Ga direct naar de content

De broze relatie tussen gezondheid en milieu

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: november 4 1992

De broze relatie tussen
gezondheid en milieu
World Health Organization, Our planet, our health, Geneve, 1992.

Een goede gezondheid, zo blijkt uit
het onlangs gepubliceerde Sociaal en
Cultureel Rapport 1992, wordt tegenwoordig door de meeste mensen in
Nederland gewaardeerd als het hoogste goed der goederen. Het moet hen
dan ook tot tevredenheid stemmen
dat nooit eerder de gemiddelde levensverwachting in Nederland zo
hoog was als in 1990. Dit succes is
voor een belangrijk gedeelte ingegeven door het wijdverbreide, want succesvolle ‘paradigma van de hygiene’.
De nauwe relatie tussen een goede
hygiene en gezondheid moge bekend worden verondersteld: beschikbaarheid van gezuiverd drinkwater,
regelmatige verwijdering van huisvuil en een goede persoonlijke lichaamsverzorging hebben niet het
minst bijgedragen aan de huidige verschillen in levensverwachting tussen
landen. Vandaar dat hygiene en gezondheid van oudsher als twee kanten van dezelfde medaille worden afgeschilderd. Een verbeterde hygiene
brengt immers vanzelf een betere gezondheid met zich mee.
Dit paradigma van de hygiene bereikte misschien wel haar hoogtepunt in
de jaren zeventig toen ook milieuproblemen nog als ‘milieu-hygienische’
problemen werden afgeschilderd en
in Nederland zelfs een ministerie, althans ten dele, met deze naam getooid ging. Door het milieuvraagstuk
hygienisch te benaderen, zou ook
deze problematiek wel beheersbaar
worden. In deze vanzelfsprekendheid zijn echter de laatste tijd belangrijke bressen geslagen.
Geleidelijk is het inzicht gegroeid
dat hygiene en gezondheid wel eens
op gespannen voet met het milieuvraagstuk zouden kunnen staan. De
plasticberg in een moderne bedrijfskantine die mede veroorzaakt wordt
door de voorschriften van de Keuringsdienst van Waren ‘omwille van
de hygiene’, is slechts een simpele illustratie van deze spanning op microniveau. Ook op macroniveau komen de beproefde recepten van

ESB 4-11-1992

weleer geleidelijk in een ander daglicht te staan. Zo heeft bij voorbeeld
de verbeterde gezondheidszorg in
veel landen een nieuwe dreiging
ge’introduceerd in de vorm van bevolkingsexplosies.
De spanning tussen hygiene en gezondheid enerzijds en het milieuvraagstuk anderzijds was de aanleiding voor het installeren van een
commissie Gezondheid en Milieu
van de Wereld Gezondheidsorganisatie (WHO). Our planet, our health is
het eindrapport dat de commissie uitbracht ten behoeve van de onlangs
gehouden milieutop van de Verenigde Naties in Rio de Janeiro. Na de
Wereldbank, die eerder dit jaar het
ontwikkelingsideaal in het perspectief van duurzame ontwikkeling
plaatste1, toetst nu ook deze commissie het belangrijke gezondheidsideaal aan mogelijke complicaties als
gevolg van de milieuproblematiek.

Gezondheid versus milieu
In krap 300 bladzijden passeren de
essentialia van het vraagstuk milieu
en gezondheid in een mondiale context de revue. Volgens de meest veelzeggende tabel uit Our planet, our
health bedroeg de levensverwachting van een Nederlands kind in
1990 maar liefst 77,2 jaar, meer dan
twintig jaar verschil met een Zambiaans kind, dat gemiddeld slechts
54,4 jaar voor de boeg heeft. Het rapport gaat uitvoerig in op deze schokkende, ongelijke verdeling van levenskansen en ziet hierin ook een
belangrijke oorzaak van de duurzaamheidsproblematiek. Behalve dat
armoede direct de levenskansen van
mensen bei’nvloedt, is dit tevens op
indirecte wijze het geval doordat
niet duurzaam omgegaan wordt met
het milieu, waarvan men juist afhankelijk is. Andere paradoxale complicaties vloeien voort uit de verschillende tempi in bevolkingsgroei
tussen landen. Vaak zijn het juist de
armste landen die de hoogste groeicijfers van de bevolking realiseren,

hetgeen ook verklaart dat met name
deze kwestie als problematisch
wordt gezien.
Toch, zo blijkt ook duidelijk uit het
rapport, is de wijdverbreide mening
in het Westen dat milieudegradatie
alleen het gevolg is van bevolkingsgroei, misleidend. Zij berust op een
te simpele voorstelling van zaken en
op een inadequate diagnose. In sommige landen zijn milieuproblemen
veel ernstiger dan op grond van de
bevolkingsgroei mag worden verondersteld, terwijl andere landen juist
opmerkelijk beter scoren dan gemiddeld. Hetzelfde geldt overigens voor
de gemiddelde levensverwachting.
Ook hier is geen sprake van een eenduidige relatie tussen arm, ongezond en een kort leven. Zo zijn Sri
Lanka, China en Cuba voorbeelden
van arme landen die goede resultaten boeken op gezondheidsgebied,
veel beter dan andere landen met
een vergelijkbaar inkomen per
hoofd.
Nadat in twee hoofdstukken de belangrijkste problemen en uitdagingen voor het gezondheids- en milieuvraagstuk zijn geschetst, wordt in
aparte hoofdstukken (3 tot en met 7)
ingegaan op bekende, maar essentiele aspecten van het menselijk produktie- en consumptieproces zoals
de voedsel-, water- en energievoorziening, de industriele activiteit, de
aard en omvang van menselijke nederzettingen en de spanningen die,
in milieu- en gezondheidstermen, in
dit verband worden opgeroepen.
Een van de belangrijkste milieuproblemen betreft de aantasting van essentiele elementen van ecosystemen
in Westerse samenlevingen. Deze
zijn vaak veel verder gevorderd dan
menigeen denkt. Erosie, besmet
grondwater en verdroging zijn bepaald geen typische armoedeverschijnselen. Dat laatste geldt echter
wel voor met tal van bacterien besmet drinkwater, dat in arme landen
nog immer een hoge tol eist.
Ook op het gebied van de energievoorziening en de industrialisatie is
het juist de rijke Westerse wereld die
voor problemen zorgt. Van de wereldwijde koolstofemissies per jaar
namen de OESO-landen in 1987
maar liefst 43,5% voor hun rekening
(met Oost-Europa te zamen zelfs
69,6%), en dat inmiddels al gedurende een groot aantal jaren. Ook de
vaak niet zichtbare, en geleidelijke

1. Wereldbank, World development report
1992, Washington, 1992.

vervuiling door de verspreiding van
allerhande gezondheidsbedreigende
stoffen, zoals zware metalen en chemische stoffen, bedreigt op de lange
termijn vooralsnog vooral de gezond-

wikkelde landen . Als gevolg van
vooral Westerse medische programma’s, voedsel- en landbouwhulp is

treden van potentiele conflicten

wordt zoveel mogelijk weggeuefini-

deze aspecten is een groot aantal
aanbevelingen geformuleerd die nationale overheden ter harte zouden

fer gaan dalen. Een navenante daling van het geboortecijfer is echter
uitgebleven. Hierdoor dreigt op de
langere termijn een ecologische
ramp. Door de steeds groter worden-

moeten nemen en waar, zo valt te

de bevolkingsdruk valt een almaar

voorspellen, geen enkele overheid
het wel mee oneens zal zijn. Landen

groeiende kaalslag van ecologische
bestaansvoorwaarden te vrezen.
Toekomstige generaties dreigen
hierdoor toch weer een stijgend

eerd. Hierdoor verdwijnen de echte
keuzes en hun prijskaartjes naar de
achtergrond.
Voor zover conflicten wel de kop op
zouden steken, worden ze gerangschikt met behulp van twee expliciet
geformuleerde ethische beginselen
(biz. 4). Het eerste, bovengeordende
principe geeft prioriteit aan menselijk overleven, terwijl het tweede, ondergeschikte principe respect voor
de natuur en beheersing van milieu-

sterftecijfer tegemoet te mogen zien,

degradatie inhoudt. Bij een eventu-

met het belangrijke verschil dat dan
het milieu onherstelbaar zal zijn
verwoest.

blemen waarbij intergouvernementele overeenkomsten geboden zijn, zoals zure regen, de aantasting van de

Eerder dit jaar presenteerde de president van de Wereldbank, Summers,
een variant op een suggestie van Tinbergen uit de jaren zeventig. Tinbergen stelde voor om arbeidsintensie-

eel conflict wordt zodoende gekozen voor de belangen van de nu
levenden. Het zal duidelijk zijn dat
indien bij een mogelijk conflict
steeds voor het belang van de bestaande generatie wordt gekozen,
dit weinig afwijkt van de huidige
praktijk die nu juist de aanleiding
vormt voor de milieuproblematiek.
Wat dat betreft is hier sprake van

ozonlaag, de groeiende uitstoot van

ve industrieen te verplaatsen ten

een gemiste kans.

broeikasgassen, de export van chemisch afval en de aantasting van
oceanen en biodiversiteit. Een en ander resulteert dan in hoofdstuk 9 en
10 in de formulering van een beleidsstrategie gericht op een “duurzame
basis voor de gezondheid van alien”
(biz. 252), gebaseerd op de princi-

einde daar de welvaart te verhogen.
Summers bepleitte een expliciet beleid gericht op de migratie van sterk
vervuilende industrieen naar ontwikkelingslanden. Dit zou ook welvaartsverhogend zijn omdat de gemiste verdiensten van toegenomen
ziekte en sterfte in deze landen, van-

pes van gelijkheid en participatie.

wege de lagere lonen, nu eenmaal

Vier strategische elementen worden
daarbij aangewezen, te weten preventieve planning, een versterking

minder groot zijn dan in het rijke
Westen. Hoe men ook tegen een dergelijk kosten-batenanalyse in termen
van de huidige geldende ‘marktwaarde’ aan moge kijken, het ontwikkelingsvraagstuk wordt zo wel wat al
te sterk tot een optel- en aftreksom
in geld versimplificeerd3, het is heel
wel denkbaar dat dergelijke tendenzen zich automatisch af gaan spelen
als het rijke Westen zijn milieupolitiek aanscherpt.

Ook in het cruciale, maar kortste (!)
hoofdstuk over strategic komt men
niet verder dan algemeenheden als
“het versterken van het vermogen tot
begrip en het handelen op basis
daarvan” en “het werken aan een internationale consensus”. Hoewel het
natuurlijk goed denkbaar is dat “de
rol van de professionele gezondheidszorg en gezondheidsautoriteiten verbreed moet worden”, zal de
econoom toch geneigd zijn te vragen naar mechanismen en factoren
die buiten de directe gezondheidsprofessie om, zouden kunnen bijdragen aan het wegwerken van verschillen in levenskansen. Wat dat betreft
zal de lezer worden teleurgesteld en
kan deze beter terecht in het World

heid in de rijkere landen. Bij elk van

zouden er zorg voor moeten dragen
dat elk huishouden een adequaat
dieet ter beschikking staat, schoon
water zou meer in overeenstemming
met haar maatschappelijke waarde
geprijsd moeten worden, emissies in
de lucht dienen teruggedrongen te
worden, enzovoort.
In hoofdstuk 8 komen nog kort aan

bod de vele internationale milieupro-

van de handelingsmogelijkheden,
een verbreding van de rol van gezondheidsspecialisten en het toewerken naar internationale consensus.

De afruil ge’illustreerd
Zoals gesteld wordt in het rapport

veel aandacht besteed aan de invloed van de menselijke soort op
zijn natuurlijke omgeving en de terugkoppelingsmechanismen die bedreigend kunnen zijn voor de menselijke gezondheid op de langere
termijn. Dat hier, met name in een internationale context, complexe afwe-

gingsvraagstukken in het geding
zijn, is niet altijd even duidelijk en
wordt ook in dit rapport grotendeels

in veel van deze landen het sterftecij-

Milieu en vervuilende industrieen

Afwegingen blijven geboden
Hoewel voor velen alleen al het
plaatsen van het ontwikkelingsvraagstuk in zulke perspectieven verwerpelijk is, geven zij wel blijk van
inzicht in de noodzaak van afwegin-

gen. Daardoor komt de belangwek-

twee voorbeelden, die de laatste tijd

kende vraag aan de orde waar de optimale verdeling van levenskwaliteit
van de menselijke soort ligt, gege-

veel aandacht hebben getrokken.

ven de ‘budget’-beperkingen die de

weggepoetst. Ik noem in dit verband

Milieu en demografische val
Enige tijd geleden stelde de ontwikkelingsarts King de mogelijke spanning tussen gezondheid en milieu
op scherp met zijn waarschuwing
voor de dreiging van een ‘demografische val’ in met name minder ont-

milieuproblematiek stelt. Bij de beantwoording van deze vraag houdt
Our planet, our health overduidelijk
vast aan de belangen van de bestaande generatie. Net als het bekende
Brundtland-rapport kenmerkt de studie zich door een ongebreideld geloof in het menselijk kunnen. Het op-

development report 1992 van de Wereldbank. Niettemin geeft de studie
van de WHO een goed inzicht in de
complicaties die optreden bij het
streven naar optimalisering van de
verdeling van levenskansen.
Herman Vollebergh
De auteur is werkzaam bij de Erasmus
Universiteit Rotterdam.

2. Zoals geciteerd in NRC Handelsblad,

23 oktober 1990.
3. Vergelijk de gepubliceerde passages
van Summers’ notitie in The Economist, 8
februari 1992, biz. 66 en de venijnige analyse een week later: “He (Summers) supposes that the value of a life, or of years
of life expectancy, can be measured by
an objective observer in terms of incomes
per head (…). This is naive utilitarianism
reduced to an absurdity” The Economist,
15 februari 1992, biz. 18.

Auteur