
de Maastrichtse faculteit. Ook nu nog kenmerkt ‘Maastricht’ zich door een sterke samenwerking tussen de vakgebieden.
Stel je eens voor: twee hoogleraren, een in de algemene economie en de ander in de bedrijfseconomie houden samen een oratie onder
de titel “Eenheid in Verscheidenheid”. Rondom deze oraties wordt een workshop georganiseerd waar prominente economen van
verschillende snit met elkaar discussiëren over de verhouding tussen de algemene economie en de bedrijfseconomie en wat beide
onderdelen van het vak voor elkaar kunnen betekenen 1. Utopie? Nee hoor, het gebeurde gewoon in Maastricht, bij de start van de
zesde economische faculteit in Nederland, inmiddels alweer vijftien jaar geleden.
De basisfilosofie 2
In 1984 werd in Maastricht een nieuwe economische faculteit opgericht. Van meet af aan was duidelijk dat deze faculteit zich zou
profileren als een faculteit waar veel aandacht zou zijn voor onderwijsmethodieken en -vernieuwing. Daarnaast zou aan onderwijs en
onderzoek vorm worden gegeven vanuit thematische invalshoeken, met speciale aandacht voor integratie tussen de verschillende
vakgebieden binnen en buiten de economie3. De nieuwe faculteit zou dan ook complementair zijn aan de bestaande faculteiten.
Vandaar dat Eenheid in Verscheidenheid een ‘natuurlijke’ titel voor de eerste twee oraties was. Zo was ook een cursus waarin vanuit een
bepaald thema zowel onderdelen van de marketing, als onderdelen van de micro- en de macro-economie behandeld werden, normaal in de
eerste programma’s van de faculteit. Dat kon ook goed, want het kleinschalige probleemgestuurde onderwijs leent zich bij uitstek voor
een thematische behandeling van de economische theorie.
De ambitie van een thematische en geïntegreerde benadering stuitte echter op grenzen: het vak is nog niet zover ontwikkeld dat deze
aanpak van economische problemen mogelijk is. En dan gaat het niet alleen om theoretische ontwikkelingen, maar ook de leerboeken
blinken uit in mono-disciplinaire benaderingen. De eerste generaties Maastrichtse studenten moesten dan ook voornamelijk zélf de
relaties tussen de verschillende onderdelen van het vakgebied leggen – en het moet worden gezegd: zij slaagden daarin soms beter dan
professionele economen. Daarnaast kwamen in de samenwerking de cultuurverschillen tussen de verschillende sub-disciplines pregnant
naar voren: niet in elke sub-discipline is het gebruik van abstracties en modellen dan wel case-studies gemeengoed. Daarom is de
integratie van vakgebieden in het onderwijs gaandeweg vervangen door samenwerking tussen vakgebieden in het onderwijs. Dat is nog
steeds winst denken wij.
Winst is naar onze mening ook de aandacht voor andersoortig universitair onderwijs waarbij Maastricht altijd een voortrekkersrol heeft
gespeeld. Werd in het verleden vaak nogal schamper gedaan over het probleemgestuurde onderwijs, thans lijkt elke faculteit met
kleinschalig, student-georiënteerd onderwijs te experimenteren.
Het vervolg
De Maastrichtse School
Maastricht is niet alleen jong in facultaire leeftijd, maar ook jong in leeftijd van de staf. De faculteit kan derhalve nog niet bogen op
‘grand economists’ die staan voor een Maastrichtse school. Toch heeft Maastricht op basis van het rapport Albeda een belangrijk thema
op de wetenschappelijke en de beleidsagenda gezet en uitgewerkt Рin die zin is er w̩l sprake van een Maastrichtse school. Immers,
Maastricht is lange tijd de enige faculteit geweest waar de economische analyse van het belang van de technologische ontwikkeling een
belangrijke facultair thema is. Dit geldt niet alleen in het onderwijs maar zeker ook in het onderzoek, getuige bij voorbeeld de oprichting
en de ontwikkeling van het MERIT onderzoeksinstituut.
