Ga direct naar de content

Mensen zijn arm omdat anderen dat vinden

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: september 8 1999

Mensen zijn arm omdat anderen dat vinden
Aute ur(s ):
Derksen, W. (auteur)
Hoogleraar Universiteit Leiden en lid van de WRR.
Ve rs che ne n in:
ESB, 84e jaargang, nr. 4222, pagina D23, 30 september 1999 (datum)
Rubrie k :
Dossier Oorzaken van armoede
Tre fw oord(e n):
beleid

Dit artikel is een reactie op:
B.M.S. van Praag, Ouderen en alleenstaanden: pas op voor de armoedeval!, ESB-Dossier, 30 september 1999, blz. D20D22.
Het interessante artikel van Van Praag maakt andermaal duidelijk hoe complex de discussie over armoede is. Van Praag geeft dat zelf
ook aan. Hij spreekt over ‘absolute armoede’ indien mensen honger lijden. In onze samenleving is slechts sprake van ‘relatieve
armoede’: het gaat om het gevoel van mensen dat ze (veel) minder te verteren hebben en daarom wel minder waard moeten zijn. Van
Praag suggereert zelfs even dat de transparantie van de inkomensverdeling bepalend is voor de mate van armoede: indien niemand zou
weten hoeveel een ander zou verdienen, zou er van ‘relatieve armoede’ inderdaad geen sprake kunnen zijn.
Van Praag maakt niet zonder reden een vergelijking tussen de honger in de Derde Wereld en de armoede in ons eigen land. Hoe zouden
we mensen in ons welvarende land armoedig kunnen noemen, als tegelijkertijd mensen in andere delen van de wereld aan honger
sterven? Dit probleem lossen we niet op door in superlatieven over de ellende in de Derde Wereld te spreken (‘mensonterende
omstandigheden’). Persoonlijk meen ik dat we dit definitieprobleem ook niet oplossen door onze aandacht te verschuiven naar
inkomensongelijkheid of zelfs naar de beleving van mensen met de laagste inkomens. Inkomensongelijkheid is geen armoede en armoede
ontstaat ook niet automatisch als er een grote inkomensongelijkheid bestaat. Ook zijn niet alle mensen arm die menen dat ze te weinig
krijgen. Sommigen lossen dergelijke problemen op door een volstrekt objectief ijkpunt te nemen: iedereen in het eerste percentiel van de
inkomensverdeling is per definitie arm. Dergelijke definities zijn onbevredigend.
In sommige landen leeft wel 90% van de bevolking in armoede, in andere landen slechts enkele procenten. Dat vind ik en dat vinden
anderen. Waarom vinden we dat? In essentie omdat we menen dat iets aan die situatie van armoede moet veranderen. Daarom is niet
alleen elke definitie van armoede een politieke definitie. Ik zou zelf willen stellen dat elke definitie van armoede die gespeend is van
politieke motieven, zinloos is. In dat opzicht ben ik het wel met Van Praag eens dat armoede een relatief begrip is. Anders dan hij, meen ik
niet dat iemand arm is omdat hij zichzelf arm vindt (in vergelijking met anderen). Mensen zijn arm omdat anderen dat vinden. Nog
scherper gesteld: mensen zijn arm omdat anderen menen dat daaraan iets moet veranderen.
Om die reden kan je arm zijn in arme landen en kan je arm zijn in rijke landen. Niet omdat je deel uitmaakt van het onderste percentiel of
van de twee onderste percentielen. In alle situaties zal 10% van de mensen in het zogenaamde onderste percentiele huizen. Maar omdat
anderen blijkbaar vinden dat de achterstand van bepaalde mensen op anderen te groot is. Achterstand is nog een vaag begrip.
Bovendien zegt achterstand soms meer over de voorsprong van de één dan over de achterstand van de ander. Indien achterstand vooral wordt bepaald door de overdadige rijkdom van enkelen,
ben ik eerder geneigd om iets te doen aan de rijkdom van die enkeling dan aan de achterstand van de anderen. Ik zou armoede dan ook
scherper willen formuleren. Armoede is voor mij verbonden met de onmogelijkheid om ‘mee te doen’ in de samenleving. Armoede uit zich
in een gebrek aan zelfrespect en nog meer, in een gebrek aan mogelijkheden om jezelf te ontplooien.
Tegelijkertijd besef ik dat consensus over ‘armoede’ per definitie onmogelijk is: als we al geen politieke meningsverschillen krijgen over
de definitie, dan krijgen we die wel over de operationalisering. Hoeveel heeft iemand nodig om zichzelf in deze samenleving te
ontplooien? Hoe groot moet het inkomen van de ouders zijn om kinderen voldoende kansen te geven in het onderwijs? Hoe hoog moet
de AOW zijn om alle oude mensen de kans te geven hun zelfrespect te bewaren en de kans te geven ook maatschappelijk nog volop mee
te doen?
Bovendien ligt daar nog een ander groot politiek onderwerp op de loer. Kan het zelfrespect van mensen wel voldoende met geld worden
ondersteund? Kunnen mensen zich werkelijk ontplooien op basis van een uitkering? Is het niet juist het hebben van werk dat mensen
zelfrespect geeft en hun maatschappelijk laat meedoen? Het is het overtuigendste argument voor een krachtig werkgelegenheidsbeleid.
En derhalve zal armoede vooral met werk en minder met geld moeten worden bestreden. Dit betekent voor mij twee dingen: de feitelijke
afstand tussen uitkering en loon is te gering èn de uitkeringen zijn te laag. Dat vergt een grote inspanning, hoewel ook op dit punt het
belastingplan van het kabinet in een oplossing voorziet. Voor een (gewone) verhoging van de uitkeringen bestaat echter geen
meerderheid in de Kamer. Misschien wordt mijn definitie van armoede nog wel door een meerderheid van de Kamer gedeeld, voor mijn

operationaliseringen geldt dat zeker niet!
Of overigens iedereen met een uitkering ook in armoede leeft, namelijk onvoldoende mee kan komen in de samenleving, te weinig
zelfrespect heeft en te weinig kansen voor zelfontplooiing, is nog maar de vraag. Dit onderzoeksterrein is met name zo boeiend door onze
onwetendheid. Mensen als Schuyt en Engbersen hebben prachtig onderzoek gedaan naar mensen met bijstand en tegelijkertijd laten zien
dat we nog veel te weinig weten om gefundeerde conclusies te trekken over armoede in de zin van gebrek aan zelfrespect en aan
mogelijkheden voor zelfontplooiing.

ESB-Dossier: Oorzaken van armoede
Ten geleide
A. Doelman-Pel, Armoede in het debat
Inleiding
R.H.J.M. Gradus en N.H.J.M. Huppertz, Het meten van armoede
J.L. de Kruijk, Hoe arm zijn de armen?
Handel
J.H. Garretsen en J. Peeters, Globalisering en armoede
R. Went, Globalisering doet meer dan je denkt
Technologie
L.L.G. Soete en B. ter Weel, Technologie vraagt om meer persoonlijke vaardigheden
B. Cantillon, Armoede en ondergewaardeerde vormen van werk
Beleid
B.M.S. van Praag, Ouderen en alleenstaanden: pas op voor de armoedeval!
W. Derksen, Mensen zijn arm omdat andere mensen dat vinden
Maatschappij
B. Goudzwaard, Armoede vanuit maatschappelijk perspectief
R. Janssen, De achterzijde van de verrijking
Epiloog
H.A. Keuzenkamp, Oorzaken van armoede

Copyright © 1999 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur