Ga direct naar de content

Energieheffing en werkgelegenheid

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: december 2 1993

Energieheffing en
werkgelegenheid
R.A. de Mooij*

D

e werkgelegenheid in Nederland lijkt relatief kwetsbaar voor een energieheffing
ten opzicbte van andere Europese landen. Eventuele invoering van een
energieheffing omwille van bet milieu vereist dan ook flankerend beleid voor de
werkgelegenheid. Dit kan door de opbrengst van de heffing volledig te benutten voor
bet verlagen van de belastingdruk op arbeid. Een schevere inkomensverdeling tussen
actieven en inactieven moet dan voor lief warden genomen.

Vorig jaar stond de Nederlandse energieheffing volop
ter discussie. De verwachtingen waren hoog gespannen, omdat men dacht twee vliegen in een klap te
kunnen slaan. Een energie/CO2-heffing heeft namelijk een regulerende werking waardoor de uitstoot
van onder meer CO2 wordt teruggedrongen1. Daarnaast genereert de heffing opbrengsten die kunnen
worden gebruikt om de verstorende belasting op arbeid te verlagen. Een budgettair neutrale verschuiving binnen de collectieve-lastendruk van het ‘goede’
(arbeid) naar het ‘slechte’ (energie) zou daarom dubbelgoed zijn: niet alleen wordt het milieu schoner,
maar ook de werkgelegenheid neemt toe. Dit is het
idee van het tweesnijdende zwaard.
Modelberekeningen van het Centraal Planbureau
hebben evenwel aangegeven dat de werkgelegenheidseffecten waarschijnlijk niet zo rooskleurig zijn
als men aanvankelijk hoopte2. Tabel 1 geeft een aantal resultaten uit de CPB studie. We kunnen zien dat
zowel de schaal waarop de heffing wordt ingevoerd
(Nederland vs. OESO) alsmede de grondslag van de
heffing (algemene- vs. kleinverbruikersvariant) relevant zijn voor de economische gevolgen.
De eenzijdige Nederlandse energieheffing heeft
mede door de CPB-uitkomsten aan populariteit ver-

Tabel 1. Gevolgen (Nederland, 2OOO) van energiebefflngen die de
verbruikersprijs van energie verdubbelen ten einde de toon- en
inkomstenbelasting te verlagen, in % mutaties
Schaal

Produktie
Reeel loon
Werkgelegenheid

OESO

-5

-5
-1

Nederland
algemene
heffing op
heffing
kleinverbruik
-10
-12
-6

-0,5
-0
+0

Bron: Centraal Planbureau, Economische gevolgen op lange termijn van heffingen op energie, Werkdocument nr. 43, Den Haag, 1992.

loren. Desondanks lijkt er in de jongste concept verkiezingsprogramma’s veel aandacht voor deze ecotax
van het belastingstelsel. Daarnaast is er aandacht
voor een Europese energieheffing zoals voorgesteld
door de Europese Commissie. Volgens diverse studies zal echter ook een EG-heffing de werkgelegenheid kunnen aantasten. De effecten zijn daarbij niet
voor alle landen gelijk, al wordt de reden hiervoor
niet duidelijk uit deze studies.
Dit artikel bespreekt aan de hand van een algemeen evenwichtsmodel een aantal factoren die een
rol kunnen spelen voor de kosteneffectiviteit van een
regulerende energieheffing. Zes Europese economieen worden vervolgens vergeleken ten aanzien
van deze factoren.

Energieheffing in model
Het ENvironmental TAXation (ENTAX)-model is een
algemeen evenwichtsmodel voor een kleine open
economic . In het model wordt behalve arbeid en
* De auteur is verbonden aan het Ministerie van Economische Zaken, Directie Algemene Economische Politick, en
aan het OnderzoekCentrum Financieel Economisch Beleid
(OCFEB), Erasmus Universiteit Rotterdam. Dit artikel is geschreven op persoonlijke titel. Peter van Bergeijk, Lans Bovenberg, Robert Haffner, Jarig van Sinderen, Pieter Waasdorp en Ed Westerhout leverden nuttig commentaar op een
eerdere versie.
1. In dit stuk wordt verder gesproken over-een energieheffing waar deze ook (deels) op CO2 inhoud kan drukken.
Zie ook S. Smith en H.RJ. Vollebergh, 1993, The European
carbon excise proposal: a ‘green’ tax takes shape, OCFEB,
research memorandum 9305, Rotterdam.
2. CPB, Economische gevolgen op lange termijn van heffingen op energie, Werkdocument nr. 43, Den Haag, 1992.
3. Voor een uitgebreide beschrijving van het model, zie A.L.
Bovenberg en R.A. de Mooij, Environmental policy in a
small open economy with distortionary labor taxes: a general equilibrium analysis, OCFEB research memorandum
9304, Rotterdam, 1993.

kapitaal ook energie gebruikt in het produktieproces.

S « substitutie-effect van niet-werken naar werken als

Daarnaast is energie onderdeel van het consumptie-

gevolg van een hoger besteedbaar loon.

patroon van huishoudens, die behalve consumptie

ook vrije tijd als nuttig ervaren.
De overheid kan energieverbruik en inkomen uit
arbeid belasten ter financiering van publieke goederen en inkomensoverdrachten aan gezinnen. De opbrengst die wordt gegenereerd door een hogere ener-

gieheffing, wordt teruggesluisd in de vorm van een
verlaging van de (endogene) belasting op arbeid, zodanig dat de overheidsrekening ex-post in evenwicht
is. De overheid kan ook de inkomensoverdrachten

aan de gezinnen aanpassen. Alle goederen worden
verhandeld op de wereldmarkt zodat de prijzen voor
deze kleine open economic gegeven zijn. Arbeid is
de enige immobiele produktiefactor. Derhalve wor-

De eerste en tweede term aan de rechterkant van de
bovenstaande relatie (effecten 1 en 2) beschrijven het
substitutie-effect van een energieheffing. De derde

term (effect 3) geeft het effect weer van een verandering in de inkomensverdeling tussen werkenden en
inactieven. Hieronder zal ik ingaan op deze effecten
en op de daartoe relevante factoren.

Impliciete arbeidsbelasting
Alvorens in te gaan op de diverse factoren in de bovenstaande relatie is het zinvol om iets te zeggen

over de vorm ervan. De vergelijking impliceert namelijk dat de werkgelegenheid zal dalen door een ver-

den alleen de lonen op de binnenlandse, flexibele

schuiving in de belastingmix, indien er geen herver-

arbeidsmarkt bepaald.
Er zitten ook beperkingen aan ENTAX. Ten eerste
spelen aanpassingskosten en imperfecties op de (arbeids-)markt geen rol van betekenis. Volgens de Eu-

via ruilvoetverbetering. Ten derde komen verplaatsingseffecten niet adequaat tot uitdrukking in EN-

deling van inkomens plaatsheeft (dat wil zeggen als
effect 3 afwezig is) of wanneer herverdeling relatief
gering is (dat wil zeggen effect 3 is klein ten opzichte
van effect 1+2)7. Dit wordt veroorzaakt door het feit
dat de energieheffing uiteindelijk wordt gedragen
door de factor arbeid. Men kan dit als volgt inzien.
Een energieheffing op bedrijven zal de inzet van
energie in het produktieproces doen verminderen.
Daarmee neemt de produktiviteit van kapitaal en arbeid af. In een kleine open economic kunnen de prijzen van energie en kapitaal niet worden beinvloed
door het land zelf, waardoor de last van de energieheffing niet op deze factoren kan worden afgewenteld. Ook eindprodukten (met name energie-intensief

TAX. Het CPB wijst crop dat vooral bij een Neder-

geproduceerde goederen) worden in een kleine

landse heffing grote bedrijfsverplaatsingen zullen
plaatsvinden . Ten slotte is het model statisch van
aard en is spaargedrag is exogeen .

open economic veelal verhandeld op de wereldmarkt, zodat ook de last niet kan worden afgewenteld op buitenlandse afnemers via ruilvoetverbetering. Uiteindelijk zal daarom de beloning van de
meest immobiele factor in het land, arbeid, onder
druk komen te staan. Hiermee vormt de energieheffing in feite een soort indirecte belasting op arbeid.
Ook een energieheffing op huishoudens drukt op

ropese Commissie zijn deze aspecten evenwel van
groot belang voor de economische gevolgen, met
name op korte- en middellange termijn . Ten tweede
beschrijft ENTAX een kleine open economic waarin
afwentelingseffecten op het buitenland niet goed
kunnen worden onderzocht. Een grote open econo-

mic zou bij voorbeeld een deel van de lasten van de
energieheffing kunnen afwentelen op het buitenland

Effect op werkgelegenheid
ENTAX is geschikt om aan te geven via welke mechanismen een energieheffing doorwerkt op de economic en in het bijzonder op de werkgelegenheid. De
herleide vorm vergelijking voor de werkgelegenheid

verschaft daarbij een helder inzicht in de relevante
factoren en gedragsparameters. Deze vergelijking ziet
er als volgt uit:

arbeidsinkomen. De reele waarde van de lonen
\vordt namelijk niet alleen bepaald door de hoogte
van het nominale loon, maar ook door de prijzen van
goederen waar het looninkomen aan wordt besteed.

Anders gezegd, de wig tussen het bruto loon en het
netto besteedbaar loon (relevant voor de arbeidsaan-

bodbeslissing van mensen) bestaat niet alleen uit
L——

te-

waarbij een tilde (~) duidt op een procentuele veran-

dering in een variabele. Verder geldt:
L = werkgelegenheid;
6 = ongecompenseerde arbeidsaanbodelasticiteit;
T|eCnd) = prijselasticiteit van energie voor bedrijven
(huishoudens);
.
te (t<0 = initiele belasting op energie voor bedrijven
(huishoudens);
E (D) = energieverbruik van bedrijven (huishoudens);
G = term die negatief afhangt van de initiele belasting op arbeid;
<)>= grondslag van de energieheffing voor zover deze
drukt op inactieven;

ESB 1-12-1993

directe belastingen en premies maar ook uit indirecte
belastingen. Een energieheffing op huishoudens vergroot deze wig en is daarom een impliciete belasting
op arbeidsinkomen.
De energieheffing zal derhalve de beloning van
de factor arbeid onder druk zetten, hetzij via een ver4. Zie Europese Commissie, DG for economic and financial
affairs, The climate challenge, European Economy, nr. 51,
1992.

5. CPB, op. cit., 1992.
6. ENTAX kent geen belastingen op kapitaal. Deze kan echter verstorender zijn voor een economic dan een arbeidsbe-

lasting; zie J. van Sinderen, Belastingheffing en economische groei, Wolters Noordhoff, Groningen, 1990.
7. Inkomensneutraliteit kan bij voorbeeld worden bewerkstelligd door inactieven te compenseren voor de hogere
energielasten via hogere uitkeringen.

laging van de arbeidsproduktiviteit (heffing op bedrijven) hetzij via een verbreding van de wig (heffing op

borgen beleidskosten dan ook voor het collectieve
goed milieu. Als de overheid reeds een hoge druk uit-

huishoudens). Daar staat tegenover dat de opbrengst

oefent op de particuliere sector, onder meer via hoge

van de energieheffing kan worden gebruikt om de

belastingen, dan zal een marginale vergroting van die

directe belasting op arbeid te verlagen. De opbrengst
van de energieheffing, en daarmee de mate waarin
de directe belasting op arbeid kan worden verlaagd,
hangt mede af van de gedragsreactie van burgers en
bedrijven op de energieheffing. Op dit aspect zal ik
hieronder nader ingaan.

druk ten behoeve van het milieu extra verstorend
zijn. Milieu concurreert daarmee direct met andere
collectieve goederen (waaronder inkomensoverdrachten) die immers ook door de particuliere sector worden gefinancierd .

