Ga direct naar de content

Een steekpenning bederft het hart

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: maart 9 1994

Een steekpenning bederft
het hart
].H.N. Broeders en].R. Hakfoort*
n dit artikel wordt het verschijnsel corruptie in een economisch raamwerk
geanalyseerd met behulp van het principaal-agent model. Deze benadering maakt
het mogelijk om in te gaan op de vragen wat corruptie veroorzaakt, of corruptie
slecht is, en hoe corruptie bestreden dient te worden.

I

Hoe ver men ook terug gaat in de geschiedenis, keer
op keer stuit men op gevallen van corruptie. Het is
van alle tijden. Al in het Oude Testament wordt er
voor gewaarschuwd: “Voorzeker, afpersing maakt
een wijze dwaas, en een steekpenning bederft het
hart” (Prediker, hoofdstuk 7, vers 7).
In dit artikel gaan we in op corruptie zoals we
die bij voorbeeld bij de politie en in het lokaal bestuur aan kunnen treffen. We gaan niet in op corruptie in de politiek, maar beperken ons tot de analyse
van dit verschijnsel in de uitvoering van het beleid gegeven de doelstellingen zoals die door de instituties
en de wetgevende macht geformuleerd zijnl. Binnen
iedere sociaal samenwerkingsverband
vindt een gedeeltelijke overdracht van soevereiniteit plaats van
de groepsleden naar daarvoor aangewezen individuen. Het blijkt onmogelijk te zijn er a priori voor zorg
te dragen dat laatstgenoemden in iedere denkbare situatie het algemeen belang zullen laten prevaleren
boven specifieke (veelal financiële) persoonlijke belangen.
Van corruptie is sprake, indien een bestuurder of
ambtenaar (hierna afgekort tot BOA) moedwillil
tegen de doelstellingen en regels van zijn organisatie
handelt door zijn positie te gebruiken om zijn eigen
belang (uitgedrukt in geld of in andere opbrengsten)
boven dat van de organisatie te stellen. Een ambtenaar kan tegen de doelstellingen van zijn organisatie
in gaan door inefficiënt of slecht werk te leveren, van
corruptie is echter slechts dan sprake wanneer er
moedwil in het spel is. Ook bij het niet naleven van
de regels van de organisatie hoeft er geen sprake te
zijn van corruptie; een tweede voorwaarde is namelijk dat de ambtenaar die de regels niet nakomt dit
doet voor zijn eigen gewin. Werknemers die het niet
zo nauw nemen met de regels, maar wel handelen in
het belang van de organisatie zijn volgens deze definitie dan ook niet corrupt.
De opbrengsten van corruptie kunnen voor een
ambtenaar vele verschillende vormen aannemen: een
envelop met geld kan van eigenaar verwisselen, goederen en diensten, zoals snoepreisjes en verbouwin-

gen, kunnen gratis of goedkoper geleverd worden.
In ruil hiervoor levert deze ambtenaar een bepaalde
prestatie: een aanbesteding wordt gegund aan een
bevriend aannemersbedrijf, een proces-verbaal niet
opgemaakt.
Het artikel is als volgt opgebouwd. Allereerst
wordt er een model van corruptie gepresenteerd,
waarin de zogenaamde principaal-agent benadering
gebruikt zal wo”rden om het verschijnsel van corruptie te analyseren. In dit model wordt er van uitgegaan dat corruptie mogelijk is omdat het voor de leiding van een overheidsorganisatie
niet haalbaar of
wenselijk is om elke werknemer voortdurend in de
gaten te houden (‘monitoring’). Omdat er kosten verbonden zijn met het houden van toezicht is het in dit
model optimaal een bepaalde hoeveelheid corruptie
te accepteren.
Het feitelijke niveau van corruptie in een organisatie zal bepaald worden door de afweging die individuele BOA’s maken tussen de opbrengsten en de
kosten van corruptie. Door de opbrengsten en kosten van corruptie in kaart te brengen is het mogelijk
te verklaren waarom er zulke grote verschillen in corruptie-niveau bestaan tussen verschillende overheids-

• De auteurs zijn respectievelijk werkzaam bij het Economisch Geografisch Instituut en de SWO van de Universiteit
van Amsterdam. Daarnaast zijn beide verbonden aan het
Tinbergen Instituut. De volgorde van de auteurs is door
dobbelen bepaald. Zij danken Jan Hakfoort en Ria Oonk
voor hun waardevolle (literatuur)suggesties.
1. Voor een analyse van corruptie in de wetgevende macht
zie bij voorbeeld S. Rose-Ackerman, Corruption: a study in
political economy, Academie Press, New York, 1978. Alhoewel we ons in dit artikel beperken tot corruptie bij de overheid, betekent dit niet dat in het bedrijfsleven geen corruptie optreedt. Voor een recente Nederlandse publikatie op
dit gebied zie E. van den Elshout e.a., Corruptie in het be-

drijfSleven; rapport over de beteugeling van de kanker in
Nederlandse ondernemingen. Vrije Universiteit, Faculteit
der Rechtsgeleerdheid,
Amsterdam, 1993.
2. De moedwil zegt overigens niets over de richting van het
initiatief. Dit kan zowel bij de BOA als bij een andere partij
liggen.

organisaties en samenlevingen. Dit raamwerk wordt
vervolgens nader uitgewerkt, waarbij gekeken zal
worden naar de factoren die niveauverschillen verklaren.
Vervolgens komt de vraag aan de orde of corruptie slecht is uit het oogpunt van maatschappelijke
kosten en baten. Deze vraag is nogal omstreden.
Een aantal auteurs hebben in het verleden gesteld
dat corruptie een positief effect kan hebben op groei
en ontwikkeling. Er zal aangegeven worden dat in de
meeste gevallen de maatschappelijke kosten uitgaan
boven de baten.
Dit doet de vraag rijzen hoe corruptie bestreden
moet worden. Uit het geschetste raamwerk vloeien
een aantal instrumenten voort die ingezet kunnen
worden om het corruptieniveau terug te dringen.
Deze zijn gericht op de BOA en dragen er aan bij
dat zijn verwachte opbrengsten van corruptie kleiner
worden en zijn te maken kosten groter.

Corruptie als informatieprobleem
De essentie van corruptie is een informatieprobleem.
Corruptie bestaat bij de gratie van het feit dat degenen die de doelstellingen van het beleid formuleren
(in casu de kiezers en de wetgevende macht) er
nooit helemaal zeker van kunnen zijn of de BOA’s de
hun toebedeelde taken naar eer en geweten uitvoeren. Het is namelijk te kostbaar of zelfs onmogelijk
(of in sommige gevallen misschien niet wenselijk)
om volledig toezicht uit te oefenen op iedere individuele BOA. Als gevolg daarvan beschikt de BOA
over een zekere speelruimte om de hem toevertrouwde overheidsgoederen
of diensten voor zijn eigen gewin aan te wenden3.
Stel, er bestaat een homogeen goed, zoals bij
voorbeeld een vergunning die afgegeven wordt door
een enkele ambtenaar, en deze beambte heeft de mogelijkheid deze vergunning te verlenen of af te wijzen. Verder bestaat er een vraagcurve naar deze vergunning, die een negatieve functie is van de prijs van
het goed. In eerste instantie nemen we aan dat de
ambtenaar op onjuiste gronden de vergunning kan
weigeren zonder dat dit ontdekt wordt door zijn superieuren. We kunnen de beambte in een dergelijk
geval beschouwen als een monopolist in het afgeven
van de vergunning die de doelstelling heeft de hoeveelheid steekpenningen
die hij kan ontvangen te
maximaliseren”.
Voor en groot aantal diensten of goederen die de
overheid ‘verkoopt’ geldt dat de ambtenaar die ze
verstrekt persoonlijk geen of weinig moeite in het
aanbieden ervan hoeft te steken. In veel gevallen kan
hij de volledige opbrengsten van zijn corruptie in eigen zak steken. In een aantal gevallen, bij voorbeeld
bij vergunningen, zal hij een gedeelte van zijn inkomsten moeten afdragen aan de overheidsorganisatie
waarvoor hij werkts.
Tot zover zijn we er van uitgegaan dat er geen
kans was dat de BOA ontmaskerd wordt als zijnde
corrupt. Dit is echter een onrealistische aanname. Er
is natuurlijk wel enige mate van controle en de beambte zal geconfronteerd worden met sancties wanneer zijn activiteiten aan het daglicht komen. De amb-

ESB 9-3-1994

tenaar zal de pakkans en de mogelijke sancties in
zijn afweging meenemen.

