Ga direct naar de content

Werkloosheidsverzekering op basis van kapitaaldekking

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: april 15 1993

Werkloosheidsverzekering op
basis van kapitaaldekking
E.H.M. Ponds*

D

e huidige Werkloosheidsverzekering wordt op basis van omslag gefinancierd. Dit
werkt procyclisch aangezien in een recessie steeds hogere uitkeringslasten door
steeds minderpremiebetalers moeten worden opgebracht. Kapitaaldekking heeft dit
bezwaar niet. Aangetoond wordt dat tegenvallende beleggingsopbrengsten in de tijd
geneutraliseerd worden door meevallende uitkeringslasten, en vice versa. Hierdoor
kan de premie over de generaties been worden gestabiliseerd.

Het systeem van sociale zekerheid staat momenteel
ter discussie. Onder meer gaat het hierbij om de financiering van de verschillende werknemersverzekeringen. In dit artikel wordt de mogelijkheid verkend
van financiering van de Werkloosheidsverzekering
door kapitaaldekking.
Financiering op basis van kapitaaldekking kenmerkt zich ten opzichte van de bestaande verzekering op basis van omslag door twee potentiele voordelen: lagere premie, zolang de beschikbare rente
groter is dan de groeivoet van de (beroeps)bevolking; stabiele premie, dat wil zeggen een werkloosheidspremie die vrij is van conjunctuurrisico.
Het artikel kent de volgende opbouw. Eerst komt
het conjunctuurrisico binnen de bestaande Werkloosheidsverzekering aan de orde. Vervolgens wordt ingegaan op de factoren die de verschillen in premiedruk tussen omslag en kapitaaldekking bepalen. Een
nadeel bij kapitaaldekking is het financiele risico
van wisselende beleggingsopbrengsten. Dit komt
naar voren bij een bespreking van het bestaande stelsel van aanvullende pensioenen. Er zal blijken dat
wanneer de Werkloosheidsverzekering gebaseerd
wordt op kapitaaldekking, het financiele risico en
het conjunctuurrisico elkaar opheffen, zodanig dat
een tegenvaller (meevaller) bij de uitkeringen vergezeld gaat met een goed (slecht) resultaat in de beleggingssfeer.

onderkennen tussen conjunctuur en het beroep dat
op werkloosheidsuitkeringen wordt gedaan, met als
gevolg een procyclisch premieverloop. In tijden met
een groei van de werkloosheid neemt het aantal uitkeringsgerechtigden toe, terwijl het aantal premiebetalenden afneemt. Hierdoor zal de werkloosheidspremie verhoogd moeten worden.
Een hogere werkloosheidspremie betekent een
verhoging van de loonkosten voor de werkgever
en/of vermindering van de koopkracht voor de werknemer. Voor zover de premieverhoging leidt tot een
hoger brutoloon, kan de vraag naar arbeid verder afnemen en het beroep op de verzekering toenemen,
met als gevolg dat de premie opnieuw verhoogd
moet worden. Deze cirkelgang wordt wel de ‘valkuil
van de sociale zekerheid’ genoemd1.
Ook de twee andere werknemersverzekeringen,
ziekte en arbeidsongeschiktheid, zijn onderhevig
aan conjunctuurrisico, zij het indirect. Hier ligt vooral ‘moral hazard’-problematiek aan ten grondslag. In
economisch ongunstige tijden kunnen de werkgever
en de werknemer samenspannen om de betreffende
overtollige werknemer arbeidsongeschikt of ziek te
verklaren of om deze in een VUT-regeling te plaatsen2.

Omslag en conjunctuurrisico
De bestaande Werkloosheidsverzekering is gefinancierd op basis van het omslagstelsel. De financiers
van deze verzekering, de werknemers en de werkgevers, zijn daardoor onderhevig aan conjunctuurrisico.
Onder conjunctuurrisico moet in dit verband worden verstaan de gevolgen van economische op- en
neergang voor het aantal uitkeringsgerechtigden en
premiebetalenden en daarmee voor de premielast.
Met name voor de werkloosheid is er een relatie te

* De auteur is werkzaam bij de sectie Economische wetenschappen van de Open Universiteit. Hij dankt P.H.A.M. Verhaegen, S. Duindam en H.W.G.M. Peer voor commentaar.
1. Vgl. B.M.S. van Praag en K.W.H. van Beek, Unemployment and the social security trap, in: C. de Neubourg (red.),
The an of full employment, North-Holland, Amsterdam,
1991.
2. Vgl. verschillende preadviezen in De toehomst van de wel-

vaartsstaat, Koninklijke Vereniging voor de Staathuishoudkunde, Stenfert Kroese, Leiden/Antwerpen, 1992.

Kapitaaldekklng versus omslag

51-59 60-69 70-79 80-89

Bij een vergelijking van de verschillen in premiedruk
tussen een (pensioen)verzekering gefinancierd door

een omslagstelsel dan wel door een kapitaaldekkingsstelsel wordt in de literatuur veelvuldig gebruik
gemaakt van de zogenaamde Aaron-conditie . Deze

brengt in een vergelijking de factoren bijeen die op
de lange termijn de verschillen veroorzaken in premiedruk tussen omslag- en kapitaaldekking. Deze
factoren zijn: de rentevoet (r), de groeivoet van de
verzekerde (beroeps)bevolking (n) en de groeivoet

van het (loon)inkomen (m). In zijn vereenvoudigde

GS

1. Kap.marktrente (reeel)

1,1
4,9
1,3
3. Bevolktngsgroei
4. Aaron-conditie (1-2-3) -5,2
5. Beschikbare rente (1-2) -3,8
2. Loonstijging (reeel)

1,6
5,9
1,3
-5,7
-4,3

1,0
4,4
0,8
-4,2
-3,4

5,4
0,2
0,6
4,6
5,2

3,3
1,6
0,7
1,0
1,7

1991-2015
BG EUR
4,5
2,4
0,6
1,5
2,1

4,2
2,2

0,6
1,4
2,0

Bron: H.P. van Dalen, De prijs van de AOW, ESB, II december 1991, biz.
1224-1227.
CPB, Nederland in drievoud, Een scenariostudie van de Nederlandse economic, 1990-2015, Den Haag, 1992.

vorm luidt de Aaronconditie dat de omslag- en kapi-

taaldekkingspremies even hoog zijn indien de be-

Toelichting

schikbare rente (r – m) gelijk is aan de groeivoet van

Bij loongerelateerde uitkeringen is de groeivoet van

de beroepsbevolking (n).

de verzekerde beroepsbevolking (n) te beschouwen
als het fendement van het omslagstelsel. Naarmate
(n) groter is, kan de som uitkeringen aan de inactieven omgeslagen worden over een grotere groep actieven, zodat de omslagpremie lager kan zijn. Bij kapitaaldekking dient met de rente op de belegde
premiesom (r) allereerst de aangroei van het loon
(m) te worden verdiend. Het restant (r – m) is beschikbaar om de belegde premiesom in actuariele
zin te doen laten aangroeien.
Als het rendement van het kapitaaldekkingstelsel
(r – m) het rendement van het omslagstelsel (n) overtreft, zal de kapitaaldekkingspremie lager zijn dan
de omslagpremie, en omgekeerd.

Afleiding Aaronconditie
Stel dat op enig moment beslist moet worden of de
financiering van een op te zetten pensioenstelsel gebaseerd moet zijn op kapitaaldekking dan wel omslag. Eenvoudigheidshalve wordt uitgegaan van
twee perioden: in de eerste periode ti is men werkzaam en draagt men pensioenpremies af, in de tweede periode t2 is men gepensioneerd en ontvangt een
pensioenuitkering.
Het pensioen is een fractie u van het geldende
loon in de tweede periode. Het loon neemt toe met
de groeivoet m, zodat W2=(l+m)wi. De groeivoet
van de bevolking is n; het aantal actieven in de tweede periode is dan ook een fractie (1+n) groter dan
het aantal actieven van de vorige periode dat gelijkgesteld wordt met het aantal inactieven in 12. Derhalve: N2 =(l+n)Ni.
Bij financiering door kapitaaldekking moet in de

eerste periode door de dan actieven NI een premiesom pNviNi ingelegd worden ter grootte van de con-

tante waarde van de aan hen uit te keren pensioenen in de volgende periode. Hierbij staat p voor de
kapitaaldekkingspremie. De premiesom kan belegd
worden tegen de marktrentevoet r, derhalve:
(1+r) = uw2Ni

Hieruit is een uitdrukking voor de kapitaaldekkingspremie vast te stellen, namelijk:

– u (1+m) / (1+r)

(1)

Bij financiering door omslag wordt het totaal van
pensioenuitkeringen in de tweede periode uw2Ni
omgeslagen over de dan actieven N2. Als p° staat
voor de omslagpremie, kan dit uitgedrukt worden

Ontwikkeling in de tijd
Aan de recente CPB-studie Nederland in drievoud
zijn voor de toekomstige ontwikkeling van de Aaronconditie de relevante gegevens ontleend . De drie
onderscheiden scenario’s ‘Global Shift’, ‘Balanced
Growth’ en ‘European Renaissance’ zijn opgesteld
voor de periode 1991-2015. Uit label 1 is op te maken dat voor elk van deze drie scenario’s het verschil tussen de beschikbare rente (r – m) en de bevolkingsgroei (n) positief is en ruim 1% bedraagt. Op
grond van de CPB-projecties is derhalve te verwachten dat voor de komende decennia de condities voor
financiering op basis van kapitaaldekking gunstiger
zijn dan voor omslag.

Financiering aanvullende pensioenen
In Nederland neemt het overgrote deel van de werk-

nemers deel aan een collectieve aanvullende pensioenregeling. De financiering van het aanvullende traject vindt plaats op basis van kapitaaldekking. Hierbij spaart elke generatie (leeftijdscohort) via prernie-

als p°W2N2 – uw2Ni. Hieruit volgt:
(2)

Uit de gelijkstelling van (1) en (2) kan de gezochte

uitdrukking voor de Aaron-conditie worden bepaald
pk = p°

als

bij benadering, als

ESB 14-4-1993

(l+r)/(l+m) = (1+n)
Cr – m) = n

(3) of,
(30

3. HJ. Aaron, The social insurance paradox, Canadian
Journal of Economics and Political Science, 1966.
4. In het algemeen bestaat de verwachting dat het niveau
van de reele rente in de komende decennia relatief hoog
zal blijven vanwege globale kapitaalschaarste, mede door
de vergrijzing en de toenemende kapitaalvraag vanuit de
zich industraliserende landen in onder meer Oost-Europa.
De reele loonstijging van de bedrijven zal meer dan voorheen gerelateerd zijn aan de arbeidsproduktiviteitsstijging
van bedrijven. De beroepsbevolking zal licht toenemen.

Tabel 1. Rente
en groeivoeten in Nederland 1951-2015

inleg en rente-aangroei zelf het benodigde vermogen voor diens aanvullende uitkering bijeen.

Financieel risico
Het conjunctuurrisico speelt bij de aanvullende pensioenverzekering geen rol. Immers, de omvang van
het beroep is bepaald door de pensioengerechtigde
leeftijd en sterftetabellen. Bij kapitaaldekking is wel
het financiele risico van grote betekenis. Onder het
financigle risico is te verstaan de onzekerheid over
de feitelijke grootte van de rekenrente, dat wil zeggen de rente die ex ante gebruikt wordt bij het contant maken van de toekomstige aanspraken. Bij de
aanvullende pensioenaanspraken is de rekenrente
gelijk aan de te verwachten beschikbare rente: het
saldo van beleggingsrendement minus de loonstijging, ofwel (r – m).
In label 1 is de ontwikkeling van de beschikbare
rente per tijdperiode af te lezen. De uitkomsten per
jaar lopen uiteen van -11,7% in 1964 tot + 8,9% in
1981. Voor de komende decennia is een gemiddelde
beschikbare rente van rond de 2% te verwachten.

Intergenerationele financiering
De onvoorspelbaarheid van de toekomstige loon- en
renteontwikkeling in combinatie met de toezegging
van indexatie van ingegane pensioenen leidt er toe
dat equivalentie tussen premie-afdracht en contante
waarde van de pensioenuitkering per generatie moeilijk is te realiseren. Hierdoor zullen er binnen het
pensioenfonds inkomensoverdrachten optreden tussen de verschillende deelnemende generaties.
Dank zij deze intergenerationele financiering is
het echter wel mogelijk het financiele risico, dat besloten ligt in de financiering van aanvullende pensioenen door middel van kapitaaldekking, te verevenen door de tijd. Intergenerationele financiering
verschaft hiermee ook de ruimte voor Nederlandse
pensioenfondsen om de voorkeur voor premiestabiliteit te realiseren5.

Kapitaaldekking
Er is goede reden om de werkloosheidsverzekering
te baseren op kapitaaldekking. In de jaren waarin

men werkzaam is kan men immers een kapitaal vormen voor de onverhoopte omstandigheid dat men
werkloos wordt.
Het is in dit verband van belang zich te realiseren dat de uitkeringen van een verzekering bepaald
zijn door de rechten: welke financieringsmethodiek
(omslag of kapitaaldekking of een variant) men ook
hanteert, de hoogte van de uitkering ligt vast met de
verkregen rechten. Wel is de financieringswijze van
invloed op de premiekosten, zoals we reeds zagen
bij de uiteenzetting van de Aaron-conditie.
Met hulp van een collectieve verzekering kan het
risico om werkloos te worden collectief gedragen
worden. Voor het individu is de onzekerheid over
moment en duur van een eventuele werkloosheidsuitkering groot; voor een collectiviteit is de onzekerheid over dergelijke factoren veel minder groot en
het is zelfs mogelijk dat er een regelmaat in te onderkennen valt.

In het onderstaande worden een tweetal invullingen van een werkloosheidsverzekering op basis van
kapitaaldekking verkend die in de realiteit inzetbaar
kunnen zijn. We beperken ons tot de wijze waarop

de premie vastgesteld kan worden en nemen daarbij
aan dat het werkloosheidsfonds premiestabiliteit nastreeft en tekorten of overschotten van tijdelijke aard
in het fondsvermogen accepteert. Gewijzigde inzichten en verwachtingen leiden uiteraard tot een structurele aanpassing in de premie.

Twee varianten
Bij de financiering door kapitaaldekking kan men er

voor kiezen het bestaande stelsel van uitkeringsrechten te handhaven. De huidige werkloosheidsverzekering koppelt de duur van de aan het loon gerelateerde uitkering aan het totale arbeidsverleden, dat ten
dele bepaald is door het feitelijke arbeidsverleden
en ten dele door de leeftijd van de betrokkene. De
uitkeringsduur wordt dan langer wanneer het tijdstip
waarop de betrokken verzekerde een werkloosheidsuitkering ontvangt verder in de toekomst ligt. Immers, de duur van de uitkering neemt toe met de
leeftijd van de verzekerde als ook met het aantal jaren van premie-afdracht.
De verzekering op basis van kapitaaldekking kan
ook vormgegeven worden door aan te sluiten bij het
equivalentiebeginsel. Dit kan worden uitgewerkt in
een ministelsel met aanvullende verzekering. In dat
geval krijgt de verzekerde bij werkloosheid gedurende enige tijd een aanvullende uitkering, waarbij de
uitkeringsduur proportioned is gerelateerd aan de
verworven rechten (opbouwstelsel): voor elk jaar
dat men een werkloosheidspremie heeft afgedragen,
verkrijgt men een recht op een aanvullende werkloosheidsuitkering van b jaar (waarbij 0
Premiestelling
Voor welk uitkeringsstelsel men ook opteert, steeds
dient te gelden dat de premiesom per jaar gelijk
dient te zijn aan de contante waarde van de in dat
jaar verworven aanspraken. In elk jaar dienen de
dan actieven Lo (alle werknemers tussen de 25 en 64
jaar) een premiesom in te leggen ter grootte van de
contante waarde van de stroom toekomstige werkloosheidsuitkeringen die naar verwachting aan hen
zal worden betaald. De uitkering in t is een fractie
(u) van het dan geldende loon (wD- Het fonds veronderstelt dat de gemiddelde groeivoet van de lonen
door de tijd gelijk is aan (m), zodat Wt – (l+m)wt-i.
Aan de hand van een schatting van de ontwikkeling door de tijd van het aantal individuen dat een
werkloosheidsuitkering zal gaan ontvangen (atL0)
alsmede de gemiddelde uitkeringsduur (bt), kan bepaald worden wat de werkloosheidspremie (p*â„¢) in
jaar t – 0 dient te zijn .
5. Vergelijk verschillende bijdragen in C. Petersen (red.),
Pensioenen: uitkeringen, financiering en beleggingen,
Stenfert Kroese, Leiden/Antwerpen, 1990.
6. Voor een uitwerking van de werkloosheidsontwikkeling
van een representatief cohort actieven, vergelijk E. Ponds,
Financiering collectieve werknemersverzekeringen door kapitaaldekking, Open Universiteit, mimeo, EW 9303, 1993.

Figuur 1. Relatieve aandeel werklozen met ww-uit-

40

p*â„¢* w0Lo – u £ (btWtatLo )/(! + r)1

(4)

kering in de beroepsbevoUUng versus bescbikbare
rente (r-m)”

Hieruit resulteert als uitdrukking voor de premie pw
40

~~

(1+r)’

(5)

De premiestelling is gebaseerd op veronderstellingen ten aanzien van de gemiddelde groeivoet van
het loon (m), het gemiddelde beleggingsrendement
(r), de duur van het beroep (bt) als ook het beroep
dat op een werkloosheiduitkering wordt gedaan als
fractie van de beroepsbevolking (at). Regelmatig
dient te worden bezien in hoeverre de feitelijke ontwikkelingen van deze grootheden hieraan beantwoorden. Als de feitelijke ontwikkelingen meer dan
tijdelijk afwijken van de veronderstellingen hieraangaande, waardoor het werkloosheidsfonds met een
structured overschot of tekort kampt, dient de premie aangepast te worden aan de veranderde omstan-

a. Regressielijn: a^” – 0,09 (r-m) * M4

(5,68)

R2 -•» 0,53 –

1956-198C

werkloosheidsverzekering op basis van kapitaaldekking, fondsuitputting als gevolg van relatief omvangrijke uitkeringen (ten dele of meer dan) gecompenseerd zou zijn door relatief hoge beleggingsopbrengsten. Omgekeerd is de tijd waarin de werkloosheid
gering was, samengegaan met een tegenvallende beschikbare rente.

digheden en inzichten.

Tot slot
Diversificatie van risico’s
De verzekering impliceert solidariteit tussen actieven
op een wijze analoog aan de solidariteit die voort-

vloeit uit de intergenerationele financiering van de
aanvullende pensioenen. Het fonds is daardoor in
staat een constante premie in de tijd te handhaven
en aldus diversificatie van het conjunctuurrisico en
het financieel risico te realiseren. Dit is als volgt toe
te lichten.
Algemeen gesteld zal gelden dat diversificatie
van financieel en conjunctuurrisico zal optreden
wanneer er tussen het beroep op een werkloosheidsuitkering (at) enerzijds en de beschikbare rente (r-m)
anderzijds sprake is van een positief verband. Nu is
het zo dat de loonstijging (m) over het algemeen gerelateerd is aan de ontwikkeling van de arbeidsproduktiviteit en de krapte op de arbeidsmarkt. Een gun-

Indien de werkloosheidsverzekering door een stelsel
van kapitaaldekking wordt gefinancierd, kan de premie door de tijd heen constant gehouden worden
aangezien diversificatie van het financiele en het
conjunctuurrisico over de generaties heen kan plaatsvinden. De problematiek van de sociale zekerheidsval doet zich in beginsel dan ook niet voor. Tijdelijke afwijkingen van de relevante variabelen van hun
trendwaarden kunnen opgevangen worden door het
fondsvermogen en hoeven niet te leiden tot een aanpassing van de premie. Naast premiestabiliteit is een
belangrijk voordeel verder dat in de komende decennia naar verwachting de kapitaaldekkingspremie lager zal zijn dan de omslagpremie.

Een eventuele overgang in de financieringswijze

stige conjunctuur met relatief weinig werkloosheid

van werknemersverzekeringen van omslag naar kapitaaldekking levert naast de bovenvermelde voordelen ook problemen op. Allereerst valt te wijzen op

(lage at) gaat dan samen met een tegenvallende beschikbare rente (r-m) en omgekeerd. Het effect op
het fondsvermogen bij het zich voordoen van de

van de onzekerheid over de toekomstige ontwikkeling van de premiebepalende factoren in combinatie

goede kans van het ene risico compenseert dan het

effect bij het optreden van de kwade kans bij het andere risico.

Toetsing diversiflcatie-effect
Voor de periode 1956-1987 is de samenhang tussen
beide soorten risico’s nagegaan door middel van regressie-analyse, zie figuur 1. Het conjunctuurrisico is
gerepresenteerd met de ontwikkeling van het relatieve aandeel in de beroepsbevolking van de werklo-

zen met een werkloosheidsuitkering. De ontwikkeling in de tijd van de beschikbare rente (r-m) vertegenwoordigt het financiele risico.
De figuur laat zien dat in de periode 1956-1986
het beschreven diversificatie-effect zich inderdaad
heeft voorgedaan. Dit betekent dat indien in de afgelopen decennia sprake zou zijn geweest van een

ESB 14-4-1993

het probleem van de juiste premiestelling als gevolg
met de lange duur van de verzekeringsperiode.
Een ander probleemveld kan zijn dat het bestaan-

de stelsel van uitkeringsrechten wel goed past bij
een omslagstelsel maar niet bij kapitaaldekking. De
transitie in financieringswijze kan daardoor eventueel een aanpassing van uitkeringsrechten inhouden.

Een derde probleem bij vervanging van een omslagstelsel door een kapitaaldekkingsstelsel betreft
het feit dat men gedurende enige tijd zowel premie
dient te betalen voor de lopende uitkeringen binnen
het omslagstelsel als voor de toekomstige uitkeringen van het kapitaaldekkingsstelsel. De bovenstaande voordelen van financiering door kapitaaldekking
dienen dan ook te worden gezet tegenover het tijdelijke nadeel van een dubbele premie.
Eduard Ponds

-r

Auteur