Ga direct naar de content

Entrepreneurship

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: oktober 4 1995

Entrepreneurship
B. van Dijk, A.R. Thurik en F. van Uxem*

D

e energie van entrepreneurship is overal aanwezig, maar hoe deze energie benut
wordt hangt mede a/van de cultuur van een land. Om entrepreneurship te
kunnen onderzoeken moet het begrip warden afgebakend. Een goede operationele
duiding is ‘het starten van ondernemingen’. In Nederland warden relatief weinig
nieuwe bedrijven opgericht, maar de overlevingskans is wel groter dan in de
buurlanden.

Herverdeling van arbeid en inkomen spelen een
dominante rol in het Nederlandse sociaal-economisch denken. Toch groeit het inzicht dat de totale
omvang van werkgelegenheid en inkomen niet als
van hogerhand gegeven moet worden beschouwd.
Daarom neemt de aandacht toe voor economische
dynamiek en haar invloed op groei. Bij discussies
over economische dynamiek komt het begrip entrepreneurship regelmatig naar voren. Het inzicht in het
belang van entrepreneurship voor economische groei
is gegroeid, net als het inzicht in de essentiele rol die
maatschappelijke structuren spelen bij de allocatie
van entrepreneurship. Het is van belang na te gaan
op welke manier de maatschappelijke structuur kan
worden aangepast, zodat beter gebruik kan worden
gemaakt van de in elke maatschappij aanwezige energie aan entrepreneurship.
De eerste stap hierbij is het vinden van een actuele, kwantificeerbare duiding van het begrip entrepreneurship. Het starten van ondernemingen blijkt een
geschikte duiding voor het begrip entrepreneurship
te zijn. Er wordt een beeld geschetst van de stand
van zaken met betrekking tot de allocatie van entrepreneurship in Nederland in vergelijking met andere
Westeuropese landen. Vervolgens worden de beweegredenen en de problemen van startende ondernemers geanalyseerd met behulp van recent datamateriaal. Op basis van de verkregen inzichten wordt
aangegeven hoe beter gebruik kan worden gemaakt
van de aanwezige entrepreneurship-energie.

Allocatie van entrepreneurship
Entrepreneurship-energie is in elke samenleving aanwezig. De vraag is wat samenlevingen met deze energie doen. Met andere woorden, welke factoren bepalen hoe efficient deze energie wordt aangewend?
Baumol liet in 1993 zien dat er grote variatie bestaat
in het aanbod van entrepreneurship, maar dat de allocatie van entrepreneurship vaak nog sterker varieert
en afhangt van culturele structuren1. Hij onderbouwt
dit met voorbeelden uit de klassieke culturen.
In het klassieke Rome was het streven naar rijkdom en prestige een geaccepteerd verschijnsel, zo-

lang men dit niet bereikte door zich in te laten met
handel en industrie. Respectabele bronnen van rijkdom waren: grootgrondbezit, slavernij en politieke
functies. Het waren vooral voormalige slaven die
zich inlieten met handel en industrie. Dit had tot gevolg dat entrepreneurship werd aangewend om een
hoge plaats in de politieke hierarchic te verwerven
en niet voor innovatieve of produktieve doeleinden.
In het middeleeuwse China kon men de grootste
beloningen en status verwerven door zich bezig te
houden met wetenschap, bij voorkeur filosofie en kalligrafie. Personen die in deze disciplines uitblonken
werden hiervoor beloond met hoge posities in de
bureaucratische organisatie. Deze posities gaven aanmerkelijk meer status dan een positie in handel of
industrie. Dit had tot gevolg dat mensen met entrepreneurship-capaciteiten zich stortten op filosofie en
kalligrafie en zich niet bezighielden met innovatie, industrie of handel.
Ook tegenwoordig wordt een deel van het entrepreneurship-energie improduktief aangewend. Onvrijwillige overnames, het zoeken naar methoden om de
belasting te ontduiken en de met name in de Verenigde Staten zo enorme juridische oorlogvoering zijn
voorbeelden van situaties waarin entrepreneurship
wordt aangewend zonder dat daardoor toegevoegde
waarde ontstaat.
Culturele factoren spelen een fundamentele rol bij de
beslissing zelfstandig ondernemer te worden. Het is
van belang deze factoren zo te be’invloeden dat entrepreneurship goed wordt aangewend. Wat is eigenlijk
het belang van een goede allocatie van entrepreneurship? Er is in de loop der jaren enig empirisch
materiaal verzameld dat het belang van entrepreneurship voor economische groei aantoont. Het laat
zich in twee groepen opdelen.
* De auteurs zijn werkzaam bij het EIM. Van Dijk en Thurik
zijn tevens verbonden aan het Centre for Small Business
Economics (CASBEC) van de EUR. Daarnaast is Thurik
hoogleraar aan de economische faculteit van de EUR.
1. W.J. Baumol, Entrepreneurship, management, and the
structure of payoffs, Cambridge Mass., MIT Press, 1993.

Kleinschaligheid
De eerste groep heeft betrekking op het verband tussen kleinschaligheid en economische groei . Maar
wat is kleinschalig? In Nederland wordt een bedrijf
met meer dan 100 werknemers groot genoemd. In de

VS wordt wel een grens van 500 aangehouden, terwijl in Griekenland een bedrijf met 10 werknemers al
groot is. Een minder operationele, maar inhoudelijk

sterkere aanduiding is de volgende: een klein bedrijf
is een bedrijf waar een persoon, of een kleine groep
personen, zijn stempel op kan drukken. Door uit te
gaan van deze definitie van kleinschaligheid ontstaat

een sterke relatie met het begrip entrepreneurship.
De sterke samenhang tussen entrepreneurship en
kleinschaligheid leidt dus tot een mogelijke relatie
tussen entrepreneurship en economische groei.

Kleinschaligheid heeft uiteraard geen direct verklarende invloed op groei. De gedachte is dat kleinschaligheid gepaard gaat met bepaalde fenomenen,
z.g. intermediaire variabelen, die wel een gefundeer-

de invloed hebben op groei. Hieronder worden twee
belangrijke van dergelijke fenoomen behandeld.
Het innovatieve proces is niet meer voorbehouden aan grote bedrijven. Gedeeltelijk heeft dit te ma-

markten. In de fase van het ontstaan van nieuwe bedrijfstakken is de diffusie van de op dat moment nog
onzekere technische kennis het meest moeizaam.
Veel van dit soort diffusie loopt eerder via personen
dan via bedrijven. Grote bedrijven verliezen dan een
comparatief voordeel. Daarenboven hebben zij een
comparatief nadeel omdat zij ‘vastzitten’ in het technologische paradigma van de voorafgaande industrie. Hierdoor treedt niet zelden een verschijnsel op
waarbij kleine, want startende bedrijven nodig zijn
om nieuwe technologieen te exploiteren en waarbij
kleine bedrijven de motor zijn achter het ontstaan
van nieuwe bedrijfstakken. Hier is eigenlijk sprake
van een combinatie van innovatie en marktwerking
waarbij kleine bedrijven kunnen uitblinken. Een ander aspect van marktwerking is dat kleine bedrijven
de marktmacht van grote beperken. Immers, in een
markt met naast enkele grote ook veel kleine bedrij-

ven, zullen de kleintjes pogen onschendbaar te worden door vormen van differentiatie, ten einde het

niet af te leggen tegen de kostenvoordelen van nun
grote concurrenten. Kleine bedrijven spelen dus een
belangrijke rol in de evolutie van de industriele structuur en dus bij het voortbrengen van groei.

ken met de nadelen van grote bedrijven als het gaat
om creatieve processen. Risicovol speurwerk met onzekere uitkomsten gedijt soms slecht in een grote, bureaucratische omgeving met veel meebeslissende lagen. Goede onderzoekers die zich in zo’n omgeving

thuisvoelen worden doorgaans gepromoveerd naar
managementfuncties. Goede onderzoekers die zich

in zo’n omgeving niet thuisvoelen vluchten naar
kleinere bedrijven of beginnen voor zichzelf. Techno-

A rbeidsproduktiviteit
De tweede groep van empirisch materiaal over het
belang van entrepreneurship voor economische groei
toont dit verband op een meer directe wijze aan. Solow laat zien dat de arbeidsproduktiviteit in de VS in
de periode 1909-1949 met 100 procent is gegroeid terwijl bijna 90 procent van deze groei is toe te schrijven aan technologische verandering en iets meer dan

logische vooruitgang is iets dat een sprongsgewijze

10 procent aan de toename van het gebruik van kapi-

indruk geeft voor gebruikers. Toch gaat achter com-

taal3. Deze technologische verandering schrijft hij toe

merciele introducties vaak een lange weg schuil van

aan innovaties die direct met entrepreneurship sa-

vele kleine uitvindingen. De com’mercialisering van

van uitvinding naar innovatie en van innovatie naar

menhangen. Baumol geeft aan dat de historische
groei van de produktie nooit alleen kan worden toegeschreven aan de toename van de kapitaalgoederenvoorraad of de toename van de inzet van arbeid .
Een belangrijk deel van de economische groei kan

commercialisering een sfeer van betrokkenheid en

volgens hem worden toegeschreven aan verbeterin-

opwinding nodig. Kleine bedrijven kunnen dit soms

gen in de organisatiestructuur en technologische veranderingen. Deze hangen weer sterk samen met entrepreneurship.
Het is van belang te proberen de allocatie van entrepreneurship te verbeteren. Om hiervoor de voorwaarden te scheppen is het noodzakelijk een duiding
van het begrip entrepreneurship te vinden die zowel
operationeel als actueel is.

deze kleine uitvindingen is vaak niet interessant voor
grote, maar wel voor kleine bedrijven. Voorts heeft

het creatieve proces van speurwerk naar uitvinding,

beter bieden dan grote. Ten slotte is er iets dat niet te
maken heeft met individuele kleine bedrijven, maar
wel met groepen kleine bedrijven. De schijnbaar irrationele varieteit aan innovatieve aanpakken van een
groep kleine bedrijven kan vanwege de inherente on-

zekerheid van dit proces soms betere resultaten opleveren dan de grootschalige, rationele aanpak van

een groot bedrijf. Daarnaast is samenwerking in snel
wisselende combines tussen kleine bedrijven een

goede mogelijkheid om de onverwachte spillovers te
creeren die tot nieuwe dingen leiden.
Een tweede intermediaire variabele is die van
marktwerking en dynamiek. Kleinschaligheid heeft

Duiding
In de geschiedenis van het economisch denken komen verschillende aspecten van entrepreneurship
naar voren. Tabel 1 geeft schematisch weer welke rol

de potentie tot aanpassing, flexibiliteit en vernieuwing en daarmee tot de ontwikkeling van nieuwe of
vernieuwde bedrijfstakken. Het neemt de plaats in
van bedrijven die verdwijnen (replacement) of het
zorgt ervoor met nieuwe produkten of methoden dat

gevestigde bedrijven verdwijnen (displacement). Bij
dit proces worden markt-niches verkend. Het kan

ook zijn dat er markt-niches ontstaan of zelfs hele

ESB 25-10-1995

2. D.B. Audretsch en A.R. Thurik, Economic growth and
firm size, Tinbergen Instituut discussion paper, te verschijnen 1996; A.R. Thurik, Small firms, large firms and economic growth, OCFEB discussion paper, te verschijnen, 1995.
3. R.M. Solow, Technical change and the aggregate production function, Review of Economics and Statistics, augustus

1956, biz. 320-335.
4. WJ. Baumol, 1993, op.cit.

rol risico

van

mogelijk-

geld-

heid

tijdperk

opsporen

en

onzeker-

Aspect

heden

schieter ?

definitie

Cantillon
Say

Bentham
Thunen
Marshall

++ +

1680-1734
1767-1832
1748-1832
1783-1850

++
o
o
o

++
+
+++

1842-1924
1840-1921

+

Menger

Knight
Schumpeter

1885-1972
1883-1950

++
+

+++

o

+

entrepreneur =

starten
nieuwe
ondernemingen

+

o
+++

o
+
o
+
o
o
0

o

belang
persoonlijkheid

belang
winst

entrepreneurship =
produktie-

rol
manager

belang
innovatie

factor

_
o

o
o
o

++
0

++

++
o
+++
++
++
++
+++
+

+
++
o
o
o
o
o
o

o
+++
++
+++
++

o
++
+++
+++

o
o

+

+++

-: Expliciet uitgesloten in de definitie, o: Niet opgenomen in de definitie, +: Impliciet opgenomen in de definitie, ++: Expliciet opgenomen in de
definitie, +++: Kernelement van de definitie.

