Ga direct naar de content

Duitsland moet het in de breedte zoeken

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: januari 28 1998

Duitsland moet het in de breedte zoeken
Aute ur(s ):
Ark, B. van (auteur)
universitair hoofddocent bij de vakgroep Algemene economie van de Rijksuniversiteit Groningen.
Ve rs che ne n in:
ESB, 83e jaargang, nr. 4137, pagina 71, 30 januari 1998 (datum)
Rubrie k :
Prikkel
Tre fw oord(e n):
duitsland, nederlandse, economie

Het lijkt alsof er aan de malaise op de Duitse arbeidsmarkt maar geen wil einde komen. Ondanks gunstige prognoses voor de groei
van het bnp in 1998 zal de achterblijvende ontwikkeling van de werkgelegenheid ook dit jaar de achillishiel van het Duitse
economische herstel blijven. Duitsland heeft nu ruim 4,5 mln officieel geregistreerde werklozen, maar volgens het
Weltwirtschaftliches Institut in Kiel bedraagt het aantal werkzoekenden maar liefst 5,8 mln personen.
De nasleep van de Duitse hereniging is een populaire, maar hoogste twijfelachtige verklaring voor de aanhoudende werkloosheid. Van
de 5,8 mln Duitse werkzoeken bevinden zich er ‘slechts’ 1,6 mln in de oostelijke deelstaten. Bovendien zijn veel van de problemen in de
westelijke deelstaten te traceren naar het begin van de jaren tachtig, ruimschoots voor de hereniging. In tegenstelling tot Nederland, is
de Duitse industrie gedurende die periode nauwelijks geherstructureerd. Pas recent is een inhaalslag ingezet.
Een andere veelgehoorde verklaring is dat Duitsland zijn status als één van de technologisch meest geavanceerde landen ter wereld aan
het verliezen is. Hoewel de toename in de investeringen in kapitaalgoederen en onderzoek en ontwikkeling in Duitsland sinds het begin
van de jaren negentig inderdaad sterk is gestagneerd, moet dit niet worden verward met een technologieprobleem. Duitsland heeft in de
afgelopen decennia nooit een sterk comparatief voordeel gehad in typische high-tech industrieën, zoals vliegtuigen, computers,
farmaceutische producten en electronica. Een recent onderzoeksrapport van The Conference Board toont aan dat juist in de ‘medium
tech’ bedrijfstakken, waarmee Duitsland een voorsprong had verworven door het produceren van kwalitatief hoogwaardige producten,
de technologische prestaties sinds 1989 sterk zijn verbeterd 1. Het gaat vooral om industrieën met middelmatige R&D-inspanningen,
zoals de chemie, de machine-industrie en de transportmiddelen-industrie. Bovendien is de exportprestatie van de medium-tech bedrijven
op peil gebleven.
Wat is dan wel de oorzaak van de aanhoudend hoge werkloosheid? Het meest structurele probleem is het gebrek aan verbreding van de
economische activiteit in Duitsland. Sinds het begin van de jaren zestig is de arbeidsinzet per persoon in Duitsland voortdurend
afgenomen. In 1960 lag het aantal gewerkte uren per persoon in de leeftijdscategorie van 15-64 jaar dertig procent hoger dan in de
Verenigde Staten, namelijk op ongeveer 1.450 uren. In 1995 werkte een West-Duitser in deze leeftijdscategorie gemiddeld nog maar ruim
900 uren, ten opzichte van een kleine 1.200 uren per persoon in de VS.
Vanuit een sectoraal perspectief bezien is het beeld nog dramatischer. Ondanks dat de totale bevolking in de westelijke deelstaten van
Duitsland ongeveer een kwart bedraagt van dat in de VS is het aantal gewerkte uren in de goederensectoren in Duitsland (landbouw,
industrie e.d.) tussen 1979 en 1995 sterker afgenomen dan in de VS, namelijk met 5,3 mrd uur in Duitsland en 4,8 mrd uur in de VS.
Daarentegen is het aantal uren in de diensten in Duitsland gestegen met slechts een tiende van de toename in de VS, namelijk 4,5 mrd uur
ten opzichte 47,6 mrd uur. Van die stijging van 4,5 mrd uur in de Duitse dienstensector is ruim zeven procent uitsluitend toe te schrijven
aan de werkgelegenheidsgroei in de zakelijke diensten. Sommige diensten, zoals de transportsector, zijn inmiddels sterk gesaneerd, maar
dit heeft nog onvoldoende geresulteerd in de ontwikkeling van nieuwe activiteiten. Andere bedrijfstakken, zoals de detailhandel, worden
ondanks de enigszins versoepelde winkelsluitingswet nog steeds in belangrijke mate gehinderd door diverse vormen van
productmarktregulering, bijvoorbeeld beperkende vestigingsregels. Ook de loonkosten, en in het bijzonder de wig tussen bruto en netto
loonkosten, liggen nog te hoog om grotere diversiteit aan persoonlijke diensten aan te kunnen bieden.
Kan Duitsland in dit verband nog iets leren van haar westerburen? De studie Challenging neighbours van het CPB, waaraan dit
themanummer van ESB gewijd is, is uiterst voorzichtig in het aanprijzen van lessen. De institutionele structuur van de Duitse arbeids-,
product- en kapitaalmarkt is, onder andere vanwege de federale structuur, een stuk gecompliceerder en weerbarstiger voor verandering
dan in Nederland.
Ondanks de snelle groei van de Nederlandse economie gedurende de afgelopen twaalf jaar, is het per capita inkomen in Nederland niet
substantieel hoger dan in Duitsland. Nederland heeft tot nu toe dus voornamelijk een achterstand weggewerkt. Terwijl in 1996 het Duitse
inkomen per hoofd van de bevolking 24 procentpunten beneden het niveau in de VS lag, bedroeg het verschil in arbeidsproductiviteit
slechts tien procentpunten. Om op lange termijn de levensstandaard in Duitsland te verhogen zal men het dus niet alleen in de diepte hogere productiviteit – maar vooral ook in de breedte moeten zoeken: meer activiteit.

