Ga direct naar de content

Rent seeking

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: april 12 1995

Rent seeking
Wie zijn betoog doorspekt met Engels zal wel geen
Nederlands kennen, denk ik altijd. Ik weet met hoe
ik rent seeking moet vertalen. Met ‘oneigenlijk gebruik? Dat is zo zwaarmoedig; het doet geen recht
aan de geur van bounty hunting en Wild West die de
Amerikanen er aan geven. En dit stukje gaat nu juist
over oneigenlijk gebruik als het Wilde Westen van de
rechtsstaat. In westerns dragen de nice guys die de
sheriff helpen traditiegetrouw de Witte Hoed van de
political correctness. Maar als die dragers nai’ef zijn.
en geen oog hebben voor wat hen bedreigt, dan
roep ik ‘achter je!’
De nachtwakerstaat kent geen oneigenlijk gebruik, want aanspraken op puur collectieve goederen (defensie, waterstaat en niet-interventionistisch
algemeen bestuur) zijn niet-rivaliserend: het gebruik
van de een gaat niet ten koste van dat van de ander.
Een rechtsstaat moet daarbij machten scheiden in
een trias politica, waarin het parlement de uitvoerende macht in bedwang houdt en de rechterlijke macht
de burgers beschermt tegen het machtsmonopolie
van de staat. Een mooi evenwichtsmodel. Jammer dat
het allemaal anders wordt wanneer de staat, als verzorgingsstaat, ook individueel toeeigenbare, quasicollectieve goederen gaat aanbieden. Want aanspraken op gezondheidszorg, onderwijs of inkomensoverdrachten rivaliseren wel. Als dat te dol wordt verdwijnt de pil uit het Ziekenfondspakket, wordt de studiefinanciering uitgekleed en valt de WAO in een gat.
Rivaliserende aanspraken doen een toewijzingsprobleem ontstaan. Het marktmodel lost dat op met
een Walrasiaanse veilingmeester, die zorgt dat het afmijnen ordelijk toegaat. Veilingen verzoenen een
schat van informatie over kostenpatronen en individuele voorkeuren zonder strategisch gedrag, want
met de klok valt niet te dollen. Zeker, niet alle markten werken zo perfect, maar ze hebben wel allemaal
gemeen dat ze oneigenlijk gebruik uitsluiten, door
een tegenprestatie te vragen die vraag en aanbod
naar evenwicht brengt. Die rechtstreekse tegenprestatie ontbreekt wanneer individueel toeeigenbare quasicollectieve goederen uit de algemene middelen worden betaald, of met premies over grote groepen
worden omgeslagen. Want dat is eten op rekening
van de baas (‘kom, we nemen nog een toetje’). And
there is no such thing as a free lunch!
Het is allemaal zo mooi begonnen. Omdat mooie
dingen – onderwijs, gezondheidszorg, bestaanszekerheid – los van individuele koopkrachtverschillen
voor iedereen toegankelijk moesten zijn, hebben we
die rivaliserende aanspraken voor rekening van de
gemeenschap genomen. Maar hoe bepaal je dan de
doelgroep van deserving people? Hoe voorkom je dat
burgers die je rekenen hebt geleerd in drommen op
‘gratis’ toegankelijke voorzieningen afkomen om
daar ‘oneigenlijk’ gebruik van te maken? Door de toegang te reguleren, is het traditionele antwoord van
de Witte Hoeden. Die film hebben we nu wel gezien.

ESB 12-4-1995

Steeds weer blijkt dat al dat moois
niet handhaafbaar is, als je geen tegenprestatie vraagt. Ook de rechtsstaat kent zijn samenstellingsfout:
de rechten van het individu (micro)
blijken niet handhaafbaar, als het totaal van de aanspraken (macro) te
groot wordt. Evenwicht laat zich
dan ook niet forceren in regulering.
Evenwicht moet je aftasten en bezegelen in transacties met wederkerig
voordeel. Alleen transacties kunnen
de informatie genereren om de horizontale gelijkheidsvraag – krijgen
gelijke monniken wel gelijke kappen? – te verzoenen met de verticale gelijkheidsvraag – hoe verschillend zijn die monniken eigenlijk? Mensen zijn niet gelijk, niet in nun kennen en kunnen, niet in hun voorkeuren, en niet in wat ze er voor over hebben om
die voorkeuren ten uitvoer te leggen. Om inkomenspolitieke redenen kunnen we natuurlijk afzien van
een prijs als tegenprestatie, en een recht geven. Maar
dan zal daar een plicht in reele termen tegenover
moeten staan, die individualiserend op de genoemde
verschillen is afgestemd, om klaplopen – oneigenlijk
gebruik – uit te sluiten. In die zin blijft transactie altijd een voorwaarde voor evenwicht.
Zo wordt de studiebeurs een tempobeurs, en
staat de sociale zekerheid inmiddels stijf van het
maatwerk. ‘Maatwerk’ klinkt beter dan Volumebeleid’, dat op zijn beurt weer beter klinkt dan het tegengaan van oneigenlijk gebruik bij de toedeling van
rechten. Want als je gewoon zegt dat je een tegenprestatie vraagt, komen de juristen uit hun holen:
een recht moet toch afdwingbaar zijn? Jawel, maar
niet zonder een evenwichtscheppende verplichting.
Want de rechten waar we het hier over hebben treden in de plaats van de civielrechtelijke eigendomsen gebruiksrechten (property rights) uit de marktordening, die we alleen verwerven als daar een contraprestatie tegenoverstaat. Het opmerkelijke is dat we
in het onderwijs en de gezondheidszorg de transactie
met de dienstverlener al stilzwijgend accepteren: we
leggen ons meestal neer bij het cijfer dat we krijgen,
en doen wat de dokter zegt. Kennelijk geeft de vrijheid om zelf onze opleider of onze dokter te kiezen
al voldoende countervailing power om van een evenwichtige situatie te kunnen spreken. Als we dat arrangement nu ook eens toepasten in de sociale zekerheid, door voorzieningen uit te voeren in parallelle
privatisering, met de overheid als prijs/kwaliteitsleider, en de private sector als tegenspeler op een level
playing field? Concurrentie is het klassieke middel tegen rent seeking en inefficiency. Dat biedt weer ruimte aan de publieke sector. Misschien wel zoveel ruimte dat we een volgende generatie weer kunnen leren
columns te schrijven in ongebroken Nederlands.

DJ. Wolf son

347

Auteur