Energie-intensiteit en dynamiek
Substitutie-effecten
Een heffing op het energieverbruik van bedrijven en

De kosten van een energieheffing hangen eveneens
samen met de energie-intensiteit van een land (E en

gezinnen maakt energie duurder ten opzichte van an-

D). Zo zal de heffing een verandering in de sector-

dere produktiefactoren en consumptiegoederen en

structuur van de economie uitlokken, omdat energieintensieve activiteiten in het land minder aantrekkelijk worden, zowel ten opzichte van andere landen

lokt daarmee gedragsaanpassing uit (effect 1 en 2).
De mate waarin vermindering van het energieverbruik plaatsvindt, komt tot uitdrukking in de prijselasticiteiten (T|e, f\d), die per land kunnen varieren. Een
hoge elasticiteit impliceert aan de ene kant dat de
heffing grote gedragsaanpassingen teweeg brengt,
hetgeen milieu-effectief is. Aan de andere kant is het
belasten van elastische goederen niet erg efficient
omdat daarmee de eigen heffingsgrondslag wordt ondermijnd. Door het substitutie-effect zal de opbrengst
van de energieheffing bescheidener zijn en is er minder ruirnte om de belasting op arbeid te verlagen. Indien er geen herverdeling van inkomens plaatsheeft
(effect 3 is afwezig) dan zal de daling van de directe
belasting op arbeid zelfs onvoldoende zijn om de hogere indirecte belasting te compenseren, zodat de totale belastingdruk op arbeid stijgt. In dat geval zal
een verschuiving in de belastingmix van arbeid naar
energie op een flexibele arbeidsmarkt8 het reele netto loon doen dalen, waardoor de prikkel om te participeren in de (formele) economie vermindert9.

alsook ten opzichte van andere activiteiten.
Indien men er naar streeft dat een schoner milieu

wordt bereikt door andersoortige activiteiten en niet
door een vermindering van activiteiten, dan zullen

arbeidsintensieve sectoren tegelijkertijd moeten opbloeien. Een dergelijke verschuiving in de economi-

sche structuur zal met de nodige aanpassingsproblemen gepaard gaan. Vooral in een energie-intensieve
economie met daarbij een geringe dynamiek op de
goederen- en arbeidsmarkt, zoals de Nederlandse,
kunnen de kosten van die aanpassing hoog oplopen12. Om deze kosten te beperken verdient het verbeteren van de dynamiek een hoge prioriteit. De minister van Milieu zou in feite moeten streven naar
een flexibilisering van markten om milieubeleid tot

een succes te kunnen maken.

Herverdelingseffect
Voor zover mensen de heffing niet ontwijken, gene-

reert deze opbrengsten voor de overheid die vervol-

Initiele belastingdruk
Als het energieverbruik daalt doordat mensen de heffing ontwijken, dan wordt de heffingsgrondslag smaller. Bij een hoge initiele heffing op energie (te en t<0
zal deze smallere grondslag ervoor zorgen dat de heffingsopbrengst ex-post aanzienlijk bescheidener is
dan ex-ante werd verwacht. De heffing levert namelijk wel extra opbrengsten over de gegeven heffingsgrondslag, maar door de versmalling van die grondslag zal deze opbrengst dalen10.
Evenzo impliceert een hoge initiele belasting- en
premiedruk op arbeid (kleine G) dat een daling in de

gens op verschillende manieren kunnen worden aangewend. Zo kan de heffingsopbrengst via lump
sum-overdrachten worden teruggesluisd naar burgers
en bedrijven die de heffing betalen13. Efficienter is

8. Bij loonstarheden (alwenteling van energieheffing op
werkgevers) wordt de prijs van arbeid te hoog in vergelijking tot de arbeidsproduktiviteit, waardoor de vraag naar arbeid daalt en de werkgelegenheid vermindert. Zie Proost

and Regemorter, 1993, Optimal tax reform in the presence
of an energy carbon tax: the role of the macro-economic re-

kosten, die ook wel verborgen beleidskosten worden

gime, paper gepresenteerd op de vierde annual conference
van de EAERE, Fontainebleau.
9. De reactie van het arbeidsaanbod op een verandering in
het reele netto loon komt tot uitdrukking in de zogenaamde ongecompenseerde arbeidsaanbodelasticiteit (6). Empirisch onderzoek laat zien dat deze elasticiteit positief is. Zie
voor het belang van deze elasticiteit voor de efficientie van
de belastingheffing: A.L. Bovenberg en R.A. de Mooij, Environmental levies and distortionary taxation, The American
Economic Review, te verschijnen in 1994.
10. Dit staat bekend als het Laffer-curve effect. Vanaf een
bepaald tarief (de top van de Laffer-curve) zal een hoger tarief per saldo leiden tot een daling de belastingopbrengst.

genoemd. Deze kosten komen niet tot uitdrukking in
de belastingopbrengsten, in tegenstelling tot de kosten die mensen maken voor het betalen van de heffing. In feite betaalt de particuliere sector via de ver-

with prior tax distortions, mimeo, Stanford Un., 1993.
12. De factor dynamiek zit niet in het model.
13. Deze lump sum terugsluizing kan vormgegeven worden
via het instellen van een heffingvrije voet.

werkgelegenheid tot een forse vermindering in de belastingopbrengsten leidt. Omdat een inkomensneutra-

le belastingverschuiving van arbeid naar energie inderdaad de arbeidsparticipatie vermindert, vormen

hoge initiele belastingen op arbeid dan ook een belemmering voor zo’n belastingverschuiving.

De intu’itie hierachter is dat milieu een collectief
goed is dat wordt gefinancierd door de particuliere

sector. Voor het ontwijken van de heffing (het regulerende effect) maken burgers en bedrijven namelijk

11Q2

11. L. H. Goulder, Effects of carbon taxes in an economy

het evenwel om de opbrengst te
gebruiken voor verlaging van bestaande verstorende belastingen.
Dit kan echter de inkomensverdeling tussen actieven en inactieven

Tabel 2. Determinanten van de kosteneffectiviteit
economieen
Energieverbruik3 Arbeidsaanbodindust. huish./
verkeer
elast.b

Er is hier sprake van een uittie. De energieheffing op huishou-

dens drukt op het inkomen van
zowel arbeiders als uitkeringsge-

rechtigden. De energieheffing op
de bedrijven drukt uiteindelijk al-

Nederland

100
100
Denemarken 31
Duitsland
69
Belgie

Frankrijk
VK

leen op de factor arbeid. Compensatie voor en arbeiders en inkomensoverdrachten is wel goed
voor de gelijkheid van de lastenverdeling, maar niet voor de efficientie. Zonder herverdelingsef-

fect, zo hebben we eerder gezien,
zal de werkgelegenheid immers

energie

voor zes Europese

Initiele belasting energie

Dynamiek Marg.
opde
wigf

Industrie0

be’invloeden.

ruil tussen gelijkheid en efficien-

Prijselast.

van een energiebefflng

50
56

100
97
101

1,0
1,1

96

0,8
0,7

1,4

84
89

0,6

Industrie

-0,3
-0,3
n.a.
-0,1
-0,2
-0,4

100
0
0
108
77
38

huis- benzine
houdens
100
74

409
113
139
4

goederen- alleen-

100
95
97
97
107
94

markte

97
n.b.

94
95
95
95

verd.