Tabel 1. Aspec- de aspecten spelen in het beeld van de entrepreneur
ten van entrepreneursbip

van

verschillende economische wetenschappers .
uit de tabel b)ij.kt da£ he{

-nemen van risico’s- en

beeld van de ‘kleine zelfstandige’ die veelal nauwe-

lijks het wensbeeld heeft om veel winst te maken, te
groeien en de wereld om hem of haar heen te doen

het ‘omgaan met onzekerheid’ vaak worden geassoci-

veranderen. Dit sluit minder aan bij het meer wilde

eerd met entrepreneurship. Het opsporen van ‘(bemiddelings-)mogelijkheden’ wordt minder van belang geacht. De functie van ‘geldschieter’ is volgens
de meeste wetenschappers verschillend van die van
de entrepreneur. Soms wordt het ‘starten van nieuwe
ondernemingen’ geassocieerd met entrepreneurship.

economische beeld van de entrepreneur als de ‘agent

Geen enkele hier genoemde wetenschapper ziet het
starten van nieuwe ondernemingen als strijdig met
entrepreneurship. ‘Persoonlijkheid’ wordt slechts
door enkelen benadrukt. Entrepreneurship wordt zel-

den als ‘produktiefactor’ gezien. Het wordt vrijwel altijd in verband gebracht met ‘het maken van winst’.
De overeenkomst tussen de ‘manager’ en de entrepreneur wordt door een aantal wetenschappers sterk benadrukt en door anderen juist expliciet ontkend. Ten
slotte bestaat vaak de associatie tussen ‘innovatie’ en
entrepreneurship.
Veruit de meeste aspecten hebben betrekking op
de functie en/of gedragingen van de entrepreneur. Alleen het aspect ‘belang persoonlijkheid’ heeft betrekking op de karaktereigenschappen van de entrepreneur. Het aspect ‘rol risico en onzekerheid’ heeft
zowel betrekking op eigenschappen als op gedragingen. De nadruk op functie en geTabel 2. Startende ondernemingen
dragingen is te verklaren uit het
per 1000 inwaners in 1988 en 1992 feit dat alle in tabel 1 beschreven wetenschappers thuishoren
1988 1992
in de economische discipline. In
gedragswetenschappen zoals
Nederland
2,5
3,3
psychologic en sociologie wordt
Belgie
5,4
5,7
daarentegen vooral aandacht beDenemarken
2,5
3,3
Frankrijk
Duitslandb
Italic

Portugal
Spanje
Groot-Brittannie

5,4
5,4
5,2
1,5
2,8
4,3

4,7a
6,2a
4,8a
2,la
3,3
3,3

a. Gegevens hebben betrekking op
1993.
b. Voor 1988 is alleen West-Duitsland
in beschouwing genomen.
c. Bron: European Observatory, 1995.

steed aan de (karakter-)eigenschappen van de entrepreneur.
De in tabel 1 opgenomen
aspecten van entrepreneurship
geven een indicatie van de inhoud van het begrip entrepreneurship. Van de twee meest

operatione aspecten, het ‘starten
van nieuwe ondernemingen’
het ‘belang van winst’ kiezen
wij de eerste. Dit sluit aan bij
het wat ‘rustige’ sociologische

of change’. Entrepreneurship speelt uiteraard ook
een belangrijke rol in processen die zich niet direct

laten omschrijven met ‘het starten van ondernemingen’. Het snel doorgroeien van bestaande ondernemingen (de z.g. gazellen) is onmogelijk zonder entrepreneurship-energie. Ook intrapreneurship (het
simuleren van entrepreneurship in een grootschalige
omgeving) is een proces dat onlosmakelijk verbonden is met entrepreneurship. Beide zullen hier echter

onbesproken blijven.

Stand van zaken
Het begrip entrepreneurship vatten wij dus op als
‘het starten van ondernemingen’. Verbetering van de
allocatie van entrepreneurship laat zich dan vertalen
in het stimuleren van het starten van ondernemingen.

In tabel 2 is voor Nederland en acht andere Westeuropese landen voor de jaren 1988 en 1992 het aantal
nieuwe ondernemingen per 1000 inwoners vermeld .
Zowel in 1988 als in 1992 heeft Nederland het op

een na laagste aantal nieuwe ondernemingen per
1000 inwoners. In beide jaren zit Nederland ook duidelijk onder het gemiddelde. Met name onze buurlanden Belgie en Duitsland hebben aanmerkelijk hogere
aantallen. Uit andere gegevens blijkt dat Nederland
het kleinste aantal ondernemingen per 1000 inwoners van de Europese Unie heeft7. Wel valt Nederland op door een meer dan gemiddelde stijging van
het aantal nieuwe ondernemingen per jaar per 1000

inwoners. Van de landen in de EU is alleen in Luxemburg en Portugal de percentuele groei van het aantal
geregistreerde ondernemingen groter geweest dan in
Nederland in de periode 1988-1992.
5. R.M. Hebert en A.N. Link, The Entrepreneur, New York:
Praeger, 1982.
6. Voor een meer uitgebreid onderzoek naar starten in Nederland in vergelijking met andere landen van de Europese
Unie, zie K.I. de Lind van Wijngaarden, Start-ups in the Netherlands, EIM, 1995.

