Ga direct naar de content

Meer transparantie, meer prestatiegerichtheid

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: mei 15 1996

Meer transparantie, meer prestatiegerichtheid
Aute ur(s ):
Eichholtz, P.M.A. (auteur)
Koedijk, C.G.
Ve rs che ne n in:
ESB, 81e jaargang, nr. 4058, pagina 454, 15 mei 1996 (datum)
Rubrie k :
Naschrift
Tre fw oord(e n):
pensioenen

In een recent artikel De prestaties van pensioenverzekeraars in dit tijdschrift introduceerden wij een alternatieve methode om
de prestaties van verschillende typen pensioenverzekeraars met elkaar te vergelijken. Deze methode combineert uitvoeringskosten en
beleggingsopbrengsten in één maatstaf: de pensioenratio. Op basis van ons onderzoek onder 122 Nederlandse ondernemingen bleken
de kosten van de verschillende soorten pensioenverzekering niet significant van elkaar te verschillen. Dit impliceert naar onze
mening dat de verplichte deelneming aan bedrijfstakpensioenfondsen niet direct uit kostenoverwegingen gerechtvaardigd kan worden.
Daarnaast hebben we in het genoemde artikel een aantal buitenlandse ervaringen op het gebied van pensioenhervorming aangehaald.
Op ons artikel wordt nu door drie partijen gereageerd. Achtereenvolgens behandelen we de bijdragen van Hoffman, Euverman en Oor,
en Jeurissen. Bovendien bespreken wij kort de rendementsgevens die een aantal pensioenfondsen deze week hebben gepresenteerd
(zie kader).
Afschaffing van bedrijfspensioenfondsen?
Hoffman interpreteert onze uitkomsten als een de facto pleidooi voor de afschaffing van bedrijfspensioenfondsen. Dit strookt echter
geenszins met onze interpretatie van de uitkomsten. Als de verplichte deelneming wordt afgeschaft dan zullen bedrijfspensioenfondsen
ongetwijfeld blijven bestaan. Indien zij inderdaad de schaalvoordelen kunnen realiseren die zij claimen, kunnen zij de concurrentie met
andere pensioenverzekeraars uitstekend aan.
Een tweede punt van Hoffman betreft de keuze van de landen voor de internationale vergelijking. Uiteraard hebben landen als Duitsland
en België veel gemeen met Nederland; op pensioengebied echter kunnen we van deze landen weinig leren. Van de ervaringen van Chili
en het Verenigd Koninkrijk kunnen we vooral leren dat de transitie naar meer keuzevrijheid gepaard dient te gaan met voldoende
informatie voor de verzekerden. Afwezigheid daarvan leidde vooral in het Verenigd Koninkrijk tot problemen.
Tenslotte vraagt Hoffman zich af in hoeverre het ontbreken van PGGM en het ABP onze resultaten beïnvloeden. Wij hebben deze twee
fondsen niet op kunnen nemen omdat onze invalshoek de pensioenkosten van bedrijven is. Verder zijn onze resultaten niet gewogen
naar de grootte van de onderzochte pensioenfondsen en het ABP en PGGM zouden dan ook slechts 2/122e deel van de resultaten
hebben bepaald.
Voor verbetering vatbaar
In hun bijdrage geven Euverman en Oor aan dat onze aanpak verbeterd kan worden. Wij zijn het hier mee eens, maar gegeven het
ontbreken van betere openbare informatie over pensioenfondsen hebben we het maximale gedaan. Overigens lijkt het erop dat
pensioenfondsen zelf ook beginnen te beseffen dat meer openheid gewenst is.
Wij hebben daarnaast de robuustheid van onze methode op een aantal verschillende manieren beproefd, met bevredigende resultaten.
Wij staan dan ook helemaal achter de conclusies die wij op basis van het onderzoek hebben getrokken.
Wat is marktwerking?
De opmerkingen van de heer Jeurissen, tenslotte, hebben vooral betrekking op marktwerking en op solidariteit tussen generaties. Het
begrip marktwerking blijkt aanleiding van veel misverstand en leidt ten onrechte vaak tot het innemen van extreme standpunten in de
pensioendiscussie.
Met betrekking tot het begrip marktwerking willen wij benadrukken dat wij hieronder in de eerste plaats ruimere mogelijkheden om in een
concurrerende omgeving te kunnen opereren verstaan. Naar onze mening betekent marktwerking niet noodzakelijk de afschaffing van alle
bestaande regelingen en een algehele overstap van een systeem van eindloonregelingen naar een systeem van beschikbarepremieregelingen, maar veeleer het versterken van de prestatiegerichtheid en controleerbaarheid van de pensioensector. Meer
marktwerking in deze betekenis gaat dus heel goed samen met een systeem dat bestaat uit een sterke AOW, een gedeeltelijke eindloon
regeling en/of een gedeeltelijke beschikbare-premieregeling.