65
51
52
48
41
40

a. Energieverbruik Industrie: indexcijfer voor Mtoe/bnp($) in 1989. Energieverbruik huishoudens/verkeer:
indexcijfer voor Mtoe/capita in 1989. Bron: International Energy Agency/OESO, Energy policies oflEA

countries, Parijs, 1991.
b. Bron: I. Hansson en C. Stuart, The effects of taxes on aggregate labor, Scandinavian Journal of Economics, 1993, biz. 311-326.
c. Bron: D.M. Hesse en H. Tarkka, The demand for capital, labor and energy in European manufacturing

industry before and after oil price shocks, Scandinavian Journal of Economics, nr. 3, 1986, biz. 529-546.
d. Indexcijfer 1991 gebaseerd op gewogen gemiddelde van energieheffingen. De wegingsfactoren zijn de
respectievelijke aandelen van de energiebronnen in het totale energieverbruik. Bron: International Energy
Agency/OESO, Energy prices and taxes, Parijs, 1993.

dalen. Indien de overheid wil
voorkomen dat arbeidsparticipae. Indicator voor dynamiek is de traagheidsratio. Een hogere tiaagheidsratio duidt op een geringere dynatie minder aantrekkelijk wordt,
miek. Bron: PA.G. van Bergeijk, R.C.G. Haffner en P.M. Waasdorp, Measuring the speed of the invisible
dan kan ze dit bereiken door de
hand, Kyklos, te verschijnen 1993.
f. Centraal Planbureau, Nederland in drievoud, Den Haag, 1992.
volledige opbrengst van de energieheffing te gebruiken om alleen
legenheidsdaling worden voorkomen. Hoe de factoarbeiders te compenseren via een lagere belasting op

arbeidsinkomen. Deze efficientieverbetering wordt

ren zich tot elkaar verhouden in termen van invloed

dan in feite bewerkstelligd door een herverdeling
van inkomens van inactieven naar werkenden (effect
3 wordt positief). Immers, ook het bedrag dat de uit-

op de economische effecten wordt hieronder gei’llustreerd met het ENTAX-model.

keringsgerechtigden via de energiebelasting aan de

Illustratie voor Nederland, Belgie en
Denemarken

overheid betalen, wordt gebruikt om de belasting op
arbeid te verlagen. De daadwerkelijke daling van de
belastingdruk op arbeid is dan ook de reden dat economische prikkels om te werken worden vergroot.

De modeluitkomsten met ENTAX hebben een illustratieve waarde. Omdat het model een kleine open eco-

nomie beschrijft, zijn alleen de effecten van een unila-

Mogelijkheid tweesnijdend zwaard

terale heffing in Belgie, Denemarken en Nederland

Indien de randvoorwaarde van inkomensneutraliteit

gepresenteerd en zijn Duitsland, Frankrijk en het Ver-

wordt losgelaten, dan kan een energieheffing derhal-

enigd Koninkrijk buiten beschouwing gelaten.

ve een tweesnijdend zwaard opleveren (dit is het geval wanneer effect 1 + 2 kleiner is dan effect 3)- Een

grote inactieve bevolking (())), een hoge initiele belastingdruk op arbeid (kleine G) en een hoge prijsgevoeligheid van inactieven om te gaan werken (S) kunnen de positieve effecten van inkomenherverdeling
op de arbeidsparticipatie versterken. Inkomensherverdeling ten gunste van de actieven (of dat nu via de
energieheffing gebeurt of op een andere manier) is
dan ook het meest effectief in het aanmoedigen van

de arbeidsparticipatie wanneer de overheidsuitgaven
en de inactieven een groot beslag leggen op de activiteiten in de particuliere sector.
Tabel 2 vergelijkt de bovengenoemde factoren
voor zes Europese landen. Zowel ons hoge energie- ‘

Inkomensneutrale variant
Tabel 3 toont de effecten van een unilaterale heffing
op energie die de verbruikersprijs ervan verdubbelt.
De opbrengst van de heffing wordt gebruikt om de
belasting op arbeid te verlagen en om de inkomens-

overdrachten te verhogen, zodanig dat de inkomensverdeling tussen arbeiders en inactieven gelijk blijft.
Er wordt onderscheid gemaakt tussen een variant

waarin zowel huishoudens als bedrijven met de heffing worden belast (totaalvariant) en een waarin alleen huishoudens de heffing moeten betalen (huishoudensvariant).

Een verdubbeling van de energieprijs zal een da’ ling in het energieverbruik teweeg brengen, zodat de

verbruik, hoge belasting- en premiedruk op arbeid

heffingsgrondslag smaller wordt en de opbrengst van

en geringe dynamiek in de economic duiden crop

de energieheffing daalt. Daardoor is er minder ruimte

dat de werkgelegenheid in Nederland wel eens

voor (inkomensneutrale) terugsluizing en zal in zo-

kwetsbaarder zou kunnen zijn voor een energieheffing dan in andere landen indien er geen schevere inkomensverdeling wordt geaccepteerd. Indien echter
tegelijkertijd een inkomensherverdeling van inactieven naar actieven plaatsheeft, dan kan deze werkge-

wel de huishoudensvariant als in de totaalvariant de

ESB 1-12-1993

koopkracht voor alle burgers dalen. De daling in het
reele netto loon last de prikkel aan om te werken zodat de werkgelegenheid en de produktie verminde-

ren.

1103

Tabel 3- Effecten volgens ENTAX van een energiebejfing die de verbruikersprijs verdubbelt en waarbij inhomensnetttrattteit is opgetegd (in procentuele mutaties); verscbiUende varianten
Werkgelegenheid
huish.totaalvariant
variant
Nederland
Belgie
Denemarken

-1

Produktie
totaalhuish.variant
variant

-0,5
-0
-1,5

-0,5
-1,5

-2,5
-2
-2

-0,5
-0
-1

Gem. koopkracht
totaalhuish.variant
variant
-1
-1
-2

-2,5

-1,5
-3

kracht daall. Daarenlegen slijgl de koopkrachl van
aclieven vanwege de forse daling in de direcle belasling op arbeid. Dil maakl arbeidsparticipalie aanlrekkelijker, helgeen een hogere werkgelegenheid en
een slijging in de produklie veroorzaakt. Het Iweesnijdend zwaard in de zin van een schoner milieu en
een hogere werkgelegenheid wordt in de denivelleringsvarianl waarheid (mel andere woorden effect 3
is groter dan effect 1 en 2).
De resultaten in label 4 geven aan dat Nederland
in vergelijking met andere landen de groolsle werkgelegenheidsslijging kan bereiken door op een efficiente manier om te gaan met de heffingsopbrengsl. Dil
koml doordat de huidige belaslingversloring op de arbeidsmarkl in Nederland hel groolsl is. Een daadwerkelijke verkleining van de wig is daardoor effeclief in
het aanmoedigen van arbeidsparticipalie. In de huis-

De koopkrachtdaling en de vermindering in werkgelegenheid zijn het sterkst in Denemarken. Vergelijken we de totaalvariant en de huishoudensvariant
voor Denemarken, dan zien we dat de effecten niet
veel verschillen. Dit betekent dat gevolgen in Denemarken vooral veroorzaakt worden door de heffing
op huishoudens. Voor zover de heffing op de industrie drukt, sorteert dit niet veel effect. Dit komt door
de geringe energie-intensiteit van de Deense indus-

mix van arbeid naar energie een slijging van de werkgelegenheid op van 3%, lerwijl de koopkrachl van
inaclieven mel 5% afneeml. In Denemarken en Bel-

trie en de afwezigheid van een heffing aldaar. De gro-

gie moeten de inactieven meer koopkracht inleveren

te daling in de werkgelegenheid in zowel de totaalals de huishoudensvariant is het gevolg van een hoge
iniliele belasting op energieverbruik van huishoudens (zie ook label 2).
In de totaalvariant daalt de produktie het sterkst
in Nederland. Vergelijken we de totaalvariant met de
huishoudensvariant, dan zien we wel grote verschillen tussen de effecten. Hieruit volgt vooral dat de heffing op bedrijven grote economische gevolgen heeft.
Dit komt met name door de hoge energie-intensiteit
van de industrie. In de huishoudensvariant is het
werkgelegenheidsverlies voor Nederland de helft kleiner, terwijl het produktieverlies een vijfde is van dat
in de totaalvariant.