Corruptie-gevoelige markten
De karakteristieken van de door een overheidsorganisatie geleverde goederen en diensten zijn van
belang voor het verklaren van verschillen in corruptieniveaus tussen organisaties en samenlevingen.
Corruptie is moeilijker te ontdekken bij het verhandelen van relatief unieke goederen en diensten
zoals bouwprojecten, defensiematerieel en (geheime)
informatie dan bij bestellingen van potloden en paperclips. Bovendien bepaalt de aard van de te leveren goederen of diensten (samen met de structuur
van de organisatie) of een corruptieve ambtenaar alleen kan opereren of een samenwerkingsverband
met anderen aan zal moeten gaan.
Als gevolg van de aard van hun activiteiten zijn
sommige overheidsorganisaties
kwetsbaarder voor
corruptie dan andere. De Algemene Rekenkamer
noemt in dit verband het toekennen van subsidies,
het beheren van goederen, het aangaan van contracten, het beslissen over vergunningen, het handhaven
van rechtsregels, geschillenbeslechting,
het regelen
van aangiften, het verzamelen en bewerken van informatie die voor derden van belang is en tenslotte het
beveiligen van objecten6.
De laatste tijd zijn vooral gevallen bekend geworden van (vermeende) corruptie bij de politie en bij
de gunning van bouwprojecten. De reden van de corruptie-gevoeligheid
van deze laatste activiteit is vooral gelegen in de karakteristieken van produkt en
markt. Een aanzienlijke technische kennis is nodig
om corruptie te ontdekken, terwijl er grote sommen
geld mee gemoeid zijn. Terwijl er vastgelegde regels
en procedures bestaan, zijn in de bekend geworden
corruptiegevallen de regels van openbaarheid en
zichtbaarheid van het gunningsproces geschonden.
Ook de aard van het politiewerk maakt dat deze
organisatie corruptie-gevoelig is. In veel gevallen hebben individuele beambten een grote speelruimte terwijl zij bovendien aan talloze verleidingen bloot
staan. De voormalige hoofdcommissaris Blauw
spreekt dan ook van een zevental detonatoren die
corruptie kunnen ontsteken, de zeven IJzeren D’s, te
weten: Dames, Drank, Dubbeltjes, Drugs, Dalven,
Dobbelen en Dirty-tricks7.
3. Deze redenering vertoont een grote gelijkenis met het
‘shirking’-model van Shapiro en Stiglitz. Zie C. Shapiro en
J.E. Stiglitz, Equilibrium unemployment
as a worker discipline device, American Economie Review, 1984, nr. 3, blz. 43344.
4. Corruptie kan ook optreden als de ambtenaar als monopsonist optreedt, bij voorbeeld als aanbesteder van een
bouwproject. Dit doet echter niets af aan de essentie van de
analyse.
S. We gaan hier uit van een situatie waarbij de officiële prijzen van de overheidsdiensten
afgedragen worden en er dus
geen diefstal plaats vindt. Zie voor een analyse van corruptie met diefstal A. Shleifer en R.W. Vishny, Corruption,
QuarterlyJournalofEconomics, 1993, blz. 606-607.
6. Staatscourant, 29 november 1993.
7. J.A. Blauw, Een corrupte diender is de pest voor het hele
korps,justitiële Verkenningen, jg. 17, nr. 4, blz. 36.

-psa——-de BOA kan een rol spelen: ‘Nog even een grote slag
slaan vlak voor m’n pensionering’.

Maatschappelijke kosten en baten

Kosten van
corruptiebestrijding

o
Bron: R. Klitgaard, Controlling Corruption, Universityof California Press,
Berkeley, blz. 26.
Figuur 1. De

kosten en baten van corruptlebestrijding

Wanneer een overheid in sterke mate regulerend
optreedt in een economie, bestaan er veel mogelijkheden voor ambtenaren om corruptieve praktijken te
ontwikkelen. Het corruptie niveau in een planeconomie is daarom veelal ook hoog.

De kosten en baten van de individuele BOA
Er kunnen drie categorieën kosten onderscheiden
worden:
• de verwachte kosten van ontdekking en bestraffing;
• morele en psychische kosten;
• de tijd en energie die de beambte in het leveren
van de corrupte dienst moet steken.
Een belangrijk element in de afweging van een
BOA om al dan niet corrupt te worden is de straf
die hem opgelegd zou worden wanneer zijn corruptie ontdekt wordt. De ambtenaar berekent de mogelijke kosten daarvan door de kans op ontdekking te
vermenigvuldigen met de te verwachten sancties, die
kunnen bestaan uit een verslechtering van zijn carrièreperspectieven, boetes, ontslag of zelfs gevangenisstraf.
Ook de morele en psychische kosten die verbonden zijn met het plegen van corruptie spelen een
belangrijke rol. Sommige ambtenaren hebben ‘meer
problemen’ met corrupt zijn dan andere. Individuele
normen- en waardenpatronen
bepalen dat in een
gegeven situatie sommige ambtenaren wel, en andere niet tot corruptie zullen overgaan8.
De derde kostenpost is de moeite die een ambtenaar moet doen om steekpenningen te incasseren;
hoeveel tijd en energie kost het hem om zijn corruptieve zaakjes rond te krijgen.
De keuze die de ambtenaar tenslotte maakt om
al dan niet corrupt te worden is afhankelijk van de
persoonlijke afweging tussen de verwachte opbrengsten van corruptie en de zojuist genoemde verwachte
kosten. Bij deze afweging is de tijdshorizon van belang. Zo zal in een onstabiele politieke situatie de
kans op corruptie hoger zijn, omdat ambtenaren niet
zeker kunnen zijn van hun baan. Ook de leeftijd van

Tot nu toe is steeds gesproken over de afweging van
de individuele BOA. Hier gaan we in op de kosten
en baten van corruptie voor de maatschappij als geheel.
Het begrip ‘corruptie’ draagt in de meeste culturen een negatieve connotatie met zich mee. Desondanks kunnen er in de economische literatuur een
aantal auteurs aangetroffen worden die wijzen op de
(vermeende) positieve effecten. Vanuit economisch
perspectief – zo luidt de redenering – zou corruptie
goed te verdedigen zijn omdat het leidt tot een optimale allocatie van overheidsdiensten
en een efficiëntere economie: het meest efficiënte en ondernemende bedrijf is in staat en bereid tot het betalen van de
hoogste steekpenningen.
Bureaucratische belemmeringen zouden sterk afnemen. Voor de afnemers van
corruptieve diensten zou het bovendien belangrijk
zijn omdat het de onzekerheid die gemoeid is met investeringen kan reduceren9.
Deze redenering gaat echter voorbij aan een aantal belangrijke bijverschijnselen van corruptie. Corruptie is inefficiënt omdat in het proces van verlenen
van de corrupte dienst kosten worden gemaakt door
de BOA en de cliënt die bij een legale transactie overbodig zouden zijn. (Dit staat bekend als het proces
van ‘rent seeking’). Zo worden produkten duurder
aangeschaft dan strikt noodzakelijk en wordt er in
het proces tijd en energie gestoken die wordt onttrokken aan andere in maatschappelijk opzicht produktievere bestemmingen10.
Naast directe negatieve economische effecten zijn
er ook indirecte negatieve effecten te onderscheiden.
Omdat burgers bij corruptie het vertrouwen in de
overheid verliezen, treden er beheersproblemen
op.
De legitimiteit van overheden staat ter discussie, de
juistheid van hun handelen wordt niet langer a priori

geaccepteerd.