Belangrijk bij de afweging tussen verschillende pensioensystemen is het effect hiervan op de mate van solidariteit tussen verschillende
groepen. In zijn reactie haakt Jeurissen in op de solidariteit en beweert hij dat het afdwingen van de solidariteit tussen generaties de
voornaamste functie is van pensioenfondsen. Naar onze mening is dit niet het geval. Jeurissen gaat geheel voorbij aan het belang van
inkomenssolidariteit. Het huidige systeem van aanvullende pensioenverzekering, gebaseerd op de eindloonregeling, doet de solidariteit
van de AOW gedeeltelijk teniet (de minder draagkrachtigen betalen premie voor de carrièremakers).
Kosten èn opbrengsten
Een andere opmerking van Jeurissen betreft het gebruik van de pensioenratio. Naar zijn mening is het beter om alleen te kijken naar
uitvoeringskosten. Dit gaat echter volledig voorbij aan de kern van de zaak. Voor pensioenverzekerden is het louter van belang hoeveel
zij moeten betalen voor een gegeven pensioen. Dit, op zijn beurt, is afhankelijk van het resultaat van kosten en opbrengsten. Voor een
zinvolle prestatievergelijking moeten beide grootheden dan ook worden meegenomen. Onze pensioenratio over een reeks van jaren is
dan ook een betere maatstaf voor effectiviteit dan slechts de uitvoeringskosten in enig jaar.
Verplichte openheid
Jeurissen gaat er van uit dat het voldoende is om de methode van WM te gebruiken als basis voor openbare prestatiemeting. Hier
verschillen wij fundamenteel van mening. Het opleggen en garanderen van een goede jaarverslaggeving is in de eerste plaats een
verantwoordelijkheid van de overheid. Informatievoorziening in een dergelijke ondoorzichtige markt is immers een collectief goed. Geen
enkele commerciële partij heeft sanctiemiddelen tegen fondsen die wat minder presteren en zich daardoor onttrekken aan openbare
verslaglegging, of de mogelijkheid om dezelfde vorm van prestatiemeting op te leggen aan alle fondsen. Dit laatste is essentieel voor een
eenvoudige vergelijking van de prestaties.
Het VB-Opf initiatief
Het is heel goed dat een aantal pensioenfondsen nu hun beleggingsrendementen en portefeuillesamenstellingen bekendmaken (zie
kader), maar het is niet voldoende. Er doen, om te beginnen, slechts 35 fondsen aan mee. Aangezien er in Nederland ongeverr 1000
pensioenfondsen zijn, is dit mager. De verenigingen van respectievelijk de ondernemings- en de bedrijfspensioenfondsen kunnen hun
leden niet dwingen mee te doen aan de rapportage. Overigens moet wel worden opgemerkt dat de genoemde 35 fondsen relatief groot
zijn, zodat een groot deel van de pensioenverzekerden bestreken wordt.
Daarnaast worden slechts de gemiddelde rendementen van de gehele beleggingsportefeuille vermeld. Dit is om twee redenen
onvoldoende. Ten eerste worden de rendementen niet gecorrigeerd voor het gelopen risico, en het is dus mogelijk dat het schijnbaar
best presterende fonds zijn hoge rendement vooral te danken heeft aan het nemen van veel risico. Ten tweede zijn de gerapporteerde
gegevens onvoldoende omdat er alleen gekeken wordt naar de totale portefeuille. Het totale rendement wordt voor een groot gedeelte
bepaald door de vermogensverdeling over de verschillende beleggingscategorieën èn landen(groepen). De beleggingsallocatie is
doorgaans een resultante van de verplichtingen van het pensioenfonds. De totale beleggingsrendementen van pensioenfondsen zijn
daarom slecht vergelijkbaar. Het is dan ook nuttiger om prestaties per beleggingscategorie per landengroep te rapporteren en dit
vervolgens te relateren aan de aard van de verplichtingen. Overigens is het goed dat de fondsen ook gegevens over een periode van vijf
jaar presenteren. Om te veel aandacht voor de korte termijn te voorkomen, kunnen eventueel nog langere perioden worden gehanteerd.

Copyright © 1996 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur