Ga direct naar de content

En China?

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: september 25 1991

En China?
Na de val van de communistische regimes in OostEuropa vragen velen zich af hoe her verder zal gaan
met China. Indien wij ervan uitgaan dat een van de
hoofdoorzaken van de omwentelingen in Oost-Europa ligt in het falen van het economische systeem,
dan hangt het antwoord op de vraag naar de toekomst van China grotendeels af van de mate waarin
de economic van China bevredigend functioneert.
China hoort tot de groep minst ontwikkelde landen
in de wereld; zijn miljard inwoners hebben een inkomen van maar $300 per hoofd. Het land doet het
veel beter dan andere landen uit dezelfde inkomensgroep. De economische groei in de afgelopen decennia was hoger (5% vs. 1,5%). De bevolking is
veel gezonder (levensverwachting bij geboorte 70
jaar, gemiddelde 53 jaar). De inkomensongelijkheid,
zowel personeel als regionaal, is beperkter.
De Chinese variant van de centraal geleide volkshuishouding is in de afgelopen decennia op een
aantal punten hervormd. Dit betrof onder andere:
(i) versterking van de marktwerking en vermindering van de rol van planning; (ii) grotere openheid
naar de wereldmarkten; (iii) meer incentives voor
werkers (loon naar prestatie). Als gevolg daarvan
werkt het economische stelsel van China aanmerkelijk beter dan vroeger.
Vergelijken we de situatie op dit ogenblik in China
met die van de Oosteuropese landen voor de omwenteling, dan zien we grote verschillen. Feilen in
het systeem leidden in Oost-Europa tot stagnatie, tot
acute schaarste aan voedsel en tot onzekerheid in
het aanbod van consumptiegoederen. In China
vond daarentegen een versnelling van de economische groei plaats en is er een ruim aanbod van voedsel en verbruiksgoe’deren in de winkels. Het verschil is zo duidelijk, dat het iedere bezoeker direct
opvalt.
Een van de redenen van het debacle in Oost-Europa
was de onmacht van regeringen om de belemmeringen op toekomstige ontwikkelingsmogelijkheden
weg te nemen. In China hebben de hervormingen
ook niet alle belemmeringen weggenomen. Een
groot aantal regels die een goede allocatie van goederen, diensten en produktiefactoren in de weg
staan, is ongemoeid gelaten.
Op de goederenmarkten bij voorbeeld bestaat geen
volledige vrijheid van verkeer tussen de Chinese
landsdelen. De provinciale regeringen hebben een
ruime bevoegdheid om de invoer van goederen uit
andere provincies tegen te gaan en zij hebben ook
het recht om de export van goederen uit de eigen
provincie te beperken als die goederen als input
voor de eigen industrie noodzakelijk worden geacht.
Ook op de arbeidsmarkten bestaan nogal wat rigiditeiten. De mobiliteit van het ene bedrijf naar het
andere is beperkt door aan het bedrijf gekoppelde
stelsels van huisvesting, pensionering e.d. De interregionale mobiliteit is beperkt tot de migratie, die
nodig is om tijdelijke tekort- en overschotsituaties
op te vangen (via een systeem van tijdelijke woonvergunningen). Er zijn recentelijk wel wat meer mo-

ESB 25-9-1991

gelijkheden tot arbeidsmobiliteit voor speciale groepen (bij voorbeeld universitaire afgestudeerden) en
in speciale economische zones, maar in zijn algemeenheid is er geen vrijheid van verkeer van arbeid.
Het kapitaalverkeer is binnen China evenmin vrij.
De financieringsbehoefte van bedrijven wordt enerzijds gedekt uit eigen middelen. Anderzijds door leningen van de naar sector gespecialiseerde banken,
die een instrument zijn voor controle op de omvang
en richting van de kapitaalstromen. In beperkte
mate is er financiering door particulier kapitaal op
gang gekomen en er is een aandelenbeurs gestart.
De conclusie uit dit korte overzicht is dus dat China
geen gemeenschappelijke markt voor goederen en
produktiefactoren kent.
Voor de EG heeft de opruiming van resterende hinderpalen als onderdeel van het programma tot voltooiing van de interne markt een groot aantal voordelen gebracht . Zou een soortgelijk programma
voor China ook niet positief kunnen uitwerken? En
zou zich dat dan moeten uitstrekken over het interprovinciale verkeer van zowel goederen en diensten als produktiefactoren?
Voor de goederen- en dienstenmarkten lijkt het antwoord positief te zijn. Op grond van een eerste analyse van de verdeling naar provincie en grootte van
de bedrijven in een aantal bedrijfstakken ontstaat de
indruk dat er in China nog een groot potentieel aan
schaalvoordelen braak ligt. Ook de dynamische
(herstructurerings-) effecten zijn waarschijnlijk
groot. Het programma zou passen in het kader van
een verdergaande integratie van de Chinese eonomie in de wereldeconomie.
Op de markten voor produktiefactoren lijken er ook
mogelijkheden te liggen, al lijken de netto effecten
van volledige vrijmaking minder positief. Het vrijgeven van het verkeer van werkers kan zeer grote stromen migranten op gang brengen, die voor een forse
verstoring van de bestaande markten voor huisvesting en de verdeling van gelden voor openbare goederen kunnen leiden. Het vrijgeven van kapitaal betekent dat er nieuwe mechanismen voor macroeconomische sturing en voor regionale herverdeling
dienen te worden ontwikkeld.
Terug naar de vraag van het begin. Met een nieuw
hervormingsprogramma gericht op een verregaande
vrijmaking van de goederen- en dienstenmarkten en
een zodanige vrijmaking van arbeids- en kapitaalmarkten dat knelpunten voor de vrijmaking van de
produktmarkten kunnen worden weggenomen, lijkt
China ook in de toekomst een zodanige economische dynamiek te hebben, dat een debacle op z’n
Oosteuropees niet hoeft voor te komen. Maar of dat
voldoende is om het systeem overeind te houden
hangt af van politieke factoren.
W.T.M. Molle
1. In tegenstelling daarmee is China een economische, monetaire en politieke unie, terwijl de EG nog met de opzet

daarvan worstelt.

Auteur