Bedrijfseconomie
Tevens heeft het bedrijfseconomische onderzoek steeds veel aandacht gekregen in Maastricht en dit heeft geleid tot excellentie op dat

gebied – mede geholpen door het feit dat veel onderzoekers een algemeen-economische achtergrond hebben. De kroon op dat werk was
de erkenning van METEOR als onderzoeksschool, met een programma waarin ‘het bedrijf’ in al zijn facetten centraal staat. Overigens
komt in de onderzoeksprogramma’s van zowel MERIT als METEOR opnieuw het streven naar een goede samenwerking tussen de
verschillende sub-disciplines, met name de algemene en de bedrijfseconomie, tot uitdrukking. De cultuurverschillen die een goede
integratie binnen het onderwijs duidelijk in de weg staan, spelen hier een iets minder grote rol.
Onderwijs en Arbeidsmarkt
Tot slot is reeds in een vroeg stadium, 1986, het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA) als onderzoeksinstituut bij de
Maastrichtse faculteit opgericht. Dit instituut legt zich met name toe op opdrachtonderzoek en heeft inmiddels vanwege zijn jaarlijkse
arbeidsmarktvoorspellingen, nationale bekendheid. Gegeven de belangstelling voor arbeidsmarktproblemen en het belang dat men in
Maastricht hecht aan de relatie tussen het onderwijs en de arbeidsmarkt is het niet verwonderlijk dat het ROA zich juist in Maaastricht
bevindt.
Ondernemingsgeest
Het is wellicht inherent aan de leeftijd van de faculteit (mede in combinatie met de tijdgeest), dat er een grote ‘ondernemingsdrift’ heerst in
Maastricht. Op het gebied van onderzoek betekent dit een veelheid van onderzoekinstituutjes met een eigen briefhoofd: BIRC, Eurecom,
LIFE, MARC, MAXX, NIBOR. En hoe jong ook, vrijwel elk instituut is er in geslaagd om een prestigieus internationaal congres naar
Maastricht te halen. Zo was in 1994 de faculteit gastheer van het grote congres van zowel de European Economic Association als van de
Econometric Society. Ook dat hoort bij de ondernemingsdrift en is onderdeel van het beleid: iedereen krijgt de gelegenheid om zich op
die manier te profileren – met op de achtergrond de faculteit met de grote onderzoeksinstituten.
Op het gebied van onderwijs betekent de ondernemingsdrift een veelheid van opleidingen en afstudeerrichtingen (tussen haakjes):
Economie (algemene economie, bedrijfseconomie, international economic studies, international management), Fiscale Economie,
Econometrie/Econometrics en International Business Studies. De modulaire opbouw, waarbij ieder vak in een periode van acht weken op
een geconcentreerde en afgeronde wijze wordt gegeven, maakt het mogelijk om veel synergie te benutten en flexibel het programma aan
te passen. Wel krijgt voorafgaand aan elke voorlichtingsdag iedere medewerker een stoomcursus wat ook weer het verschil is tussen
Bedrijfseconomie (met veel Engelstalige vakken), International Management (geheel Engelstalig) en International Business Studies
(geheel Engelstalig).
De resultaten
Het succes van de aandacht voor onderwijstechnologie is evident: sinds het bestaan van de Elsevier enquête staat Maastricht in de top
in de rangschikking naar kwaliteit van de economische faculteiten. Dit geldt eveneens voor de rangschikking in de Keuzegids Hoger
Onderwijs 4.
Volgens het bijgeleverde commentaar in de meest recente peiling komt dit onder andere door de aandacht voor onderwijsvernieuwing
waar Maastricht om bekend staat. Daarbij willen we graag de collegae bedanken voor het vertrouwen in de jonge concullega, omdat ook
zij Maastricht hoog op de ranglijst zetten.