7. The European Observatory for SMEs, EIM, 1994.

Om een volledig beeld van het traject van starten

te krijgen dient ook te worden nagegaan welke nieu-

Tabel 4. Motieven van startende ondernemers

we ondernemingen blijven voortbestaan in de eerste
jaren na de oprichting. Uit label 3 blijkt dat van de

Speelt motief een rol?

nieuwe ondernemingen in Nederland het hoogste
percentage is overgebleven na een jaar, namelijk 90

werkloosheid / geen baan kunnen vinden

procent. Na drie jaar blijkt 74 procent van de nieuwe

ondernemingen in Nederland nog te bestaan. Ook
dit is het hoogste percentage van alle hier vermelde
landen. Na vijf jaar is in Nederland, op Duitsland na,
het hoogste percentage van de gestarte ondernemingen nog actief (60 procent). In Nederland zijn de

ontevredenheid over baan in loondienst

dreigende werkloosheid
vertrekkans bij oude baas met vertrekpremie /
meenemen van klanten

sterk enigszins niet belangrijkstea

18
25
13

relatief gunstig.

vanzelf ingegroeid

5
13
4
25

ontdekking van gat in de markt

17

De stand van zaken met betrekking tot entrepreneurship in Nederland laat zich als volgt samenvatten:
hoewel het aantal nieuwe ondernemingen per jaar

kan meer verdienen dan in loondienst

23
20
60
33
61

overlevingskansen van een nieuwe onderneming dus

een stijgende trend vertoont, is er nog steeds sprake
van een ruime achterstand ten opzichte van de ande-

re Westeuropese landen. Ook het aantal bestaande
ondernemingen per 1000 inwoners is laag. De overlevingskansen van een nieuwe onderneming in Nederland zijn wel relatief gunstig.

beschikbaarheid eigen financiele middelen

bij herintreding zou looninkomen te laag zijn

combineren van zorg voor gezin en arbeid
wens om eigen baas te zijn
specifieke werkzaamh. kunnen verrichten
uitdaging
uit nood, door prive-omstandigheden
toepassing technologisch nw. produkt/proces

9
6

14

13

68
48
74

8
8
5

5

90

32

2
1
0

27

7

55
89

33

42

5

29
37
23

54

4

40

6

57

28

12

7
28

34

33
11

28
14

9

a. Het percentage van de ondervraagde starters dat het betreffende motief het
meest belangrijk vond.

Starters
Motieven startende ondernemers
Eerder is het belang van entrepreneurship voor economische groei aangeduid. Er is ook aangegeven

Zelfstandig ondernemerschap begint met de beslissing de bestaande situatie op te geven en een bedrijf

hoe het begrip entrepreneurship kan worden geope-

te starten. Relatief weinig mensen in Nederland ne-

rationaliseerd tot het starten van ondernemingen. De

men deze beslissing. En als zij dit doen, blijft veelal

beschikbare entrepreneurship-energie wordt in Nederland relatief slecht benut. Toch is er gezien het
kleine aantal bestaande ondernemingen en de goede

de bestaande situatie, bij voorbeeld een baan in loondienst, ten dele gehandhaafd. Welke motieven leiden
nu tot de beslissing om zelfstandig ondernemer te

overlevingskansen ruimte voor ontplooiing van zelf-

worden? Uit tabel 4 blijken de wens ‘eigen baas’ te
zijn en ‘de uitdaging’ de meest belangrijke redenen.
Ook ‘werkloosheid’ en de wens ‘gezin en werk beter
te kunnen combineren’ spelen vaak een rol. ‘Financiele motieven’ spelen zelden een belangrijke rol.
Startersmotieven geven aanleiding tot bespiegelin-

standig ondernemerschap. Het is zinvol na te gaan
hoe het starten van ondernemingen in Nederland
gestimuleerd kan worden. Daartoe zullen wij aandacht besteden aan de motieven van startende onder-

nemers, de problemen waarmee zij geconfronteerd
worden en de mate waarin zij van allerlei stimulerende overheidsregelingen gebruik maken. Er wordt
hierbij gebruik gemaakt van het ‘EIM starters panel’,

gen over de rol en functie van de starter in het econo-

van 1994 gestart zijn, enige jaren worden gevolgd.

