Ga direct naar de content

Beleidsopties voor India

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: oktober 9 1991

Beleidsopties voor India
S.T.H. Storm en C.W.M. Naastepad*

I

n India is in de jaren tachtig sterke economischegroei samengegaan met
toenemende inflatie en stijgende tekorten op de lopende rekening van de betalingsbalans en de overheidsbegroting. De devaluatie van de roepia, privatisering,
liberalisering van markten en de vermindering van overheidsinvesteringen die de
Indiase regering voorstaat, zullen in deze situatie geen verbetering brengen. Eerder
is een verdere stijging van de inflatie en een a/name van de groei te verwachten.
Economisch beleid tussen 1950 en 1980
Het Indiase economische beleid heeft in de periode
1950-1991 een aantal ingrijpende wijzigingen ondergaan. Tijdens de eerste drie vijfjarenplanperiodes
(1950-’65) lag de nadruk van het beleid op direct
overheidsingrijpen in het economische groeiproces.
Het overheidsingrijpen bestond uit:
– een omvangrijk programma van overheidsinvesteringen, met name in de kapitaalgoederenindustrie;
– het reguleren van de samenstelling van de particuliere industriele produktie door invoering van
een systeem van produktielicenties;
– het, in een situatie waarin exportmogelijkheden
beperkt waren, reguleren van de samenstelling
van de invoer ter bescherming van opkomende
binnenlandse industrieen.

Met betrekking tot de landbouw zijn pogingen gedaan tot landhervorming en het op grote schaal
oprichten van plattelandscooperaties. Al deze maatregelen, die deel waren van de z.g. Nehru-Mahalanobis-ontwikkelingsstrategie, hadden tot doel een
stevige basis te leggen voor verdere industrialisering1. Kenmerkend voor het beleid tot 1965 is het
wantrouwen in een efficiente werking van het prijsmechanisme en in de effectiviteit van marktconforme beleidsinstrumenten, zoals prijs- en subsidiebeleid, bij het realiseren van een gewenst groeitempo
en -patroon.
iMidden jaren ’60 onderging het economische beleid
een radicale verandering, mede onder invloed van
betalingsbalansproblemen veroorzaakt door de vanwege de droogte van 1965-67 sterk teruggevallen
agrarische produktie. De veranderde rol van de
overheid kwam het eerst duidelijk tot uiting in de
na 1967 geintroduceerde ‘new agricultural strategy’
die gericht was op een zo snel mogelijke verspreiding van de toentertijd nieuwe groene-revolutietechnologie. In plaats van zoals voorheen direct in te
grijpen in de landbouwproduktie in de vorm van regelgeving of hervorming van de agrarische bezitsen pachtverhoudingen, probeerde de overheid ditmaal boeren indirect te motiveren om nieuwe gewasvarieteiten te verbouwen. Daartoe werd een systeem van gegarandeerde minimumprijzen voor de
belangrijkste (voedsel-)gewassen ge’introduceerd.

ESB 9-10-1991

De opgekochte landbouwprodukten werden tegen
gesubsidieerde prijzen verkocht aan de (stedelijke)
consumenten. Verder werd begonnen met het verlenen van subsidies op kunstmest en op particulier
krediet ter financiering van kleinschalige irrigatiefaciliteiten. Daarnaast bleven overheidsinvesteringen in de landbouw een belangrijke rol spelen.
Een tweede duidelijke breuk met de Nehru-Mahalanobis-strategie waren stappen in de richting van de
liberalisering van de buitenlandse handel waarvan
de eerste eind jaren ’70 werden genomen. Aanleiding voor de beleidsverandering was opnieuw een
economische crisissituatie. In 1979 werd de economic geconfronteerd met zowel een slechte landbouwoogst als de tweede internationale oliecrisis.
Hoewel de Indiase economic in vergelijking met andere landen snel herstelde van de tweede oliecrisis
en ook relatief weinig schade ondervond van de
daaropvolgende wereldwijde recessie, werd in reactie op de tijdelijke crisissituatie toch voor een koersverandering in het middellange-termijnbeleid gekozen met een sterkere nadruk op liberalisering van
zowel de in- en uitvoer als de binnenlandse economische verhoudingen.

