Ga direct naar de content

De toekomst volgens Attali

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: februari 18 1993

De toekomst volgens Attali
Jacques Atta/i, Millennium: naar een nieuwe wereldorde, Uitgeverij
Kosmos, Utrecht/Antwerpen, 1992.
Met het naderen van het derde millennium, het ‘fin de siècle’, de val
van de Berlijnse muur en de dreiging van mondiale milieuvraagstukken, blijft de toekomst een studie-onderwerp met grote aantrekkingskracht. Het meest recente voorbeeld
is Paul Kennedy’s nieuwe boek “Preparing for the Twenty-First century”.
Vorig jaar heeft ook het Centraal
Planbureau een langetermijn-studie
gepubliceerd, terwijl naar verluidt
de Europese Gemeenschap binnenkort met een eigen studie op dit terrein komt, waaraan vanuit Nederland door de WRRis meegewerkt.
Ook Jacques Attali, voormalig adviseur van president Mitterrand en momenteel president van de Europese
Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling, heeft in Lignes d’borizon zijn
toekomstvisie uiteengezet. In 1992 is
dit boek onder de titel Millennium:
naar een nieuwe wereldorde in Nederlandse vertaling beschikbaar gekomenl. Voor de Nederlandse publieke
opinie, die zo sterk georiënteerd is
op de Angelsaksische denkwereld,
biedt dit boekje een goede gelegenheid kennis te nemen van het Franse
denken op dit gebied.

Theoretisch

kader

Het theoretisch kader dat Attali in
dit boekje hanteert, is een ‘opkomsten-ondergang’-theorie, waarbij hij
zich baseert op Franse en Amerikaanse historici en sociale wetenschappers als Fernand Braudel,
Immanuel Wallerstein en Paul Kennedy. De kapitalistische ontwikkeling kenmerkt zich door elkaar opvolgende marktstelsels. Elk van die
marktstelsels – acht sinds 1300kenmerkt zich door een technologie, een (stedelijk) centrum met een
elite (Amsterdam 1650, Londen
17S0, New York 1930), en een periferie die door het centrum wordt overheerst. Elk marktstelsel kenmerkt
zich door een stabiele periode met

daaromheen, bij de opkomst en bij
de ondergang van een stelsel, perioden van chaos en crisis.
Volgens Attali’s uiteenzetting komt
een centrum onder druk te staan als
gevolg van winsterosie, die uiteindelijk leidt tot schuldaccumulatie en
schuldencrisis. De winsterosie hangt
weer samen met militaire ‘overstretch’ en sterk oplopende kosten
van dienstensectoren. Attali wijst in
dit verband op de achterblijvende
produktiviteitsgroei van dienstensectoren ten opzichte van de industrie.
Alleen nieuwe technologische doorbraken die diensten vervangen door
produkten, kunnen het groeiproces
nieuwe, winstgenererende impulsen
geven. De geschiedenis wijst dan uit
dat die nieuwe technologieën samengaan met de opkomst van een nieuw
centrum.

Strijd om de heerschappij
Attali schetst vervolgens een sterktezwakte analyse van de drie belangrijkste regio’s in de wereldeconomie: de Verenigde Staten, het
domein van de Stille Oceaan, met
name Japan en een aantal dynamische Aziatische economieën, en
West-Europa. Zijn conclusie is dat
we momenteel de ondergang van
het achtste marktstelsel aanschouwen, waarvan de VS het centrum
vormde. Alleen door “herculische
inzet van nationale wilskracht” zou
Amerika zijn huidige positie kunnen
handhaven. Volgens Attali zal de
hiervoor vereiste inzet moeizaam
zijn en in feite gaat hij er in Millennium vanuit dat het niet gebeurt. Japan en Europa zijn de kandidaten
om de toppositie van de VS over te
nemen. De strijd om die positie zal
veel spanningen genereren en Attali
sluit niet uit dat die strijd uiteindelijk
onbeslist blijft.
Deze conclusie is gebaseerd op
een zeer traditionele analyse van de
VS, met als bekende zwakke punten

de lage spaarquote, de verwaarloosde infrastructuur, de grote buitenlandse schuld, de korte-termijnoriëntatie
en de zwakke produktiviteitsgroei2.
Sterke punten blijven onvermeld. Bij
Japan zien we het omgekeerde: veel
aandacht voor de sterke punten,
waarvan als belangrijkste worden genoemd: de hoge spaarquote, de innovatiegerichtheid, de lange-termijnoriëntatie en de bereidheid hard te
werken. De economische analyse
van de positie van West-Europa richt
zich vooral op de mogelijkheid van
nieuwe verdeeldheid, de problemen
om West- en Centraal-Europa te integreren en de vraag waar binnen Europa het centrum van economische
activiteit zal komen te liggen. Een
systematische economische analyse
van Europa’s sterke en zwakke punten ontbreekt.
Verliezers
Attali analyseert ook de ontwikkelingskansen van de armere regio’s.
Zijn conclusie is somber. Met uitzondering van een aantal dynamische
Aziatische economieën zijn de ontwikkelingslanden de verliezers van
het Millennium. Afrika wordt als gedoemd werelddeel omschreven. De
positie van Latijns-Amerika is weinig
rooskleurig. Alleen Mexico en Venezuela zouden dank zij de olie en
met veel geluk “kunnen ontsnappen
aan het afglijden van het zuidelijke
continent naar een dodelijke armoede” (blz. 73-74). Ook over China,
India en het Midden-Oosten is Attali
niet erg optimistisch. Alleen als er
een wonder gebeurt zullen deze gebieden volledig opgenomen worden
in de wereldeconomie.
De analyse van de regio’s van de
wereldeconomie sluit af met enerzijds een sombere beschouwing over
de politieke en economische spanningen als gevolg van de macht tussen de twee opkomende sferen en
de Verenigde Staten en anderzijds
een nog somberder visie op de politieke en economische strijd tussen
het rijke Noorden en het arme Zuiden. Korte, maar bloedige oorlogen
zijn niet alleen mogelijk, “misschien
zelfs waarschijnlijk” (blz. 70).

1. Oorspronkelijke titel Lignes d’borizon,
Librairie Arthème Fayard, Paris, 1990.
2. Vergelijk Lester C. Thurow, Tbe ZeroSum So/u/ion, Simon and Schuster, New
York,1985.

Maar er zijn ook nog andere transmissiemechanismen van de spanning
tussen rijk en arm: migratie. In de periferie zullen miljoenen proberen te
ontsnappen aan de armoede; ze zullen nomaden worden, “op zoek naar
enkele druppels van wat wij hebben
in Los Angeles, Berlijn of Parijs”. Dit
zal leiden tot het optrekken van nieuwe muren in een poging van de rijke
elites om hun rijkdom en interne stabiliteit te beschermen. Frustraties van
de perifere regio’s over hun positie
en over hun onvermogen om hier
verandering in te brengen kunnen,
behalve tot migratie, ook aanzetten
tot fundamentalisme en terrorisme.
Ook hier eindigt Attali somber, haast
apocalyptisch: “De verliezers zullen
een onvoorstelbare factor talrijker
zijn dan de winnaars. Ze zullen snakken naar een kans fatsoenlijk te kunnen leven en die kans wordt hun
waarschijnlijk onthouden. Ze zullen
zich ingesloten voelen, verstikt door
vervuiling, genegeerd door onverschilligheid. Vergeleken daarmee zullen de gruwelen van de twintigste
eeuw in het niet verzinken” (blz. 84).

Techniek en milieu
Attali rekent ook de aarde tot de verliezers van het Millennium. Hij biedt
een overzicht van de belangrijkste
problemen: uitputting van grondstoffen, afval, verlies van biodiversiteit,
broeikaseffect, verzuring. Als belangrijkste oorzaak van de milieuproblematiek ziet hij de onbeteugelde werking van de markt met daarachter de
dwang van mensen alles te willen
bezitten. In rijke centra komt, onder
invloed van de milieubeweging, de
bestrijding van milieuvervuiling al
op gang. Op mondiaal niveau staan
belangenconflicten tussen Noord en
Zuid aanpak van de problemen in
de weg.
In scherp contrast daarmee staat
Attali’s optimisme op technologisch
gebied. De mensheid staat volgens
hem aan het begin van een hyperindustrieel tijdperk, vooral gebaseerd
op de informatietechnologie. Nieuwe
kleine, draagbare produkten zullen
“individuen een nooit eerder gekende macht verschaffen, terwijl ze de
traditionele banden vernietigen met
land, gemeenschap en gezin” (blz.
85). Attali noemt ze daarom nomadische voorwerpen. Deze nieuwe technologie kan de basis vormen voor
jaren van economische expansie.

ESB 17-2-1993

Communicatie, onderwijs en gezondheidszorg zullen daarbij de sleutelsectoren zijn.

kwaliteit van zijn argumentatie en
niet zozeer om de vraag of we het al
dan niet eens zijn met Attali’s opvattingen.

Toekomstige wereldorde
Theoretisch kader
Een uitweg uit de hiervoor geschetste gevaren en problemen verwacht
Attali van de instelling van een ware
politieke wereldmacht, dat wil zeggen een wereldregering waaraan
nationale staten hun soevereiniteit
overdragen. Deze democratisch gekozen wereldregering zou de mondiale uitdagingen op het gebied van
milieu, voedsel, bewapening, genetische manipulatie en dergelijke het
hoofd moeten bieden. De mensheid
zal hiertoe gebracht moeten worden
door erkenning van het rentmeesterschap van de mens over de aarde en
door intoming van materiële verlangens. In dit verband spreekt hij over
een “sacraal convenant tussen de
mens en de natuur”.
Voor de nationale autoriteiten blijven er op economisch gebied echter
nog vele taken over. In Attali’s visie
gaat het daarbij vooral om het creeren van welvaartsnetwerken als onderwijs en infrastructuur, want ‘alle
landen die willen slagen zullen verandering moeten verwelkomen, schepping tot een essentiële ambitie maken, uitvindingen een vereiste,
innovatie een noodzaak’.

Beoordeling
Millennium is duidelijk een boek
met een zelfde oogmerk als andere
lange termijnstudies: het uitlokken
van discussie over lange-termijnvraagstukken, de heroverweging
van gevestigde opinies. Het boek is
vlot geschreven, toegankelijk, soms
ook zeer beeldend, zij het in een
nogal hoogdravende stijl; het biedt
in kort bestek veel informatie en
geeft een echte visie. Vooral de aangrijpende beelden die Attali schetst
over de armen en nomaden van het
Zuiden zetten, hoewel niet origineel, opnieuw aan tot nadenken.
Hoe beoordeel je nu een dergelijk
boek? In principe zijn er vele criteria
mogelijk. Het criterium waarvoor
hier gekozen is, is sterk methodologisch: wat voor analytisch kader
wordt gehanteerd, hoe past Attali dat
kader toe, hoe gaat hij om met onzekerheid, hoe sluiten de strategische
implicaties aan bij zijn toekomstbeeld? Het gaat dus vooral om de

Onduidelijk

Een eerste punt van kritiek betreft
het gehanteerde theoretische kader,
de opkomst-en-ondergang theorie
gecombineerd met centrum-periferietheorieën. Zoals Attali dit verwoordt,
schiet dit kader naar mijn mening tekort. Nu zal dit, zolang consensus
over een totaaltheorie van het economische ontwikkelingsproces ontbreekt, tot op zekere hoogte altijd
wel het geval zijn. Bovendien is Millennium bedoeld voor een breed publiek. Maar zelfs als we hier rekening mee houden, kenmerkt Attali’s
kader zich in ieder geval door grote
onduidelijkheid. E~n voorbeeld:
winsterosie bij oplopende kosten
treedt alleen op als de kosten niet
doorberekend kunnen worden. Dat
gebeurt alleen als de marktpositie
van de elite erodeert door binnenlandse (overheid, arbeid) of door
buitenlandse factoren (nieuwe concurrentie, opkomst van achterland
of periferie). Attali zegt hier niets
over. Zelfs in een zeer beknopte
tekst, zou over dergelijke essentiële
punten toch enige duidelijkheid
moeten worden gegeven. Ook blijft
onduidelijk waarom militaire ‘overstretch’ onvermij- delijk is voor een
centrum.
Onvolledig

Zelfs als de onduidelijkheid alleen
een presentatiekwestie zou blijken
te zijn, blijft het twijfelachtig of dit
kader wel een sluitende verklaring
kan bieden voor Amerika’s teruggang. Winsterosie is in de VS nauwelijks waarneembaar in de afgelopen
decennia; de groei van de dienstensector (gemeten als toename van het
dienstenaandeel in het bnp) is in de
VS veel geringer dan in andere industrielanden. En de defensie-uitgaven in de VS zijn in de jaren tachtig
wel fors gestegen, maar een stijging
van hooguit 1%-punt bbp tussen
1980 en 1990 is weinig aannemelijk
ter verklaring van een eventuele
neergang van de Amerikaanse economie. De buitenlandse schuld, ten
slotte, hangt vooral samen met de
geringe bereidheid in Amerika belastingen te betalen. Op een aantal pun-

ten (winsterosie, groei collectieve en
andere diensten) kan zelfs de stelling worden verdedigd dat Attali’s
verhaal beter toepasbaar is op de
West-Europese ontwikkeling. Zoals
eerder opgemerkt gaat Attali hier
geheel aan voorbij.
Kortom, Attali’s kader lijkt niet alleen onduidelijk, maar ook inadequaat om de problemen van Amerika’s vermeende neergang te begrijpen. Het lijkt erop dat Attali dit probleem heeft onderkend, omdat hij
bij de concrete analyse van sterkten
en zwakten niet zijn eigen criteria
gebruikt, maar o.a. die van Thurow
in het eerder vermelde boek.
Eenzijdig
Wat ten slotte nog opvalt bij de sterkte-zwakte analyse van de VS,Japan
en West-Europa is dat Attali zeer eenzijdig te werk gaat. De sterkte-zwakte analyse richt zich vooral op de
zwakke punten van de VS, de sterke
van Japan en heeft wat betreft WestEuropa nauwelijks een sterkte-zwakte analyse te bieden (geen woord bij
voorbeeld over de problemen van arbeidsmarkt en verzorgingsstaat).
Tegelijkertijd schetst hij de opkomst van nieuwe technologieën. In
combinatie past dit precies in zijn
‘opkomst -en-ondergang’ -perspectief
en leidt dit rechtstreeks naar zijn ene
toekomstscenario: de neergang van
de Verenigde Staten, de doorbraak
van een nieuwe technologie.
Nu miskent Attali de onzekerheden rondom een dergelijk scenario
zeker niet. Op veel plaatsen in het
boek komt dit naar voren, doordat
ferme uitspraken steevast worden
vergezeld door afzwakkende passages, die ook geheel andere ontwikkelingsrichtingen aangeven. Maar hierin gaat hij lang niet ver genoeg: op
majeure punten dienen mogelijk alternatieve ontwikkelingen tot alternatieve scenario’s uitgewerkt te worden.
Uiteindelijk heeft Attali zichzelf te
veel in het keurslijf van het ‘rise and
fall’-kader geperst. Zijn analyse heeft
daardoor een te eenzijdig karakter
gekregen, waardoor afbreuk wordt
gedaan aan één van de hoofddoelstellingen van langetermijn-analyses:
het in discussie brengen en heroverwegen van gevestigde opinies. Uiteraard zou dit ook moeten gelden voor
de opvattingen van Attali zèlf. Ook
wat dat betreft wordt in Millennium
een alternatief scenario, bij voorbeeld een vernieuwing van de Ameri-

kaanse economie met daartegenover
een terugval van Europa en! of een
economische doorbraak in China of
India, node gemist.

Technologie versus milieu
Een volgend punt van kritiek betreft
het scherpe contrast tussen enerzijds
het technologisch optimisme, uitmondend in de wel zeer vrijmoedige, science-fictionachtige beschouwingen over de nomadische cultuur,
en anderzijds het uitgesproken pessimisme over de milieuproblematiek,
met name over de huidige stand van
de technologie op dit gebied, die in
combinatie met groei tot steeds
meer vervuiling zal leiden. Het
vormt niet alleen een merkwaardig,
niet toegelicht contrast, maar volgens CPB-inzichten is Attali’s visie
op milieu-technologie ook onjuist.
Erkenning van de technologische
mogelijkheden op milieugebied impliceert echter niet vanzelfsprekend
milieu-optimisme zoals drie van de
vier CPB-scenario’s illustreren. Het
helpt echter wel om de echte knelpunten voor een duurzame ontwikkeling, die naar onze mening vooral
op institutioneel terrein en het vlak
van de internationale samenwerking
liggen, helder in beeld te brengen.
Bij Attali blijft op dit punt veel onduidelijkheid bestaan.
Wat verder opvalt is dat Attali milieuproblemen uitsluitend ziet als gevolg van de ongebreidelde werking
van hebzucht en vrije markt. Hier
wordt voorbijgegaan aan de ervaringen van de centraal geleide stelsels
van Centraal- en Oost-Europa.

Strategische implicaties?
Een laatste punt van kritiek betreft
de strategische implicaties die Attali
aan zijn toekomstbeeld verbindt.
Enerzijds bepleit Attali op nationaal
niveau de creatie van op economische expansie gerichte ‘welvaartsnetwerken’ om vooraan te blijven in de
race om macht en welvaart. Anderzijds bepleit hij op mondiaal niveau
juist intoming van materiële verlangens, op straffe van uitputting en
vervuiling van de aarde. Hoe beide
aanbevelingen met elkaar in overeenstemming kunnen worden gebracht en wat voor operationele beleidsstrategie bij voorbeeld Europa
zou moeten volgen, komt in Millennium echter niet aan de orde.

In plaats daarvan sluit het boek af
met een oproep om via de instelling
van een nieuwe wereldautoriteit, een
sacraal convenant af te sluiten tussen
mens en natuur zodat de aarde blijft
bestaan. Terwijl in de rest van het
boek alles om economische en politieke machtsstrijd draait, wordt hier
uit een ander vaatje getapt. Opeens
wordt het sacrale naar voren gehaald
en afgezet tegen het Darwinisme, dat
het toekomstbeeld in de rest van Millennium domineert. Niettemin acht
Attali het in principe mogelijk dat
zijn oproep wordt gevolgd: een bekering vergelijkbaar met die van Saulus
tot Paulus.
In feite stap je daarmee echter in
een heel andere, veel coöperatievere, wereld. Dit suggereert opnieuw
dat het zinvol is verschillende scenario’s te ontwikkelen. Het leidt ook
tot vragen als: hoe zou die omslag
van politieke strijd naar coöperatie
zich kunnen voltrekken en hoe zou
de wereldeconomie zich dan verder
kunnen ontwikkelen? Aandacht hiervoor zou Attali’s analyse een veel
operationeler karakter hebben gegeven. In het verlengde daarvan is er
tenslotte nog de vraag of in Attali’s visie een scenario met duurzame groei
nog tot de mogelijkheden behoort of
dat ecologische rampen alleen te vermijden zijn bij een nulgroei of zelfs
een daling van het nationaal inkomen in de rijke landen, zoals voorgestaan door onder anderen Herman
Daly, H.M. de Lange en B. Goudzwaard.

Tot slot
Bezien vanuit methodologisch perspectief blijkt op Millennium dus
heel veel kritiek mogelijk en kan
een gevoel van teleurstelling niet
worden onderdrukt. Afsluitend merk
ik echter op dat kritiek op dit soort
studies, door de enorme breedte ervan, relatief eenvoudig is. Dat geldt
ook voor Millennium. Doelstelling
van deze studies is echter niet het
laatste woord te willen hebben. Integendeel, de bedoeling ervan is discussie en tegenspraak uit te lokken.
Daarin is Attali’s Millennium zeker
geslaagd.
André de Jong
De auteur is werkzaam bij de Afdeling
Lange Termijn van het Centraal Planbureau. Dit artikel is op persoonlijke titel
geschreven.

Auteur