Challenging Neighbours

Eind vorig jaar publiceerde het Centraal Planbureau een vergelijkende studie over Duitse en Nederlandse economische
instituties: Challenging neighbours, rethinking German and Dutch economic institutions (Springer, 1997).
Met dit project, qua aard nieuw voor het CPB, was in 1993 een begin gemaakt. Ter gelegenheid van de afronding vond op 10
en 11 september 1997 in Düsseldorf een conferentie plaats, waar verschillende wetenschappers en politici reageerden op
‘Challenging neighbours’.
Dit nummer van ESB brengt een aantal van deze bijdragen bijeen. In aanvulling daarop presenteert het CPB enkele ‘afruilen’
die de economische verschillen tussen Nederland en Duitsland typeren. Aan het slot van dit nummer wordt de recente
ontwikkeling van de Nederlandse en Duitse economie in kaart gebracht.
H.A. Keuzenkamp, Het groenste gras
G.J. Wijers, Vernieuwing door vergelijking
D. Soskice, De uitdaging: Duitse technologie, Nederlandse lonen
A.L. Bovenberg, Reactie: Loonmatiging en institutionele vernieuwing loont ook voor Duitsland
K.H. Paqué, Het Duitse model raakt uit de tijd
E.E.C. van Damme, Marktwerking en deregulering: Duitse lessen?
G.M.M. Gelauff en C. den Broeder, Afruil
» Beleid: mèt of zonder sociale partners
» Arbeidsmarkt: interne of externe flexibiliteit
» Loonvorming: centralisatie versus autonomie
» Leren op school versus leren op het werk
C.W.A.M. van Paridon, Monitor: De negatieve kringloop in de Duitse economie

1 The Conference Board Europe, Perspective on a global economy: technology, productivity, and growth, US and German issues,
december 1997

Copyright © 1998 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur