Ga direct naar de content

IMF, Tobin en financiële onthaasting

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: januari 21 1998

IMF, Tobin en financiële onthaasting
Aute ur(s ):
Soete, L.L.G. (auteur)
Hoogleraar economie aan de Universiteit Maastricht.
Ve rs che ne n in:
ESB, 83e jaargang, nr. 4136, pagina 51, 23 januari 1998 (datum)
Rubrie k :
Prikkel
Tre fw oord(e n):
bankw ezen, finaciële, markten

Naarmate de financiële crisis in Azië het onderwerp wordt van economische analyse en debat, komt ook, vooral in Amerikaanse media,
de kritiek los op het IMF. Jeffrey Sachs die na zijn Russische IMF ervaringen wellicht beter weet dan wie ook waarover hij praat, wijst
op het gebrek aan transparantie waarmee het IMF opereert 1. Met een staf van gemiddeld zeven per land zal de diagnose van de kwaal
wel erg summier moeten zijn. Temeer wanneer men duidelijk iets te bewijzen heeft: in het jaarverslag van 1997 – aan de vooravond van
de Thaise crisis – wordt, zoals Sachs fijntjes opmerkt Thailand’s “remarkable economic performance and the authorities’ consistent
record of sound macroeconomic policies” nog met stip geprezen. Het roept de vraag op in hoeverre het gebrek aan transparantie van de
manier waarop het fonds zich een mening vormt en uiteindelijk tot zijn ‘bailout’ eisen komt, nog beantwoordt aan de huidige
internationale openheid van informatie en bestuur.
Merkwaardig is hoe dit debat zich grotendeels onttrekt aan Nederland en de rest van Europa. De Aziatische crisis lijkt een ver van mijn
bed probleem. Maar naarmate de wereldwijde rimpels van de Aziatische vertrouwenscrisis zich spreiden, zal ook in het Westen de
deflatoire druk van de Aziatische wisselkoersaanpassingen en aanpassingsprogramma’s van het IMF gevoeld worden. Europa kan hier in
eerste instantie misschien baat bij hebben door een nòg lagere inflatiedruk en rente, maar een deflatoire spiraal dreigt voor de
wereldeconomie. De lage inflatie van de voorbije jaren was de resultante van technologische en organisatorische efficiëntie- en
productverbeteringen: groei, productiviteit en concurrentievermogen gingen hand in hand, met een ongekende toename van winstgevendheid van bedrijven. De door de Aziatische crisis veroorzaakte daling in inflatie zal daarentegen de resultante zijn van een
verminderde wereldvraag, met alle gevolgen vandien voor overcapaciteit in vooral wereldconjunctuurgevoelige sectoren en ook niet het
ideale moment voor de invoering van een met deflatoire effecten omgeven Euro. Niet verwonderlijk dat het IMF zowel de Amerikaanse
als Europese monetaire autoriteiten in zijn Economic Outlook expliciet verzoekt de monetaire schroeven vooral nu niet verder aan te
draaien, eerder omgekeerd.
Hoe men ook de huidige Aziatische crisis inschat, er zijn geen beleidsinstrumenten om op te treden tegenover de toenemende
beweeglijkheid op de kapitaalmarkt. Dat roept om een hernieuwd debat over de invoering van de Tobin-belasting: het inbrengen van een
zandkorrel in de internationale geldmolen, of om het in Nederlandse beleidstermen te stellen, het invoeren van prikkels voor financiële
onthaasting. Uit de tal-rijke amendementen op Tobin’s oorspronkelijke voorstel uit 1972 voor een uniforme belasting op spot transacties
die wisselkoersconversies inhouden, lijkt de tweetraps belasting zoals voorgesteld door Paul Spahn het interessantst 2. Op alle
internationale financiële wisselkoerstransacties wordt een minimale nominale belasting geheven die de kost van kapitaal amper
beïnvloedt en geen effect heeft op de normale liquiditeitsfunctie van internationale financiële kapitaalmarkten 3. Daarboven wordt een
wisselkoers ‘surcharge’ geheven die slechts in werking treedt wanneer zich daadwerkelijk speculatieve transacties voordoen; bedoeling
van deze tweede trap is de negatieve externaliteiten van overmatige volatiliteit te bestrijden.
De Tobin-belasting zouden uiteraard geen soelaas bieden voor de structurele problemen waarmee landen geconfronteerd worden. In het
geval van de huidige Aziatische crisis, zou zo’n belasting wellicht niet geleid hebben tot het plots inzien van de noodzakelijke
hervormingen in de eigen financiële sector. Maar het zou wel een grove korrel zand inbrengen in de paniek gedreven, kuddereactie van
investeerders die zich misschien wat langer zouden bedenken of de kosten van de plotse vertrouwensbreuk en het terugzien van de korte
termijn leningen in hard valuta wel afwegen tegen de veelal rooskleurige groeiverwachtingen van de Aziatische landen. Het zou ook de
Aziatische landen het opofferen besparen van waardevolle internationale valuta en invoeren van hoge interestvoeten om speculatieve
aanvallen af te weren. En het zou ten slotte de verwachting van grote buitenlandse investeerders ondermijnen dat waar dan ook centrale
banken of IMF steeds weer te hulp zullen komen. Kortom, de neerslag van internationale financiële crises zou sterk beperkt worden.
De Tobin discussie mocht zich een aantal jaren geleden in heel wat sympathie verheugen, zowel bij Jan Pronk als Gerrit Zalm. De
wereldgemeenschap zou wel varen bij een internationaal paars initiatief.
Zie ook:
E. de Jong, Discussie: De macht en de onmacht van het IMF, ESB, 6 februari 1998, blz, 110-111.
L.L.G. Soete, Naschrift: Tijgers, slachtoffers van kuddegedrag, ESB, 6 februari 1998, blz. 111

1 Zie J. Sachs, IMF orthodoxy isn’t what Southeast Asia needs, International Herald Tribune, 4 november 1997 en IMF is a power unto
itself, Financial Times, 11 december 1997.
2 Zie P. Spahn, The Tobin tax and exchange rate stability, Finance and Development, juni 1996, blz. 24-27, en ook B. Eichengreen en C.
Wyplosz, Taxing international financial transactions to enhance the operation of the international monetary system, in I. Kaul e.a., The
Tobin tax: coping with financial volatility, OUP, 1996, blz. 15-39.
3 Bv. op een niveau van 0,02% i.p.v. Tobin’s oorspronkelijke 1%, wat nog steeds tot een geschatte opbrengst van $ 64 mrd per jaar zou
leiden.

Copyright © 1998 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur