Ga direct naar de content

De Nederlandse economen top-30

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: december 16 1992

iV etenschap

De Nederlandse economen
top-30
In de twaalfde Nederlandse economen top-30 is Tinbergen van de
eerste plaats verdrongen. Voor bet eerst komt er ook een vrouw in de
ranglijst voor.

Dit is de twaalfde aflevering van de
Nederlandse economen top-30, de
ranglijst van meest geciteerde Nederlandse economen. In 1981 is JJ. van
Duijn in ESB met deze lijst begonnen, later is het werk door anderen
van hem overgenomen. Het gaat in
de top-30 om citatie-analyse, dat wil
zeggen dat wordt geteld hoe vaak iemands wetenschappelijke werk door
vakgenoten wordt geciteerd in internationaal erkende tijdschriften. Hierbij kunnen allerlei soorten publikaties (boeken, tijdschriftartikelen,
congrespapers), verspreid over iemands gehele wetenschappelijke
loopbaan, citaties opleveren.
De citatie-analyse geeft geen beeld
van iemands wetenschappelijke produktie, maar van de mate waarin iemands werk door anderen het vermelden waard is geacht. Hoe de
geciteerde auteur wordt genoemd met grote waardering of diepe verachting – maakt voor de citatie-analyse niet uit; alleen het feit dat men
wordt genoemd telt.
Behalve ESB publiceert ook Interwedz’m’rjaarlijks een ranglijst van Nederlandse economen. In deze lijst
gaat het om de wetenschappelijke
produktie van Nederlandse economen. Hierbij wordt het aantal pagina’s geteld dat Nederlandse economen met een artikel in internationaal
erkende tijdschriften hebben weten
te veroveren. Daarbij vindt een weging plaats naar de status van het
tijdschrift; artikelen in toptijdschriften tellen zwaarder dan die in tijdschriften van minder allure. Tevens
vindt een correctie plaats voor de
omvang van de bladspiegel. De economen top-40, die meer dan tien
jaar in Intermediair is verschenen, is
dit jaar wegens tijdgebrek afgeslankt
tot een top-20, terwijl bovendien het
aantal meetellende tijdschriften sterk
is beperkt . De top-30 van ESB is, ondanks tijdgebrek, qua opzet niet gewijzigd.

ESB 16-12-1992

Methode
Zoals gezegd gaat het bij citatie-analyse om het aantal malen dat een auteur wordt geciteerd. De top-30
wordt samengesteld door alle citaties die iemand in de laatste vijf jaar
heeft gehaald bij elkaar op de tellen.
De bron waaraan het aantal waargenomen citaties wordt ontleend, is
de Social Sciences Citation Index
(SSCI). De SSCI brengt jaarlijks drie
dikke telefoonboeken uit, met alle citaties in circa 1500 gerenommeerde
internationale tijdschriften in de sociale wetenschappen. Per geciteerde
auteur wordt weergegeven naar welke artikelen of boeken is verwezen
en waar het citaat te vinden is. Van
de 1500 tijdschriften liggen er ongeveer 150 op het terrein van de economic. Daaronder bevinden zich drie
in Nederland uitgegeven tijdschriften: De Economist, het Tijdschrift
voor Economische en Sociale Geografie en de European Economic Review. ESB telt voor de SSCI niet mee
als bron van citaties, wel komt het af
en toe voor dat er naar artikelen in
ESB wordt verwezen. Uiteraard zijn
het dan meestal Nederlandse auteurs
die een ESBartikel aanhalen.
Bij het tellen van de citaten zijn er
enkele beperkingen. Verwijzingen
naar eigen werk, boekbesprekingen
en review-artikelen tellen niet mee.
Voorts tellen verwijzingen naar verschillende artikelen en/of boeken
van een auteur in dezelfde publikatie slechts als een citaat.
Het gaat in de top-30 om Nederlandse economen. Daarmee worden bedoeld economen van Nederlandse
origine die in Nederland werkzaam
zijn. Het laatste criterium is indertijd
door Van Duijn gei’ntroduceerd omdat werd aangenomen dat het voor
een in Nederland werkende Nederlandse econoom veel moeilijker zou
zijn om met een artikel in een meestal Brits of Amerikaans tijdschrift
door te dringen dan voor een Ameri-

kaanse econoom van Nederlandse afkomst. Daarnaast was een overweging dat reeds lang uit Nederland
vertrokken economen als Theil en
Houthakker, die in de VS furore hebben gemaakt, nauwelijks meer als
Nederlandse economen kunnen worden beschouwd.
Ook buitenlandse economen die in
Nederland werkzaam zijn, komen
niet in aanmerking voor een plaats
op de ranglijst. Dit betekent dat economen als Ellman en Frank uit Amsterdam, Maddison uit Groningen en
Paelinck uit Rotterdam, die zeker
een plaats op de lijst zouden verdienen, van mededinging zijn uitgesloten. Door het steeds internationaler
wordende karakter van de beoefening van de economische wetenschap is deze ‘nationalistische’ benadering moeilijker verdedigbaar
geworden. Terwille van de consistentie met eerdere lijsten is evenwel aan
de eis van Nederlanderschap vastgehouden.
Een ander belangrijk criterium is dat
het op de lijst moet gaan om economen. In de oorspronkelijke opzet
werd dat beperkt tot algemeen economen en econometristen; bedrijfseconomen bleven buiten beschouwing (Nederlandse bedrijfseconomen publiceerden trouwens ook
nauwelijks in de tijdschriften die in
de SSCI meetellen). Op bepaalde
deelgebieden, zoals de financieringstheorie en de economische organisatietheorie, zijn de algemene en de
bedrijfseconomie echter steeds meer
naar elkaar toegegroeid en is het traditionele onderscheid niet zinvol
meer. Om die reden werd enkele jaren geleden de Rotterdamse bedrijfseconoom Spronk (vakgroep Financiering en belegging) reeds tot de
lijst toegelaten. Er blijft echter een
element van willekeur in zitten dat
de ene groep economen wel en de
andere niet mag meedoen. Daarom
is besloten dat van nu af aan alle Nederlandse economen die tot de SSCI
zijn doorgedrongen, ongeacht of ze
nu bedrijfseconoom, algemeen econoom of wat voor econoom dan ook
zijn, voor een plaats in de top-30 in
aanmerking kunnen komen. Dit
heeft een zeer belangrijke consequentie voor de lijst, zoals hieronder
zal blijken.

1. P.R. van Ostende, Intermediair economen top-20, Intermediair, 11 december
1992, biz. 11.

1217

heeft hij zich op dit terrein grote Internationale faam verworven. Met
431 citaties staat hij eenzaam aan de

De top-30
Vanaf de eerste aflevering van de
top-30 heeft Tinbergen onbedreigd

rentie mijlenver achter zich, maar

nationale top (zie tabel 1).
Daarnaast is er een tweede, nieuwe
naam in de top van de ranglijst. Na
Tinbergen, op nummer twee, ver-

geleidelijk aan kropen de achtervolgers dichterbij. Vermoedelijk zou hij
binnen enkele jaren het lijstaanvoer-

schijnt daar S. van Wijnbergen. Van
Wijnbergen is een Nederlandse econoom die een jaar of tien geleden

derschap aan de jongere generatie

naar de Wereldbank is vertrokken en

hebben moeten overdragen. Echter
doordat nu alle soorten economen

daar met talrijke internationale publikaties naam heeft gemaakt. Onlangs
heeft hij zijn baan bij de Wereldbank

de lijst aangevoerd. Aanvankelijk liet
hij met ongeveer vijfmaal zoveel cita-

ties als de nummer twee de concur-

zich voor een plaats op de lijst kunnen kwalificeren, is er een nieuwe

ster aan het firmament verschenen,
die zelfs Tinbergen verdringt. Het is
de Limburgse econoom2 en organisatiedeskundige G. Hofstede, die is
verbonden aan de vakgroep Bedrijfseconomie van de Rijksuniversiteit
Limburg. Hofstede houdt zich bezig

met het onderzoek naar de invloed
van cultuur op het functioneren van
organisaties en economieen . Met
zijn boek Culture’s consequences; international differences in work-related values en vele verwante artikelen

echter verruild voor een leerstoel
aan de Universiteit van Amsterdam.
Met 178 citaties verzekert hij zich

van een stevige derde plaats.
Tegenover terugkeer van talent staat

G. Hofstede, de nieuwe nummer een

vertrek. De nummer twee van vorig

jaar, A.P. Barten, is na enkele jaren
het directeurschap te hebben bekleed van het CentER van de KU Brabant, weer full-time teruggekeerd
naar Leuven, waar hij sinds jaar en

De nummer vier van de lijst, P. Nijkamp, is een oude bekende. Afgezien van de twee jaar waarin Barten
hem verdrong, heeft hij altijd als
tweede achter Tinbergen gestaan.

dag aan de Katholieke Universiteit
doceert. Daarmee verdwijnt hij uit

Dat zou ook nu het geval zijn geweest als Hofstede en Van Wijnbergen niet als nieuwe namen in de lijst

de Nederlandse top-30.

waren verschenen.
De nummers vijf, zes en zeven, Magnus, Van Damme en Van der Ploeg,

Tabel 1. Top-30 1992 (citaties in de jaren 1987-1991)

Instelling

1.
2.

3.

4.
5.
7.
8.

9.
10.
11.

13.
14.
15.
18.
19.
20.
22.
23.
24.
26.
27.
28.

29.

(-)
(1)
(-)

(3)
(4)
(6)
(7)
(5)
(9)
(15)
(8)
(12)
(13)
(14)
(ID
(21)
(-)
(30)
(16)
(19)
(-)
(10)
(-)
(18)
(20)
(17)
(-)
(28)
(22)
(26)
(30)

G. Hofstede
RL
J. Tinbergen
emer.
S. van Wijnbergen
UvA
P. Nijkamp
VU
J.R. Magnus
KUB
E.E.C. van Damme
KUB
F. van der Ploeg
UvA
Robeco/UvA
J.J. van Duijn
B.M.S. van Praag
SEO
A. Kapteyn
KUB
J.F. Kiviet
UvA
J. Pelkmans
Euroscoop
W.F. van Raaij
EUR
T. Kloek
EUR
J.S. Cramer
UvA
W.P.M.M. van de Yen
EUR
A. Hagenaars
EUR
A.L. Bovenberg
KUB/EUR
L.H. Klaassen
emer.
CBS/VU
W.J. Keller
G. Ridder
VU
BuroBartels
C.P.A. Bartels
C.C.P. Wolff
RL
emer./RUG
J.Pen
A.H.G. Rinnooy Ran
VNO
L. van den Berg
EUR
P. Kooreman
LUW
J.G. Lambooij
UvA
P. Rietveld
VU
A. Knoester
KUN

S. Cnossen

a. Tussen haakjes de klassering vorig jaar.

1218

EUR

Citaties
431
230
178

115
71

71

62
59
58
52
48
48
46
43
37
37
37

36
35
34
34
31
29
27
27

Hoogste notering
1
1
3
2

4
5
7

3
3
5
8
11

9
6
4
15
15
19
5
19
21
7
24

3

24

18
13
28
27

23

9

23
23

26
29

26
25

(1992)
(1981-1991)
(1992)
(1981-1988)
(1991)
(1992)
(1991-1992)
(1986-1988)
(1984-1985)
(1988)

(1991)
(1992)
(1985-1986)
(1985)
(1981)
(1992)
(1992)
(1992)
(1981, 1983)
(1991)
(1992)
(1988, 1990)
(1992)
(1981-1983)
(1990)
(1990)
(1992)
(1981, 1990)
(1988)
(199D
(1988)

zijn typische vertegenwoordigers
van de groeiende groep relatief jonge economen die in het buitenland
carriere hebben gemaakt en daarna
naar Nederland zijn teruggekeerd.

Elk van hen heeft in het afgelopen
jaar weer meer punten verzameld
dan in het jaar ervoor.
De nummers acht en negen, Van

Duijn en Van Praag, behoren wetenschappelijk gezien tot de oudere generatie, die nog altijd geducht meetelt, maar toch langzaam wat terrein
verliest.
De snelste stijger van dit jaar is A.L.
Bovenberg, ook zo’n jonge econoom
die na een buitenlandse carriere (bij
het IMF) naar Nederland is teruggekeerd. Nadat hij vorig jaar op 30 de
ranglijst binnenkwam, rukt hij nu op
naar de negentiende plaats. Een ver-

dere stijging ligt in het verschiet. Bovenberg is zowel verbonden aan het
2. Hofstede is geen econoom in de zuivere betekenis van het woord (daarom is hij
in het verleden ook niet meegeteld). Hij
heeft werktuigbouwkunde gestudeerd in
Delft, is gepromoveerd op een onderwerp op het terrein van de organisatie-

psychologie en heeft zich daarna toegelegd op de vergelijkende studie van organisatieculturen.
3. Om een indruk te krijgen van het werk
van Hofstede, zie G. Hofstede en M.H.
Bond, Confucius en economische groei,
ESB. 7 februari 1990. biz. 128 e.v.

Tabel 2. De top-10 in 1991

Instelling
1. (-)G. Hofstede
2.
3.
4.
5.
6.

Cit.

RL

121

emer.

(1)J. Tinbergen
(-) S. van Wijnbergen
(3) P. Nijkamp
(-) B.M.S. van Praag
(4) E.E.C. van Damme

60
40
27
27

UvA
VU
SEO
KUB
KUB
UvA
KUB
EUR

7. (-) A. Kapteyn

8. (5) F. van der Ploeg
9. (6)J.R. Magnus
10.(-)T. Kloek
(-) W.F. van Raaij

EUR

23
23
19
17

15
15

CentER van de KU Brabant als aan
het twee jaar geleden opgerichte Onderzoeks Centrum voor Financieel-

Economisch Beleid (OCFEB) in Rotterdam.
Opvallend in de top-30 van dit jaar

is het grote aantal nieuwe binnenkomers. Naast Hofstede en Van Wijnbergen verschijnen Hagenaars, Ridder, Wolff en Kooreman voor het
eerst op de lijst. Van hen had Hagenaars al eerder een plaats op de lijst

verdiend; zij was echter nog niet als
top-econome ontdekt. Een excuus

krijgen en dus gewichtiger zijn dan citaties door landgenoten in een binnenlands tijdschrift. Dat zal wel zo
zijn, maar het blijkt dat de rangorde
op de lijst van internationale citaties
maar weinig afwijkt van de top-30

waarop alle citaties zijn meegeteld.

De top-10 in 1991
Zoals beschreven telt de top-30 citaties over een periode van vijf jaar.
Maar wie werden er in het afgelopen
jaar het meest geciteerd? De top-10
van meest geciteerde Nederlandse
economen in 1991 is weergegeven
in tabel 2. Opvallend genoeg staan
negen van de tien hoogst genoteerden in de top-30 over de afgelopen
vijf jaar ook in deze lijst. Er is dus
sprake van een grote continui’teit. Alleen Van Duijn valt buiten de boot;
voor hem ligt een verdere daling in
het verschiet.

Tipparade 1992
De tipparade is de top-10 over de
eerste acht maanden van 1992 (zie tabel 3). Het meest opmerkelijke is dat
Tinbergen flink terugvalt. Naast de
bekende koplopers zijn Bovenberg,

ke econoom die in het mannenbastion van top-economen doordringt.

een goed citatenjaar.

Pelkmans en Verhallen bezig aan

Dit is een felicitatie waard. Dat vele

Opvallende ontwikkelingen

zusters haar mogen volgen!

Vergelijkt men de resultaten van de
top-30 naar instelling, dan valt vooral de sterke positie van de Katholie-

staan uiteraard de namen van degenen die van de lijst zijn verdwenen.
Bomhoff, Fase, Linnemann, Bierens
(naar Dallas vertrokken) en Kooiman hebben het veld moeten ruimen voor nieuw talent.

ke Universiteit Brabant op. Op de
eerste lijst, elf jaar geleden, kwam
slechts een Tilburger voor (A.B.T.M.

van Schaik op nummer 30). Nu staan
er vijf op de lijst, waarvan drie bij de
eerste tien. Voor zijn transfer naar de

In tegenstelling tot voorgaande jaren

Universiteit van Amsterdam was ook

wordt er geen afzonderlijke lijst ge-

Van der Ploeg aan de KUB verbon-

presenteerd van internationale citataties in een buitenlands tijdschrift of
citaties door een buitenlander in een
Nederlands tijdschrift meegeteld. Het

den. De Brabantse opmars heeft direct te maken met de oprichting vier
jaar geleden van het CentER, het economische onderzoekscentrum van
de KUB. Het CentER is er in zeer kor-

idee hierachter was dat dergelijke internationale citaties moeilijker te ver-

te tijd in geslaagd uit te groeien tot
een ‘centre of excellence’ voor eco-

ties. Voor deze lijst werden alleen ci-

Tabel 3. Tipparade 1992

Instelling
1. G. Hofstede
2. P. Nijkamp VU
S. van Wijnbergen
4. J. Tinbergen
5. F. van der Ploeg

RL

Cit.
71

30

81

82

83

84

85

86

87

88

89

90

91

92

cennia zijn vele getalenteerde Nederlandse economen naar met name de
VS vertrokken om daar een reputatie
op te bouwen. Bekende voorbeelden hiervan zijn Theil, Houthakker,
Koopmans, Polak en Buiter. De laat-

ste jaren lijkt er echter een omgekeerde ontwikkeling op gang te zijn
gekomen: goede Nederlandse economen in het buitenland keren weer
naar hun vaderland terug. Voorbeel-

den hiervan zijn Magnus, Van Dam-

aan haar is op zijn plaats. Mevr. Hagenaars is tevens de eerste vrouwelij-

Tegenover de nieuwe binnenkomers

Figuur 1. Aantal benodigde citaties
voor een plaats in de top-30

nomisch onderzoek in Nederland.
Voor zover men het aantal citaties
mag beschouwen als maatstaf voor
wetenschappelijk succes, heeft het
CentER de succesformule zeer goed
weten te vinden.

me, Van der Ploeg, Kapteyn, Bovenberg en, als laatste maar niet de
minste, Van Wijnbergen die op 1 november jl. aan de UvA is begonnen.
Dit is een zeer verheugende ontwikkeling voor het niveau van de econo-

miebeoefening in Nederland.
De remigratie van getalenteerde Nederlandse economen brengt niet alleen het niveau van de economiebeoefening in Nederland omhoog,
maar jaagt ook het aantal citaties op
dat benodigd is om tot de gelederen
van de top-30-economen door te

dringen. Kon men in 1981 nog met
tien citaties volstaan om als nummer
30 achter de top-economen aan te
sluiten, thans zijn daarvoor 23 citaties noodzakelijk (zie figuur 1). Dat
kan natuurlijk liggen aan veranderde
citeer-gebruiken, aan een toename
van het aantal tijdschriften dat door
de SSCI wordt geteld of aan een explosieve groei van het aantal voetnoten daarin, maar het kan ook duiden
op de verbeterde kwaliteit van de
economiebeoefening in Nederland

dan wel aan een grotere internationale erkenning daarvan. Dat is goed
nieuws en een extra aansporing

voor al degenen die het ook dit jaar
net niet gehaald hebben.
L. van der Geest

Tegenover het succes van de Tilbur-

UvA

30

emer.
UvA

gers staat de teleurstellende score

27

van de Groningers. Nu onlangs Rid-

24

der naar de VU is vertrokken, blijft

6. A.L. Bovenberg

KUB/EUR

12

J. Pelkmans

Euroscoop

12

8. J.R.Magnus

KUB

11

drager in het Noorden achter.

E.E.C. van Damme
10.T.M.M. Verhallen

KUB
KUB

11
10

Hoofdredacteur van ESB en part-time ver-

bonden aan het Onderzoeks Centrum
voor Financieel-Economisch Beleid
(OCFEB) te Rotterdam. Met dank aan
M. Cirpici voor het samenstellen van de

van de laatste jaren is de ‘omgekeer-

de emeritus Pen als eenzame vlagge-

tabellen.

Een zeer opvallende ontwikkeling
de brain drain’. In de afgelopen de-

ESB 16-12-1992

1219

Auteur