De jaren tachtig: liberalisering
De importliberalisering bestaande uit een geleidelijke vervanging van importquota door importtarieven
voor een groot aantal goederen vond plaats in samenhang met een exportstimuleringsbeleid, waarbij
sectoren die voor de export produceren ontheffing
van importbelasting kregen. In de jaren 1985-89
groeide de uitvoer met gemiddeld 10% per jaar in
volume, terwijl tegelijkertijd de samenstelling ervan
sterk veranderde. Uitvoer van primaire produkten
maakte plaats voor uitvoer van industriele goederen, vooral chemische produkten, elektronica, kapi-

* De auteurs zijn als onderzoeker werkzaam bij het Centrum voor Ontwikkelingsprogrammering en het Tinbergen
Instituut, Erasmus Universiteit Rotterdam. De cijfers die in

dit artikel worden gegeven zijn gebaseerd op de National
accounts statistics, Central Statistical Organisation, tenzij

anders vermeld.
1. S. Chakravarty, Development planning: the Indian experience, Clarendon Press, Oxford, 1987.

1009

1980
Financieringstekort
Saldo handelsbalans
Saldo lopende rek.
Netto particuliere
besparingen
Netto investeringen
Netto overheidsinvesteringen

1985

1986

1987

101
-46
-21

240
-68

294
-58

306
-51

-62

-64

-68

169
188

304
337

325
337

395

91

195

223

205

383

1988

1989

1990

– het stagneren van de factorinkomensstroom uit
het buitenland.
Het na 1985 gewijzigde belastingstelsel wordt wel
genoemd als een belangrijke oorzaak van de betalingsbalansproblemen. Om de (met name politieke)
problemen die gepaard gaan met een verhoging van
de directe belastingdruk te omzeilen en toch de belastinginkomsten te vergroten werden toen de indi-

541

recte belastingtarieven verhoogd en de directe belas-

tingtarieven verlaagd. De producenten hebben de
verhoogde indirecte belastingtarieven op grote

Bbp
-marktprijzen
-constante prijzen
-jaarlijkse groei (_%.

4.253

4.976

4,2

3.866
2.131
10,6

2.242
5,2

2.354
5,0

10,7

5,7

9,1

12,1

2.626
1.774

2.934
1.859

3.305
1.944

4,1

3,6

16,7

Inflatie (%)

1.358
1.358
7,3

4,8

5,1

Bron: National accounts statistics, Central Statistical Organisation, Government

of India, 1990; Economic survey 1990-91, Ministry of Finance.
NB. Alle grootheden in nominale prijzen, tenzij anders vermeld. Cijfers die
betrekking hebben op de overheid betreffen de centrale, deelstaats- en lokale
overheden.

Macro-econo-

mische gegevens van de
Indiase economic (in miljarden roepia’s)

taalgoederen, en juwelen. Ondanks de meer dan gemiddelde groei van het exportvolume namen de betalingsbalansproblemen niet af (figuur 1). Het tekort

op de lopende rekening bedroeg gedurende de zevende planperiode (1985-90) per jaar gemiddeld
2,2% van het bbp, hetgeen aanzienlijk hoger is dan

het gemiddelde van 1,6% per jaar over de zesde

schaal doorberekend in de produktprijzen, hetgeen
heeft geleid tot een algemene produktiekostenstijging en een verslechtering van hun internationale
concurrentiepositie.
Een andere factor die bijdraagt aan het tekort op de
lopende rekening is de groeiende omvang van rentebetalingen over de buitenlandse schuld. Niet alleen

is er de afgelopen jaren op grotere schaal in het buitenland geleend, ook groeide het aandeel van commerciele leningen voor de korte termijn gedurende
1985-90 van 27% naar ongeveer 43% van de totale
buitenlandse schuld. In dezelfde periode steeg de
‘debt-service ratio’ van 18% naar bijna 30% van de
exportwaarde. De reeds problematische betalingsbalanssituatie verslechterde in 1990-91 verder door de
stijging van de wereldolieprijzen als uitvloeisel van
de Golfoorlog. Dit jaar verslechterde de deviezenpositie dusdanig dat werd overgegaan tot strenge importbeperkende maatregelen en verkoop van goud.

planperiode (1980-85).

In een in december 1989 gepubliceerd rapport

Industrie

schrijft de Economic Advisory Council (EAC) van de

In het midden van de jaren ’80 werden in het kader
van de binnenlandse liberalisering voor 53 bedrijfstakken de juridische beperkingen op capaciteitsuitbreiding afgeschaft. Gedurende 1980-88 groeide de
industriele produktie jaarlijks met gemiddeld 7,4%.
Tot ongerustheid van sommigen was die groei onge-

Indiase regering dat de volgende factoren hebben
bijgedragen aan de betalingsbalansproblemen:
– de droogte van 1987 waardoor op grote schaal essentiele goederen (met name voedsel) moesten
worden gei’mporteerd en de uitvoer van land-

bouwprodukten werd beperkt;
– het belasting- en internationale handelsbeleid dat
Figuur 1. Saldo op de lopende rekening (mrd.
roepia’s)

producenten stimuleerde om importintensiever te
produceren;
– het achterblijven van de groei van de binnenlandse
olieproduktie bij de binnenlandse vraag naar olie,
waardoor de invoer van olie en gerelateerde produkten (zoals kunstmest) na 1985 sterk toenam;

19SO

1985

1986

1987

1988

1989

Bron: Reserve Bank of India report on currency and finance 1989-1990.
De cijfers van de Reserve Bank zijn niet vergelijkbaar met de cijfers in de National Accounts Statistics uit bovenstaande tabel.

1010

lijk verdeeld over de verschillende sectoren. De produktie van duurzame consumptiegoederen groeide
gedurende 1980-88 bij voorbeeld met gemiddeld
16% per jaar, terwijl de groei van de kapitaalgoederen- en intermediaire goederensectoren aanzienlijk
lager uitviel (respectievelijk 9,5% en 6,5% gemiddeld per jaar). De ongerustheid over de snelle groei
van de produktie van duurzame consumptiegoederen betreft vooral de negatieve effecten op de betalingsbalans tengevolge van de hoge importintensiteit van deze goederen, waardoor essentiele importen zoals van kapitaalgoederen worden verdrongen.
De verklaringen voor de hoge industriele groei in
de jaren tachtig lopen uiteen. Als mogelijke oorzaken worden genoemd:
– een toename van de inkomensongelijkheid, ervan
uitgaande dat de hoge inkomensgroepen meer
vraag uitoefenen naar duurzame consumptiegoederen;
– een relatief expansief begrotingsbeleid;
– de verminderde overheidsregulering van de invoer en de binnenlandse kapitaalmarkt na de liberalisering.

2. Economic Advisory Council, Report on the current eco-

nomic situation and priority areas for action, Government
of India, 1989.

Landbouw
In de jaren tachtig bleef de groei van de agrarische
sector in niet geringe mate het wel en wee van de
rest van de economie bei’nvloeden. Zo blijft inflatie

Rentebetalingen

in India veeleer een gevolg van reele oorzaken (zoals bij voorbeeld een misoogst) dan van monetaire
factoren. Dit wordt mede veroorzaakt door het feit

dat de nominale lonen in de geregistreerde sectoren
zijn gerelateerd aan het consumptieprijsindexcijfer
dat voor ongeveer de helft is samengesteld uit agrarische prijzen. Veel geregistreerde bedrijfstakken
zijn op hun beurt in staat om stijgingen in lonen en

Overheidsschuld

agrarische inputkosten door te berekenen in hun
prijzen3. Prijsstijgingen van agrarische output wor-

den op hun beurt veroorzaakt door misoogsten, en
door een politiek van voortdurende verhoging van

minimumprijzen.
Gezien de sterk inflatoire effecten van landbouwprijsstijgingen is het verontrustend dat de instabiliteit van de agrarische produktie, tegen de verwachting in, na de jaren ’60 voor alle gewassen behalve
tarwe is toegenomen . Dit wordt vooral veroorzaakt
door het toegenomen belang van nieuwe gewasva-

rieteiten die gevoeliger zijn voor slechte weersomstandigheden dan de traditionele, en door de

ongelijke regionale spreiding van de landbouwpro-

198O

1981

1982

1983

1984

1985

1986

1987

1988

1989

199O

Bronnen: Reserve Bank of India report on currency and finance 1989-1990; The
Economic Times, 19 april 1990.

Figuur 2. Totale overbeidsscbuld (in %
breid. Dit hield onder meer in een verlaging van het bbp) enjaarlijkse rentelashoogste marginale belastingtarief van 62% naar 50% ten (in % belasop persoonlijke inkomens en van 55% naar 50% op tinginkomsten)

ste inkomens. Voor deze belastingplichtigen werd
vanaf midden jaren tachtig een programma van belastinghervorming, ingezet in 1976, verder uitge-

bedrijfsinkomsten. Om overheidsinkomsten zeker te

duktie, waardoor de weersafhankelijkheid nog extra

stellen werd tegelijkertijd een aantal indirecte belas-

wordt vergroot. Aangezien minimumprijsberekenin-

tingtarieven verhoogd. Zodoende zette de voortdurende daling van het aandeel van de directe belastin-

gen zijn gebaseerd op produktiekosten is het ook

verontrustend dat de agrarische produktiekosten
per hectare in de afgelopen twee decennia sneller
zijn gestegen dan de produktiviteit per hectare.

Deze kostenstijging is vooral een gevolg van de
overschakeling van relatief goedkope, zelf geprodu-

ceerde inputs in het agrarische produktieproces op
duurdere aangekochte inputs, zoals kunstmest, pesticiden en dieselolie. Ondanks de stijgende marginale kosten bleef het lonend om met behulp van de
duurdere inputs te produceren, omdat het stelsel
van minimumprijzen – gebaseerd op produktiekosten – altijd de garantie van een vaste (minimum)

gen in de totale belastinginkomsten, die zich al
sinds decennia voordoet, zich in de jaren ’80 voort.
Bovendien daalden de totale belastinginkomsten in

dezelfde periode van 98,7% naar 78,9% van de lopende uitgaven.
In deze omstandigheden steeg het financieringstekort van de overheid, gedefinieerd als lopende in-

komsten minus de som van lopende uitgaven en investeringsuitgaven, van 7,5% van het bbp in 1980-81
naar 9,2% in 1987-88 en een geschatte 11% in 199091. Door het tekortschieten van de lopende inkomsten zijn de overheidsuitgaven in toenemende mate

winstmarge bleef bieden.

gefinancierd door leningen geplaatst in de particuliere sector en bij de centrale bank. Het laatste komt in

Begrotingsbeleid
in niet geringe mate bij aan de huidige budgettaire

de meeste gevallen neer op het drukken van extra
geld. De toenemende schuldcreatie (figuur 2), die
een stijging van rentebetalingen over overheids-

problemen zoals blijkt uit de sterke toename in het

schuld van 7,4% naar 13,0% van de lopende uitga-

aandeel van kunstmestsubsidies in de totale subsidie-uitgaven van 26% in 1980-81 naar 43% in 198990, terwijl de totale uitgaven aan subsidies zelf ook
stegen: van 15,3% naar 16,1% van de lopende uitgaven tussen 1980-81 en 1987-88. Verder maakten de
kosten van het opkopen van voedsel, het aanhou-

ven tot gevolg had, heeft vooral de overheidsinves-

De kosten van de ‘new agricultural strategy’ dragen

den van voedselvoorraden, en het verstrekken van
voedselsubsidies gedurende de jaren tachtig ongeveer een kwart van het groeiende subsidiebudget

teringen onder druk gezet.

Beleidsopties
Indiase economen zijn het erover eens dat de komende tijd het economische beleid gericht moet zijn
op het verminderen van de tekorten op de lopende
rekening van de betalingsbalans en de overheidsbe-

uit. Hoewel de landbouw hierdoor een van de be-

groting, onder de voorwaarde dat daardoor de economische groei niet wordt geremd. Over de precie-

langrijkste ontvangers van overheidsuitgaven is,

ze aanpak lopen de meningen uiteen.

draagt deze sector nauwelijks bij aan de overheidsinkomsten, aangezien boerenhuishoudens niet belas-

tingplichtig zijn. Ook de niet-geregistreerde industrieen worden niet belast, hoewel sommige hiervan,
mede dank zij overheidssteun, inmiddels zeer welvarend zijn geworden.
Voor belastingplichtigen zijn inkomstenbelastingvoe-

ten een tijd lang nominaal hoog geweest, maar ze
betroffen een kleine categorie mensen met de hoog-

ESB 9-10-1991

3. Zie R Chatterji, Industrial prices in India, Oxford University Press, 1989, voor een analyse van de prijsvorming
in belangrijke geregistreerde, oligopolistische industrieen.
4. C.H. Hanumantha Rao, S.K. Ray en K. Subbarao, Unsta-

ble agriculture and droughts: implications for policy, Vikas, New Delhi, 1988.

1011

Beleidsvoornemens

doordat binnenlandse prijsverhoudingen veel ster-

De nieuwe minister van Financien, Manmohan

ker worden bepaald door relatieve wereldprijzen
dan door de hoogte van de nominale wisselkoers.

Singh, heeft in zijn begroting, gepresenteerd op 24
juli jl., een verhoging van belastingtarieven op be-

drijfswinsten en op luxe consumptiegoederen aangekondigd, een verlaging van de aftrekbaarheid van afschrijvingen, en een herinvoering van de
rente-inkomstenbelasting, alsmede een verlaging
van de subsidie op kunstmest gekoppeld aan verhoogde agrarische minimumprijzen, prijsstijgingen

van olie, openbaar vervoer en andere produkten
van overheidsbedrijven, liberalisering van de financiele markt, en verkoop van 20% van het aandelenkapitaal van overheidsbedrijven.
Ter stimulering van de handelsbalans is exporteurs

Daarenboven is niet zeker dat eventuele verdere devaluaties importen zullen doen afnemen aangezien
veel afhangt van welk deel van de vraag erdoor wegvalt.
Devaluatie heeft ook gevolgen voor de overheidsbe-

groting. Aangezien ruim 80% van de uitgaven op de
begroting staat geboekt tegen hetzelfde bedrag als

in de begroting van de vorige regering lijkt in de gepresenteerde begroting een aantal uitgaveposten te
worden onderschat. Het is onwaarschijnlijk dat de
drastische devaluatie de roepiawaarde van al die
posten, waarvan een groot deel in buitenlandse va-

vergaande vrijstelling van belastingen beloofd, en

luta moet worden voldaan, onveranderd heeft gela-

worden in het buitenland verblijvende Indiers uitgenodigd hun buitenlandse geld in India te investeren.
Aan de presentatie van de begroting ging in juli een

ten. Ook de liberalisering van de kapitaalmarkt kan
de overheid duur komen te staan. In de voorheen
door de overheid gereguleerde financie’le markt kon-

dubbele devaluatie van de roepia van totaal onge-

den ontstane tekorten op relatief goedkope wijze

veer 20% vooraf, de grootste devaluatie sinds 1966.
Ook het industriebeleid is ingrijpend veranderd. Bedrijven hoeven nu niet langer toestemming te vra-

worden gefinancierd.

gen voor uitbreidingsplannen, fusieplannen en sa-

Voorts doet het nieuwe budget het aandeel van de
kapitaaluitgaven in de totale overheidsuitgaven dalen, van 30% in 1990-91 naar 28,2% in 1991-92.

menwerking met andere bedrijven. Elke regulering
betreffende buitenlandse investeringen is afgeschaft

Sinds de onafhankelijkheid hebben overheidsinvesteringen een belangrijke rol gespeeld bij het verwe-

voor alle buitenlandse deelnames tot en met 51%

zenlijken van het niveau en patroon van groei zoals
men zich dat ten doel had gesteld in de opeenvolgende vijfjarenplannen, met name door het opbou-

van het aandelenkapitaal. Verder heeft de regering
voor de meeste sectoren het licentiesysteem en de
registratieplicht afgeschaft. Het systeem van licen-

ties heeft in het verleden bijgedragen tot een oligopolistische produktiestructuur en grote onderbenutting van (gelicenseerde) capaciteit doordat
bestaande bedrijven licenties gedeeltelijk gebruik-

ten om er de opkomst van nieuwe bedrijven mee te
verhinderen.
Met de nieuwe begroting, de devaluatie en de hervorming van het industriebeleid verwacht de regering een groei van 4% te kunnen bereiken en een daling van het financieringstekort gecorrigeerd voor

wen van een brede basis van kapitaalgoederenindustrieen en infrastructuur die hogere groei
mogelijk moest maken. Vooral in infrastructurele

sectoren zoals energieproduktie, weg- en waterbouw (irrigatie), telecommunicatie en lucht- en railtransport spelen overheidsbedrijven ook nu nog een
strategische rol doordat ze uitbreiding van particuliere produktie mogelijk en rendabel maken. Aangezien de groei in de infrastructurele sectoren in de jaren tachtig voornamelijk het resultaat is geweest van

een toename in de bezettingsgraad van de bestaan-

buitenlandse hulp tot 6,5% van het bbp, bij een inflatie van 9%. Om een aantal redenen lijken dit optimis-

groei capaciteitsuitbreidingen noodzakelijk zijn. Bo-

tische schattingen.

vendien vergt verdere groei van de produktiviteit en

Verwachte gevolgen

wege de positieve relatie tussen overheidsinvesteringen en groei denken veel Indiase economen dat bezuinigingen op overheidsinvesteringen (die in de
jaren ’80 zo’n 50-60% van de binnenlandse investeringen uitmaakten) een negatieve weerslag zullen
hebben op de groei en daarmee ook op de belastingbasis.
Ten slotte neemt ondanks de verhoging van een

de produktiecapaciteit zullen voor toekomstige

efficiency investeringen in nieuwe technologie. VanAllereerst is bijna niemand in India optimistisch
over de effecten van de devaluatie, waarvan wordt
vermoed dat ze voornamelijk is uitgevoerd om het

IMF, waarbij de regering denkt te gaan lenen, gunstig te stemmen. Van de devaluatie worden slechts
binnenlandse prijsstijgingen en een ree’le daling van
de binnenlandse koopkracht verwacht, ten eerste

omdat een groot gedeelte van de invoer complemen-

klein deel van de directe belastingen het aandeel

tair van karakter is; ten tweede omdat de exporten

van de directe belastingen uitgedrukt in procenten

niet of nauwelijks reageren op nominale wisselkoersveranderingen maar veel meer op ree’le factoren zoals omvang van de binnenlandse agrarische

van de inkomsten uit indirecte belastingen verder

produktie en groei van de wereldhandeP; ten derde
omdat de kosten van de rente- en aflossingsbetalin-

hoge belastingvrije voet en de ontheffing van belastingplicht van grote groepen in de samenleving is
momenteel ongeveer 2% van de huishoudens in India belastingplichtig. Vanwege het relatief grote aandeel inn de groei dat sommige groepen (zoals rijke

gen aan het buitenland door een devaluatie worden
verhoogd; ten vierde omdat de roepia in de afgelopen twee decennia door de koppeling aan buitenlandse valuta al sterk is gedevalueerd; en ten vijfde

omdat nominale devaluaties in de afgelopen jaren
zijn gevolgd door een daling van de relatieve prijs
van verhandelbare goederen, het spiegelbeeld van
wat er door devaluatie-optimisten wordt gehoopt.

1012

af. Directe belastingen op persoonlijke inkomens en

vermogen zijn geheel ontzien. Als gevolg van een

5. J. Ghosh, Exchange rates and trade balance. Some
aspects of recent Indian experience, Economic and Poltical Weekly, maart 1990.

boeren, particuliere ondernemers, handelaren, en

Inflatie raakt in India de groepen met de laagste in-

gesalarieerde werknemers in prijsgecompenseerde
industriesectoren) in de afgelopen decennia is toegekomen en de relatieve (en absolute) achteruit-

komens het meest, aangezien die veelal werkzaam
zijn in sectoren waarin geen systeem van automatische prijscompensatie bestaat. Door de koppeling

gang van andere groepen is een voortzetting van

aan verhoging van minimumprijzen vervalt bovendien een van de rechtvaardigingen voor de verlaging van de kunstmestsubsidies, namelijk dat deze

ontheffing van belastingbetaling aan de eerstgenoemden volgens veel Indiase economen nauwelijks meer te rechtvaardigen. Niettemin is de weer-

subsidies grotendeels toekomen aan meer welvaren-

stand tegen een verbreding van de belastingbasis, in
de vorm van zowel een verlaging van de belasting-

de boeren in rijkere, ruim van irrigatiefaciliteiten
voorziene deelstaten zoals de Punjab en Haryana,

vrije voet als van een uitbreiding van het aantal belastingplichtige categorieen, hoog en een voor de
huidige regering blijkbaar nog niet te nemen hinder-

aangezien het juist deze boeren zijn die het meest
profiteren van de verhoging van de minimumgaran-

tieprijzen.

nis. Zo blijft een belangrijke bron van overheidsin-

Behalve een betere regionale inkomensverdeling

komsten alsmede een instrument van vraagregule-

was ook de terugdringing van de instabiliteit van de

ring, inflatiebeteugeling en inkomensherverdeling

agrarische produktie waarschijnlijk beter gediend

onbenut.

met een beleid gericht op spreiding van de over-

Conclusie

gingen te gebruiken voor het vergroten van de

Het nieuwe beleid lijkt kortom een voortzetting van
de onder Rajiv Gandhi begonnen politick van liberalisering enerzijds en noodmaatregelen ter financiering van opgelopen tekorten anderzijds. De liberali-

overheidsinvesteringen in de agrarische sector van
de oostelijke deelstaten Bihar en Orissa waaraan de

heidsinspanningen, door een deel van de bezuini-

sering van industriele produktie door afschaffing

overheid tot nu toe relatief weinig aandacht heeft
besteed.
Voor de betalingsbalans, ten slotte, is het zeker op

van het licentiesysteem zou de problemen van olig-

de korte termijn belangrijk dat de door de importli-

opolie en onderbezettting en de daarmee gepaard

beralisering veroorzaakte tendens tot steeds hogere

gaande problemen van inkomensconcentratie en

importintensiteit van de produktie wordt gekeerd.

werkloosheid kunnen verminderen voor zover het

Onvoorwaardelijke subsidiering van importintensie-

de concurrentie werkelijk bevordert. De verhoging
van de prijzen van overheidsprodukten, de devaluatie, de indirecte belastingverhoging, de financiele
liberalisering, en de afschaffing van kunstmestsubsi-

ve exportprojecten zoals nu lijkt te gaan plaatsvinden doet de netto inkomsten in buitenlandse valuta
onvoldoende stijgen.

dies gepaard gaande met verhoging van minimum-

S.T.H. Storm
C.W.M. Naastepad

prijzen kunnen alle inflatiebevorderencl werken.

Auteurs