dan in Nederland len behoeve van een geringere
werkgelegenheidsslijging.

houdensvarianl levert de verschuiving in de belasling-

Tot slot
Milieubeleid heeft in ons land de meesie kans van slagen als hel niel in de wielen rijdl van andere maalschappelijke doelslellingen. Hel verhogen van de arbeidsparticipalie geniel naasl milieu een hoge
prioriieil, zo blijkl onder andere uil een aantal recenle (concepl) verkiezingsprogramma’s. Doelslellingen
len aanzien van milieu en arbeidsparticipalie kunnen

gezamenlijk worden verwezenlijkl, maar zo’n iweesnijdend zwaard kan alleen opgaan indien elders een

Belgie laat kwalitatief een zelfde beeld zien als

prijs wordl beiaald, zoals een schevere inkomensver-

Nederland. De effecten zijn echter geringer vanwege
de lagere initiele belastingen op energie en arbeid
(zie ook label 2).

wordl nagelalen, dan lijki de werkgelegenheid in ons

Herverdelingsvariant
Tabel 4 toonl dezelfde experimenten als hierboven,
maar nu zonder de randvoorwaarde van inkomensneulralileil. De heffingsopbrengsl wordl volledig leruggesluisd via een verlaging van de belasling op arbeid. Ook de opbrengsl die de inaclieven genereren
via het betalen van de energieheffing, wordl derhalve
benul om de arbeidsbelasting le verlagen.

Uitkeringsgerechligden worden niel gecompenseerd voor de hogere energielaslen zodal hun koopTabel 4. Effecten volgens ENTAX van een energiebejftng die de ver-

bruikersprijs verdubbelt en waarbij de beffingsopbrengst atteen
ivordt gebruikt om de belasting op arbeid te verlagen (% mutaties)
Werkgel
tot.

Denemarken

hh.

tot.

hh.

Koopkracht Koopkracht
Gemid.
arbeiders
overdr.
koopkr.
tot. hh. tot. hh. tot. hh.

var.

Nederland
Belgie

Produktie

var.

var.

var.

var.

var.

var.

var.

+3
+2
+0
+1 +2,5

+3
+2
+3

+5
+3

-5
-6
-8

-5
-6
-8

+2

+3 +0,5

+2
+2 +2,5

+1,5

+4

var.

var.

+1
-0,5
-0,5 +0,5
-0,5 +0

deling lussen werkenden en inactieven. Als dal
land zelfs kwelsbaarder voor een energieheffing dan
die in andere Europese landen. Echler, indien we
een dergelijke herverdeling accepleren dan kan dil
een daling in de werkgelegenheid voorkomen. Herverdeling ten gunsle van de aclieven kan in ons land
zelfs effecliever zijn dan elders in hel aanmoedigen

van de arbeidsparticipalie. Activiteilen in de particuliere sector worden namelijk minder zwaar belasl,
hetgeen mel name effeclief is wanneer de iniliele
belastingdruk hoog is. De prijs voor de lagere belastingdruk op aclieven is dal beslaande colleclieve
voorzieningen, zoals een gelijke (secundaire) inkomensverdeling, worden verminderd. Maalschappelijke prioriteilen verschuiven daarmee van beslaande
colleclieve voorzieningen naar een ander colleclief
goed milieu, zonder dat de werkgelegenheid wordt

aangetasl.
Ruud de Mooij

Auteur