mische verkeer. De wens om ‘eigen baas’ te zijn, de
combinatiemogelijkheden van ‘gezin en arbeid’ en
het kunnen verrichten van ‘specifieke werkzaamheden’ wijzen in de richting van het al eerder genoemde ondernemerstype van de ‘kleine zelfstandige’. Ondernemers van dit type streven vooral naar
autonomie in het eigen werk. Anderzijds laat zich in

Tabel 3. Overlevingspercentages van ondernemingen3

de wens om ‘eigen baas’ te zijn, in ‘de uitdaging’, ge-

waarin 2000 ondernemers die in het eerste kwartaal

1 jaar
Nederland
Belgie
Denemarken
Frankrijk
Duitsland
Italic
Portugal
Spanje

Groot-Brittannie

3 jaar

5 jaar

90
84

74

60

b

b

b

69

84
86
87
76

62

58
48
63
54
47

b

70

b

87

62

47

70

66
56

a. Bron: European Observatory, 1995.
b. Deze gegevens zijn niet beschikbaar

ESB 25-10-1995

77
85

5
15
5
1

combineerd met ‘financiele motieven’ en ‘het gat in
de markt’ de meer economische ‘agent of change’
herkennen. Ondernemers van dit type spelen een rol
bij zaken als innovatie, economische groei en de
creatie van werkgelegenheid.

Problemen van startende ondernemers
In tabel 5 zijn de problemen weergegeven waarmee
een belangrijk deel (dertig procent of meer) van de
respondenten in de beginfase van hun ondernemerschap geconfronteerd zijn. Het valt op dat veel van
de belangrijke problemen van financiele aard zijn.

Problemen met de liquiditeitspositie, het rendement
van de onderneming, de prijsstelling, het tijdig beta-

fen van klanten en de concurrentie duiden allemaal

Tabel 5. Problemen van startende ondernemers

op problemen in de financiele sfeer. Dit is be% deels of sterk met probleem geconfronteerd grijpelijk aangezien het
hier gaat om prille bedrij-

ven in de aanloopfase tot

ontwikkeling van afzetgebieden

32
38
47

liquiditeitspositie
rendement onderneming
prijsstelling
tijdig betalen klanten
concurrentie

30
38
36
36
48

Gebruik
overheidsregelingen

technische uitrusting van het bedrijf
verzorging financiele administratie

levensvatbaarheid.

In het startersonderzoek
is aan de respondenten

gevraagd of ze gebruik

maken van overheidsregelingen. Uit het onderstaande overzicht blijkt dat steeds minstens 96% geen
gebruik maakt of gaat maken van overheidsregelingen op het betreffende gebied.
Het is duidelijk dat een groter percentage van de
respondenten in aanmerking komt voor de in tabel 6
genoemde regelingen. Enerzijds moet het probleem

gezocht worden in het gebrek aan kennis van dit
soort regelingen bij startende ondernemers. Beginnende ondernemers zijn blijkbaar niet actief bezig
met het zoeken naar mogelijkheden voor hulp van
de overheid. De aanpak van het alleen in het leven
roepen van vele regelingen is dus niet geschikt. Anderzijds moet men ten eerste bedenken dat veel starters part-time starters zijn, vaak ook nog in de dienstverlening met weinig behoefte aan ondersteuning.
Ten tweede is de •wens om eigen baas te zijn een van
de belangrijkste motieven, en deze wens tot onafhankelijkheid strekt zich waarschijnlijk ook uit tot onafhankelijkheid van overheidsregelingen.