Internationalisering
Wij denken overigens niet dat alleen het kleinschalig onderwijs verantwoordelijk is voor de resultaten. Ook de sterke mate van
internationalisering in het onderwijs in Maastricht wordt positief gewaardeerd. Met internationalisering wordt niet alleen het aanbieden
van Engelstalige programma’s bedoeld, maar meer nog het scheppen van mogelijkheden voor internationale uitwisseling van studenten.
Vanwege de constructie van uitwisselingsovereenkomsten trekken niet alleen veel Maastrichtse studenten de wijde wereld in voor een
studie- of een stageverblijf, maar komen ook veel buitenlandse studenten naar Maastricht voor kortere en langere periodes. Maastricht
heeft daarbij altijd dankbaar gebruik gemaakt van de mogelijkheden van de ERASMUS en de SOCRATES programma’s.
Gezien deze successen is het niet verwonderlijk dat ‘Maastricht’ ook elders collega’s heeft aangezet om voor een vergelijkbare opzet van
hun studieprogramma te kiezen. Dit betekent dat wij zeer alert zijn op de gevaren van de wet van de remmende voorsprong en blijven
zoeken naar nieuwe manieren om ons te profileren.
De cultuur in Maastricht
Bij een sfeertekening past iets over de cultuur en laten we het maar meteen duidelijk zeggen: Maastricht is de enige echte multiculturele
faculteit van Nederland. Ga maar na: uit alle hoeken van Nederland zijn economen naar Maastricht gekomen. Tilburgers, Rotterdammers,
Amsterdammers en niet te vergeten Groningers hebben elkanders culturen leren kennen en er een grote ‘melting pot’ van gemaakt. De
laatste jaren heeft een groeiend aantal buitenlanders zich eveneens in Maastricht genesteld, waardoor de cultuur nog meer dimensies
heeft gekregen. Maastricht is door deze instroom niet alleen een nationale, maar zeker ook een internationale faculteit. Het tableau vivant
in Maastricht wordt gekenmerkt door een jonge en ondernemende staf, door ondernemende studenten en door een internationale
achtergrond en oriëntatie van staf en studenten. Kortom, er is nog steeds veel dynamiek in Maastricht.
De gevolgen van de pioniersgeest, de multiculturele staf en de internationalisering zijn op vele manieren zichtbaar. Wij zijn hiervoor al
ingegaan op de zichtbaarheid in onderwijs en onderzoek. Maar de cultuurelementen hebben ook invloed op de wijze waarop de faculteit
is georganiseerd.
Flexibel en zelfredzaam
Ten eerste is de organisatie nog behoorlijk flexibel en wordt nieuwe initiatieven veel ruimte gegund. Maar ook worden duidelijke
afspraken gemaakt over levensvatbaarheid van dergelijke initiatieven en de financiering er van. De faculteit werkt al ruim vijf jaar volgens

het ‘Afrekenen op Afspraak Principe’ AAP waarbij iedere activiteit na de opstartperiode zichzelf moet kunnen financieren.
Een tweede kenmerk is dat de wetenschappelijke staf is ondergebracht in vier departementen (Algemene Economie, Berichtgeving en
Financiering, Kwantitatieve Economie en Managementwetenschappen) die elk een grote financiële autonomie hebben. Zo kan iedere
groep kiezen voor relatief veel tijdelijk of vast personeel, hoogleraren of universitaire docenten enzovoort. Deze departementen spelen
ook een belangrijke rol in de bepaling en uitvoering van het facultaire beleid – de invoering van de MUB zorgt hier wel voor complicaties.
De grote financiële autonomie zorgt echter ook weer voor de nodige flexibiliteit, te meer daar de middelentoewijzing is gekoppeld aan
onderwijsinzet en publicaties – zie het bovengenoemde AAP-mechanisme.
Een derde kenmerk, dat samenhangt met de aandacht voor het onderwijs en met het AAP-mechanisme, is de sterke evaluatie van het
onderwijs en het ver doorgevoerde personeelsbeleid. Van de meet af aan is het onderwijs systematisch geëvalueerd en worden slechte
prestaties op dit gebied gesignaleerd. Daarnaast is ook vanaf het allereerste begin een stringent personeelsbeleid gevoerd, waarbij elk
jaar wordt gesproken met ieder lid van de vaste staf en elk half jaar met personen met een tijdelijke aanstelling.
Is alles anders in Maastricht?
De titel van deze bijdrage luidt: Is alles anders in Maastricht? Bij de start van de faculteit was het antwoord volmondig JA. Er was een
ander onderwijssysteem, het onderzoek vond plaats op duidelijk gedefinieerde thema’s, er was een voortdurend streven naar integratie
tussen vakgebieden gecombineerd met veel aandacht voor de relatie tussen theorie en praktijk. Echter, zoals zo vaak het geval is, is ook
dit antwoord niet definitief gebleken. In zekere zin zijn Maastricht en de concullegae geconvergeerd. Kleinschalig, thematisch onderwijs
wordt inmiddels ook elders in het land gepropageerd 5 en geïmplementeerd, terwijl de economische faculteit in Maastricht het
probleemgestuurd onderwijs heeft aangevuld met al langer bestaande vormen van (kleinschalig) onderwijs zoals hoorcolleges en
werkcolleges. Bovendien vindt de integratie meer binnen de vakgebieden dan tussen de vakgebieden plaats en ook dat ziet men elders in
het land gebeuren. Kortom, Maastricht is steeds meer op een gewone faculteit gaan lijken of is het juist andersom? Hoe dan ook, bij de
millenniumwisseling is niet alles anders meer in Maastricht, maar hopelijk hebben we in deze bijdrage laten blijken dat Maastricht toch
nog speciaal is.

Thema: De profilering van economische faculteiten in Nederland 1913-1999
H.A. Keuzenkamp, Heerst er economie?
M.M.G. Fase, Van Duitse naar Angelsaksische blik
H.P. van Dalen en A. Klamer, De Rotterdamse econoom: tussen wetenschap en handel
A. Heertje, Limperg, Hennipman en de normatieve economie
A.H.J. Kolnaar, Ethiek en economie: de Tilburgse school
J. Pen, Groninger eigenzinnigheid
H. Visser, Hoed je voor profeten!
J. Muysken en A.P. van Veen, Is alles anders in Maastricht?
E.E.C. van Damme, De kern van de economie

1 De resultaten van deze workshop zijn gepubliceerd in J. Muysken, H. Schreuder (red), Economische Wetenschappen: Eenheid in
Verscheidenheid?,Van Gorcum/Assen 1985.
2 Dit is inderdaad een woord uit lang vervlogen tijden. Maar in de jaren ’70 en ’80 had elke faculteit in Maastricht een ware basisfilosofie
waarin gedachten over onderwijs en onderzoek waren vervat in relatie tot de Basisfilosofie van de Rijksuniversiteit Limburg 1972.
3 Oud minister W. Albeda is de ‘founding father’ van deze faculteit. Zijn ideëen over de te leggen accenten binnen de studierichting
economie alsmede over de inrichting van het onderwijs en het onderzoek zijn terug te vinden in het rapport Economie in Maastricht,
februari 1983. In de oorspronkelijke gedachten zou het onderwijs en het onderzoek zich concentreren op de thema’s Arbeid, Technologie
en Overheid. Albeda werd overigens bijgestaan door een consulentengroep waarin onder andere P. Keizer, J. van Duijn en F. van
Winden participeerden.
4 Voor de meest recente versies zie Elsevier, De beste Studies, oktober 1999 en F. Steenkamp en W. Maljaars, Keuzegids Hoger
Onderwijs, Balans, 1999.
5 Zo heeft Hans van Ees in zijn oratie van 8 juni 1999 nog een ferm pleidooi gehouden om deze elementen van het Maastrichtse
onderwijssysteem in Groningen te introduceren

Copyright © 1999 – 2003 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl )

Auteurs