De bestrijding van corruptie: een
kosten-baten analyse
Wanneer corruptie vanuit maatschappelijk oogpunt
ongewenst wordt geacht moet het in ieder geval
bestreden worden totdat de marginale kosten van de

8. Alhoewel corruptie in praktisch alle samenlevingen een
negatieve connotatie heeft, kan niet gesteld worden dat het
hebben van een sterk ontwikkeld normen- en waardenpatroon altijd een remmende invloed op het verschijnsel corruptie zal hebben. In sommige samenlevingen zullen de
overheersende normen- en waardenpatronen het bevoordelen van leden van de eigen clan of nepotisme juist stimuleren.
9. Zie bij voorbeeld N.H. Leff,Economie development
through bureaucratie corruption, 1be American Bebavioral
Scientist, blz. 8-14.
10. Zie voor een uitgebreide beschrijving van dit argument:
M.A.Brooks en B.J. Heijdra, Dividing tbe spoils: markets,
government and corruption, Australian Institute for Public
Policy, West Perth, 1991.

bestrijding niet langer opwegen tegen de marginale
opbrengsten van het terugdringen van corruptie.
Daarbij gaan we er van uit dat de marginale sociale
kosten van corruptie toenemen naarmate corruptie
meer voorkomt, en dat de marginale kosten van corruptiedetectie en bestrijding hoger zijn naarmate het
minder voorkomt (figuur 1)11.
Theoretisch is het misschien mogelijk een dergelijke kosten-baten analyse uit te voeren op de verhouding tussen kosten van corruptie en van een geïntensiveerde bestrijding, in de praktijk is dit echter erg
lastig. Zowel de maatschappelijke kosten van corruptie als van de bestrijding zijn namelijk moeilijk kwantificeerbaar.
Net zoals in veel andere landen bestaan er ook in
Nederland geen éénduidige cijfers over het vóórkomen en de gevolgen van corruptie. Wel zijn cijfers bekend van het aantal wegens corruptie aangeklaagde
ambtenaren; in de jaren tachtig was er jaarlijks gemiddeld in tussen de tien en de twintig gevallen sprake
van strafzaken tegen corrupte ambtenaren, waarvan
echter ongeveer tweederde geseponeerd werd12. Het
is echter aannemelijk dat corruptie in werkelijkheid
vele malen vaker voorkomt.
Als uitgangspunt van de corruptiebestrijding in
Nederland wordt klaarblijkelijk groot belang gehecht
aan de indirecte kosten van corruptie. Corruptie
wordt gezien als iets dat de bestuurlijke integriteit en
daarmee de legitimiteit en dus de effectiviteit van het
overheidsoptreden
aantast.
Dit uitgangspunt werd in 1992 verwoord door wijlen minister Dales: “De overheid is wel of niet integer. Een beetje integer kan niet. En met de integriteit
staat of valt het bestuur. Aantasting betekent verlies
van vertrouwen bij de burger. En zonder vertrouwen
kan de democratie niet,,13. Corruptie ondergraaft de
basis van de moderne rechtsstaat en moet daarom
vanuit het perspectief van de overheid koste wat het
kost bestreden worden.

Het bestrijden van corruptie
De opties die een overheid ter beschikking staan om
het corruptieniveau terug te dringen of de kans op
het optreden van corruptie te verminderen kunnen
in een vijftal groepen van aanbevelingen geclusterd
worden14. Zij zijn alle gericht op het beïnvloeden
van het afwegingsproces van de BOA door zijn
verwachte opbrengsten te reduceren e%f zijn verwachte kosten te verhogen.
De vijf clusters zijn:
• het aanscherpen van selectieprocedures:
bij de
sollicitatie moet ook geprobeerd worden achter de
normen en waarden van de sollicitant met betrekking tot corruptie te komen en op basis van een
dergelijke screening moet een inschatting gemaakt
worden van de kans dat de kandidaat op termijn
tot corruptie geneigd zal zijn;
• het verbeteren van belonings- en bestraffingssystemen, waarmee zowel de beambte als zijn steekpeningen verstrekkende cliënt geconfronteerd worden;
• het intensiveren van het toezicht, opdat de kans
dat corruptie ontdekt wordt, vergroot wordt.

ESB 9-3-1994

• het verbeteren van de organisatiestructuren:
de
speelruimte van de individuele ambtenaar moet
verminderd worden;
• het veranderen van normen- en waardenpatronen:
corruptie moet vanuit morele gronden steeds afkeurenswaardiger
gemaakt worden.
Overigens is het voor een effectieve toepassing van
dergelijke maatregelen zeer belangrijk dat er binnen
overheidsorganisaties
duidelijke richtlijnen bestaan
met betrekking tot de vraag wanneer er van corruptie
sprake is.

Selectie
Het eerste hier genoemde beleidsinstrument is een
betere screening van individuen voordat ze aangenomen worden. Indien bijvoorbeeld een psychologische test effectief is in het identificeren van personen
die sterke morele bezwaren tegen corruptie koesteren, kan men, door juist degelijke individuen aan te
nemen, de corruptie terugdringen. Ook het intensiveren van antecendentenonderzoek
kan vruchten afwerpen.
Een screening blijft echter een momentopname;
de kans dat dit een belangrijk middel zal blijken in
de strijd tegen corruptie is dan ook erg klein.

Beloning en bestraffing
Een verdere mogelijkheid – al gesuggereerd door
Becker en Stigler – is het betalen van efficiëntielonen
(‘efficiency wages,)15. Door het betalen van een loon
dat boven vergelijkbare lonen in het bedrijfsleven ligt
daalt de prikkel om steekpenningen aan te nemen.
Een hoger loon zorgt er namelijk voor dat ambtenaren die zich schuldig maken aan corruptie meer te
verliezen hebben16.
Een tweede mogelijkheid is gelegen in het aanscherpen van de sancties die er voor ambtenaren
op corruptie staan. Daarbij kan een onderscheid gemaakt worden tussen sancties binnen en buiten de
overheidsorganisatie.
Bij sancties binen de organisatie valt te denken aan een verslechtering van carrièreperspectieven of overplaatsing.
Daarnaast is er het strafrecht. Volgens Artikel 363
van het Wetboek van Strafrecht kan een ambtenaar
die zich aan corruptie schuldig maakt vier jaar de cel
in. En volgens Artikel 177 van hetzelfde Wetboek

11. R. Klitgaard, Controlling Corrnption, Universityof
California Press, Berkeley, 1988, blz. 26 en 27.
12. B.].S. Hoetjes, Over de schreef; het schemergebied
tussen ambtenaar en burger,justitiële Verkenningen, jg. 17, nr.
4, blz. 22.
13. Geciteerd in P. van Noppen, Verloren Onschuld: lokaal
bestuur in de ban van corruptie en fraude, Intermediair, 11
februari 1994, blz. 11.
14. R. Klitgaard, Controlling Corrnption, University of California Press, Berkeley, blz. 24
15. Zie G.S. Becker en G.]. Stigler, Law enforcement, malfeasance, and the compensation
of enforcers, journalof Legal
Studies, 1974, nr. 3, blz. 1-8.
16. Voor een meer recente analyse van het betalen van efficiency wages om corruptie te bestrijden, zie T. Besley en
]. McLaren, Taxes and bribery; the wie of wage incentives,
7be Economicjournal, 1993, blz. 119-141.

loopt een burger die een ambtenaar omkoopt de
kans op een gevangenisstraf van twee jaar. Zoals we
al gezien hebben worden deze artikelen echter maar
zelden geëffectueerd. Het vaker toepassen van gevangenisstraf zal ertoe leiden dat de verwachte kosten
van corrupteve dienstverlening stijgen, waardoor de
frequentie zal dalen.

Toezicht
Een verdere mogelijkheid om corruptie te bestrijden
is gelegen in het ontwerpen van uniforme administratieve en financiële procedures. Openbaarheid en controleerbaarheid van het optreden van de BOA vergroot de kans op ontdekking van corruptie en
vergroot daarmee tegelijkertijd de verwachte kosten
van corruptie voor de individuele BOA. In een aantal
gevallen kan het aanbevelenswaardig
zijn onafhankelijke controleurs in te schakelen, waarbij bij voorbeeld gedacht kan worden aan technisch ter zake
kundige accountants en controllers voor de controle
van bestekken en tekeningen in de bouwnijverheid.
Ook kan het soms verstandig zijn taken door meerdere ambtenaren uit te laten voeren. Ook hierdoor
wordt in het algemeen de kans op ontdekking groter.
(De uitzondering hierop is het verlenen van corruptieve diensten in teamverband).

Organisatie
De mogelijkheden voor ambtenaren om samen een
systeem van corruptie op te zetten pleiten voor een
open organisatiestructuur. Een aantal studies suggereren dat eenmaal ingezette corruptie vaak een ‘kettingreactie’ te weeg brengt waarbij een steeds groter gedeelte van de organisatie corrupt wordt17. Openheid
kan bij voorbeeld worden bereikt door job-rotation
of een projectgewijze organisatie met leden uit verschillende geledingen. Activiteiten die vanuit de aard
geheim zijn (politie-activiteiten) kennn een groter
gevaar op kartelvorming in het aanbieden van corruptie-activiteiten en zijn daarom ook kwetsbaarder op
dit vlak.

ter ook gekeken wordt naar de indirecte kosten,
wordt het tolerantie niveau een stuk lager. Omdat de
gevolgen van corruptie tot op dit moment zo moeilijk
in te schatten zijn, kan men niet door een nauwkeurige kosten-baten analyse komen tot een optimaal niveau van corruptiebestrijding.
De overheid kan, zoals we hebben aangegeven,
via een groot aantal instrumenten proberen corruptie
te bestrijden. Zij zijn allen gericht op het beïnvloeden
van de afweging die de individuele BOA maakt tussen de kosten en opbrengsten van corruptie.
Het bestrijden van corruptie via de genoemde instrumenten kan ook ongewenste consequenties hebben: een strengere selectie kan leiden tot het niet aannemen van overigens uitermate geschikte BOA’s,
verandering van bestraffings- en beloningssystemen
tot rechtsongelijkheid, door het intensiveren van het
toezicht en het veranderen van organisatiestructuren
kan de efficiëntie van het overheidsoptreden
in het
geding komen, terwijl een beïnvloeden van normenen waardenpatronen
al snel tot bevoogding en zelfs
indoctrinatie leidt.
Naast een versterkte interne controle en het
verminderen van de beleidsruimte van ambtenaren
bestaat ook de mogelijkheid om de controle te laten
plaatsvinden door het democratisch proces. Dit zou
kunnen gebeuren door allerlei (met name hogere)
ambtelijke en bestuurlijke posten verkiesbaar te stellen. Dit zou pleiten voor een politieke structuur zoals
onlangs is voorgesteld door de commissie-Van Thijn.
Corruptie kan bestreden worden, maar corruptiebestrijding is kostbaar. Bovendien is altijd het gevaar
aanwezig dat corruptiebestrijding
conflicteert met
andere doelstellingen van het overheidsbeleid. Het
is aan de politiek om te bepalen welk niveau van corruptie men wenst te tolereren. Het bekend worden
van een aantal corruptie-affaires in de afgelopen
periode moet echter niet leiden tot een onbezonnen
invoeren van grootscheepse maatregelen. Kosten en
baten van bestrijding moeten afgewogen worden.
Anders bestaat het gevaar dat het middel erger is dan
de kwaal.

Normen en waarden
Ondanks het feit dat overheden waarschijnlijk niet direct ontwikkelingen in normen- en waardenpatronen
kunnen sturen, kunnen zij wel proberen door bewustwordings- en reclamecampagnes
de psychische
kosten die er voor ambtenaren met corruptie verbonden zijn te vergroten, waardoor corruptie minder
vaak op zal treden.

Jeroen Broeders
Jacco Hakfoort

Conclusies
In dit artikel is een eerste aanzet gedaan om het verschijnsel corruptie in een economisch raamwerk te
analyseren. We geloven dat een dergelijke aanpak
het mogelijk maakt om de discussie over de oorzaken en de bestrijding van corruptie wat te structureren en een licht te werpen op de vraag waarom bepaalde overheidstaken gevoeliger zijn voor corruptie
dan andere.
Wanneer alleen gekeken wordt naar de directe
kosten van corruptie, kan het verantwoord zijn een
zeker niveau van corruptie te tolereren. Wanneer ech-

17. Zie bij voorbeeldJ.e.
Andvig en K.O. Moene, How
corruption may corrupt, journalof Economie Bebavior

and Organization, 1990, blz. 63-76.

Auteurs