Ga direct naar de content

De Aziatische Tijgers: ficties en feiten

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: maart 29 1995

De Aziatische Tijgers: ficties en feiten

<

In vrijwel elke discussie over de internationalisering
ke stijging van de investeringsquote en, als spiegelvan de economie spelen de indrukwekkende groeibeeld, van de spaarquote sterk doet denken aan de
groei-strategie van de Sovjetunie in de jaren vijftig
cijfers van een aantal jonge markteconomieen in
Zuid-Oost Azie een belangrijke rol. De groeicijfers
en zestig .
lijken ook enige angst in te boezemen: “als dit zo
Voor zover de groei is gebaseerd op een vergrodoorgaat overvleugelen ze onsl”.
ting van de inputs zijn er duideiijke grenzen. Net
Bij de beoordeling van de groeiperspectieven
moge duidelijk zijn dat spaar- of investeringsquotes
van de Tijgers moet echter eerst gekeken warden
niet onbeperkt kunnen blijven toenemen. Hetzelfde
naar de achterliggende oorzaken van de groei. In
geldt voor de stijging van de participatiegraad. Dit
het geval van deze Aziatische landen wordt door
toont nog eens aan dat voortgezette ‘input-led
veel instanties het economische succes toegerekend
growth’ op lange termijn niet mogelijk is.
aan de groei van de export-georienteerde indusYoung onderwerpt vervolgens ook de ontwikketriele sector. De strategic van exportling van de factorproduktiviteit aan
geleide groei zou hand in hand gaan
een onderzoek. Hierbij gaat hij als
|_|
Jaarlijkse groei prod, per capita
met een forse groei van de produktivivolgt te werk. De stijging van de inJaarlijkse groei factorproduktiviteit
teit. Maar is dit ook zo?
vesteringsquote van de Tijgers heeft
Elk leerboek over de neoklassieke
geleid tot een enorme uitbreiding
groeitheorie leert dat economische
van de kapitaalgoederenvoorraad.
groei optreedt als of de totale hoeveelEen ruwe schatting van de groei
van de totale factorprodutkiviteit
heid inputs in het produktieproces
toeneemt of de produktie per eenheid
vindt Young op basis van een
input stijgt. Het inzetten van meer eenregressievergelijking, waarin de
Taiwan Hoog Kong Singapore z. Korea
heden arbeid en kapitaal levert echter
groei van de produktie per werkneslechts op korte termijn een positieve bijdrage aan
mer wordt verklaard uit de groei van de kapitaalde groei, omdat het inzetten van grotere hoeveelgoederenvoorraad per werknemer en een residu.
heden arbeid of kapitaal onderhevig is aan de wet
Met residu van de schatting van deze vergelijking
van de afnemende meeropbrengsten. Zo is een
vormt een benadering voor de groei van de factorproduktiviteit. Hieruit blijkt dat de vier Tijgers bevoortgezette stijging van de arbeidsproduktiviteit uiteindelijk niet mogeiijk door werknemers met steeds
paald niet bovengemiddeld scoren. Alleen Hong
meer machines uit te rusten, maar wel door werkneKong kan zijn positie redelijk handhaven. Singapomers efficienter te laten werken. Een vergroting van
re valt van een vierde naar een 63ste plaats. Dit
de efficientie wordt in algemene zin bereikt door
impliceert, aldus Young, dat de bovengemiddelde
een toeneming van de kennis of, met andere woorgroei van de produktie per werknemer bovenal een
den, door technologische vooruitgang.
uitvloeisel is van een toeneming van de inputs. De
Met deze regels in de hand heeft Alwyn Young
conclusie van Young’s analyse is dat de groei van
recent de groei van de Aziatische Tijgers in de pede vier Tijgers hoofdzakelijk voortvloeit uit “the
riode 1960-1985 onderzocht1. Young stelt vast dat
gains from factor accumulation and the static reallocation of resources, ‘static’ neo-classical gains
de groei van de produktie per hoofd van de bevolking inderdaad indrukwekkend was. De vier Tijgers
which have sustained the growth of these econo- Taiwan, Hong Kong, Singapore en Zuid-Korea mies for more than 20 years”.
Paul Krugman durft te beweren dat het idee van
hoeven voor een groep van 118 landen slechts een
een Aziatisch systeem voor de bevordering van de
land (Botswana) voor te laten gaan.
Kijkend naar de ontwikkeling van de inputs in
economische groei zo ongeveer bij de vuilnis kan
warden gezet. Wat na lezing van Young’s analyse
het produktieproces komt Young echter tot twee nuanceringen. De eerste nuancering is dat de groei
in ieder geval kan warden opgemerkt is dat het
van de produktie per werknemer weliswaar ook relageheim van de snelle ontwikkeling van de Aziatitief hoog is, maar veel minder spectaculair dan de
sche Tijgers in het recente verleden, meer ligt in
groei per hoofd van de bevolking. Dit verschil wordt
een grote, al dan niet vrijwillige, bereidheid tot het
afzien van huidige consumptie in plaats van in een
veroorzaakt door de relatief grote stijging van de
miraculeuze stijging van de efficientie van de
participatiegraad, terwijl tegelijkertijd de bevolkingsgroei relatief snel daalde. Hierdoor stijgt de produkproduktie. Dus: meer transpiratie dan inspiratie.
tie per hoofd van de bevolking t.o.v. van de produkHarry Garretsen*
tie per werknemer.
De tweede nuancering is dat de Tijgers erin zijn,
1. A. Young, Lessons from the East Asian NICS: a contrarian
geslaagd hun investeringsquote fors te verhogen. Zo
view, European Economic Review, 1994, biz. 964-973. En:
bedroeg in 1960 de investeringsquote in Singapore
A. Young, The tyranny of numbers: confronting the statistical realities of the East Asian growth experience, NBER Working Paper,
nog slechts zo’n 10%, terwijl deze in 1985 maar
nr. 4680, Cambridge Mass., 1994.
liefst 40% bedroeg. Deze constatering verleidde
2. P. Krugman, The myth of Asia’s Miracle, Foreign Affairs,
Paul Krugman tot het commentaar, dat een dergelijnovember/december 1994, biz. 63-78.

1

* De auteur is

werkzaam bij
de afdeling
Monetair en
economisch
beleid van de

Nederlandsche
Bank.

Met dank aan
Gerard Kuper.

308

Auteur