Ga direct naar de content

Kennis met onderhoudscontract

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: november 20 1996

Kennis met onderhoudscontract
Auteur(s):
Soete, L.L.G. (auteur)
Hoogleraar aan de Universiteit Maastricht en directeur van het MERIT.
Verschenen in:
ESB, 81e jaargang, nr. 4085, pagina 1007, 11 december 1996 (datum)
Rubriek:
Column
Trefwoord(en):
onderwijs, scholing, kennis
Technologische innovaties zorgen vaak voor een groei-impuls omdat ze een toenemende vraag naar andere goederen uitlokken. Zo
zorgde de introductie van de automobiel begin deze eeuw voor een toenemende vraag naar wegen en fossiele brandstoffen.
Gecombineerd met de productiviteitseffecten van de technologie zelf, kon zo’n groei-impuls de hele economie daadwerkelijk op een
hoger groeipad duwen. Deze technologisch gedreven groei-impuls werd gedragen door een sterke toename in investeringen. De
technologie was complementair met fysische kapitaalaccumulatie.
Tegenwoordig is het echter moeilijk om te zien hoe de afgeleide vraag naar plastics in computers, modems of optical fibers of de oxide in
halfgeleiders eenzelfde bijkomende groei-impuls aan onze westerse economieën zou kunnen geven. De cruciale complementariteit van de
huidige informatie- en communicatietechnologie is in wezen menselijk kapitaal. Het steeds goedkoper kunnen opslaan, manipuleren en
verzenden van informatie heeft slechts waarde als deze technologische informatie- en communicatieverbeteringen ook daadwerklijk
leiden tot kennisintensievere productie en consumptie. De bruikbaarheid van de nieuwe technologie hangt af van complementaire
investeringen in menselijk kapitaal.
Jammer genoeg staat juist op dit ogenblik de accumulatie van menselijk kapitaal in Nederland, en meer algemeen in Europa, zwaar onder
druk. Eerst en vooral omwille van het eenvoudige demografische gegeven van de toenemende vergrijzing van de bevolking. De kloof
tussen technologische vernieuwing (een verdubbeling van technologische kennis om de tien à vijftien jaar) en de natuurlijke
vernieuwing van de arbeidsbevolking (2% per jaar) wordt steeds groter. Dit verklaart waarom in zovele beleidskringen er steeds op wordt
gehamerd hoe belangrijk het is om levenslang te blijven investeren in menselijk kapitaal, ook na de formele scholing in het traditionele
onderwijs 1. Ten tweede is er ongetwijfeld sprake van een versnelde slijtage van technologische kennis. In sommige technologische
gebieden, zoals software, biotechnologie of materiaaltechnologie, gaat de technologische vernieuwing snel zodat vroeger opgedane
kennis snel veroudert. En ten slotte is er de invloed van een meer flexibele en transparante arbeidsmarkt. De aangeprezen toename in
externe arbeidsflexibiliteit leidt ontegensprekelijk tot een veel voorzichtiger beleid bij het bedrijfsleven om vooral niet te investeren in
scholing en menselijk kaptitaal, dat zichzelf straks terugverdient bij de concurrent. De bereidheid om te investeren in menselijk kapitaal
voor de lange termijn en niet louter bedrijfsspecifiek, is vooral bij het grote multinationale bedrijfsleven sterk afgenomen gedurende de
afgelopen jaren.
In deze bijdrage wil ik de aandacht vestigen op de rol van hoger-onderwijsinstellingen bij het onderhouden van het eenmaal
geproduceerde menselijk kapitaal. Deze zouden gediplomeerden niet zomaar moeten ‘dumpen’ op de arbeidsmarkt, maar hun kennis
onderhouden zodat het diploma zijn waarde behoudt. Juist zoals bij de aankoop van een nieuwe auto veelal een onderhoudscontract
wordt aangeboden, al is het maar om de olie om de zoveel kilometers te verversen, zo zou de universiteit of hogere onderwijsinstelling
met het afgeleverde diploma een ‘onderhoudscontract’ moeten aanbieden die de afgestudeerde het recht geeft om zich om de zoveel jaar
bij te spijkeren.
Op dit ogenblik vervullen veel professionele groeperingen, zoals ingenieursverenigingen, deze rol middels het organiseren van
congressen, het uitgeven van vaktijdschriften en dergelijke meer. Bij de huidige technologische verandering lijkt mij dit onvoldoende.
Bovendien is het de onderwijsinstelling die verantwoordelijk is voor het afgeleverde diploma. Dit houdt, mijn inziens, ook in dat wanneer
de technische ‘eindtermen’ zo snel veranderen als zij nu doen, de onderwijsinstelling ook de verantwoordelijkheid heeft het diploma te
onderhouden of tenminste de mogelijkheid daartoe moet aanbieden. Het zou trouwens een aardig, nieuw dienstverleningsproduct
kunnen zijn in de concurrentieslag om studenten.
Het idee is, voor zover mij bekend, slechts besproken in een beperkte kring van universiteiten, die zich actief proberen te profileren in
Europa 2. Veel Europees is er echter niet aan. Waarom het niet in Nederland, als eerste, concreet uitwerken en invoeren? Dat de
Nederlandse hoger-onderwijsinstellingen zich maar al te goed bewust zijn van de slijtage van kennis, blijkt immers uit hun eigen
voorstellen voor flexi-profs en hun aandacht voor het belang van nieuwe kennis binnen hun eigen organisatie. Het lijkt me echter dat,
eerder dan zich louter om eigen personeel en interne kennisvernieuwing te bekommeren, de Nederlandse onderwijsinstellingen een
leidende, actieve en verantwoordelijke rol zouden moeten spelen bij het behouden van de waarde van het product dat zij afleveren

1 Lifelong learning for all, OESO, Parijs, 1996.
2 G. van der Perre, Higher education: matching the needs of the knowledge society with the tools of the information society , Dublin,
People First Conference, September 1996.

Copyright © 1996 – 2003 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl)

Auteur