Tot slot

tie in loondienst’ en betere mogelijkheden ‘werk en
gezin te combineren’ bestaan bij veel potentiele ondernemers. Dit laatste argument is natuurlijk vooral

afkomstig van vrouwelijke potentiele ondernemers.
Het benadrukken van deze argumenten zou voor
sommigen de doorslag kunnen geven.
De belangrijkste problemen van de startende ondernemer verschaffen ook inzicht in de mogelijkheden om zelfstandig ondernemerschap te stimuleren.
Uit de dominante rol van de problemen van financiele aard blijkt dat voorlichting over financiele ondersteuning voor veel starters een uitkomst zou zijn.
Het is hierbij van belang te bedenken dat velen zeer
klein beginnen zonder veel behoefte aan kapitaal en
dat onafhankelijkheid, dus ook financieel, een
belangrijke drijfveer van het ondernemerschap is. Gezien de relatief hoge overlevingskans is in Nederland
een overheidsinvestering in startende bedrijven in de
vorm van (voorlichting over) financiele ondersteuning een efficiente maatregel. Ondersteuning op het
gebied van financiele administratie zou voor veel starters een uitkomst zijn. Toegegeven moet worden dat
elke verlaging van de barriere tot toetreding de gemiddelde overlevingskans waarschijnlijk vermindert.

In een recent beleidsdocument wordt een groot
aantal potentiele maatregelen aangevoerd om ondernemerschap, starten en groei te bevorderen . Er wor-

den maatregelen besproken om de fiscale positie te
verbeteren, de regeldruk te verminderen, de kwaliteit
van ondernemerschap te verbeteren, arbeid goedkoper en flexibeler te maken en externe financierings-

mogelijkheden te vergroten. Deze maatregelen kunnen de allocatie van entrepreneurship aanzienlijk
verbeteren. Er is echter sprake van twee problemen.
Bestaande wetgeving is te complex en wordt door

nieuwe regelingen niet eenvoudiger. De beginnende
Culturele structuren bepalen in belangrijke mate de
allocatie van entrepreneurship. Deze allocatie lijkt
een belangrijke determinant van economische groei.
Het verbeteren van de allocatie van entrepreneurship
is te operationaliseren met het stimuleren van het
starten van ondernemingen. Nederland blijft in vergelijking tot andere Westeuropese landen achter in dy-

namiek: het aantal nieuwe ondernemingen per duizend inwoners per jaar is relatief laag. Daarom wordt
het hoog tijd te kijken hoe economische dynamiek
kan worden vergroot. Door studie van de motieven,
de problemen en het gebruik van overheidsregelingen van de startende ondernemer ontstaat een beeld
van de mogelijkheden om het starten te stimuleren.
De belangrijkste motieven om zelfstandig ondernemer te worden zijn de

ondernemer ziet nu al door de bomen het bos niet
meer op het gebied van (financiele) regelgeving. Het
scheppen van meer eenvoud moet daarom hoge prioriteit krijgen. Anderzijds is de kennis van allerlei mogelijkheden en stimulerende regelingen onvoldoende. De beginnende ondernemer heeft assistentie
nodig in de doolhof van regelgeving. Dit geldt zeker
voor de voorzichtige part-time ondernemer.

Dynamiek, innovatie en economische groei worden steeds weer geassocieerd met entrepreneurship.
Uit het grote verschil in visies op entrepreneurship
blijkt het belang van inzicht en onderzoek op dit gebied. Met name in Nederland is het inzicht dun gezaaid en het onderzoek empirisch nauwelijks onderbouwd. Wellicht is dit de oorzaak van het feit dat
Nederland een land van saneerders is geworden, en

Tabel 6. Overzicbt gebruik diverse

wens ‘eigen baas’ te zijn en

niet meer van vernieuwers, zoals Van der Zwan on-

overbeidsregelingen

‘de uitdaging’. Door deze
aspecten te benadrukken, bij
voorbeeld met behulp van
publicitaire acties of liever
nog in het onderwijs, zijn
wellicht meer mensen te mo-

langs opperde. Wellicht is dit ook de oorzaak van het

Overheidsregeling
op het gebied van:

geen gebruik,
ook niet op termijn

huisvesting en locatie
produktie en techniek

personeel
automatisering
export

research and development

96
98
97
98
97
98

tiveren ondernemer te worden. Ook de argumenten
van ‘werkloosheid’, ‘dreigende werkloosheid’, ‘ontevredenheid met de huidige posi-

opsteken van een storm als Kleinknecht oppert dat
er toch tenminste een spanningsveld is tussen dynamiek, entrepreneurship en innovatie enerzijds en zaken als kostenbewustzijn, nullijnen, het verdelen van
de koek en loonmatiging anderzijds.

Bob van Dijk, Roy Thurik en Frits van Uxem
8. Werk door ondernemen, Ministeries van Economische Za-

ken, Sociale Zaken en Financien, 1995.

Auteurs