Ga direct naar de content

Naar een nieuw elan voor het milieu

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juni 12 1991

Naar een nieuw elan
voor het milieu
EJ. Tuininga*

E

en geavanceerd milieubeleid kan Nederland een comparatief voordeel opleveren.
Toch reageren Nederlandse ondernemingen, ondanks een actieve overheid en
kritische maatschappelijke organisaties, defensief. Nederland moet daarom a/van
de onderhandelingscultuur die het milieubeleid kenmerkt en overgaan op een ook
elders in Europa te verwachten confrontatiemodel, met strenge controle en
duidelijke sancties. Op die manier kan de achterstand die Nederland op
milieugebied beeft, warden omgebogen tot een kansrijkepositie in Europa.

Nederland wentelt in het vuil en komt om in de goede bedoelingen daar wat aan te doen. Helaas is het
resultaat van alle nota’s en actieplannen vooral dat
het conferentiecircuit volop draait, terwijl de verslechtering van natuur en milieu gestaag doorgaat.
Sinds het RlVM onze ellende heeft ge’inventariseerd1, heeft de vervuilingsproblematiek eindelijk
de publieke aandacht gekregen die deze verdient.
Als reactie daarop spreekt men van de tweede milieugolf en wordt er driftig gepubliceerd over de
meest wenselijke aanpak van het probleem . Maar
de werkelijk toonaangevende discussies over de toekomst van Nederland gaan over onze concurrentiekracht in het nieuwe Europa c.q. over de weerbaarheid van onze verzorgingsstaat.
Te weinig politici en industrielen realiseren zich dat
de Nederlandse vervuiling en het voorgenomen beleid ook een comparatief voordeel betekenen. Door
werkelijk serieus te werken aan een duurzame ontwikkeling in eigen land kan Nederland straks in het
nieuwe Europa zonder grenzen een voortrekkersrol
vervullen, die nieuwe markten kan openen. Maar is
Figuur 1. 7-5de Nederlandse economic en met name de produkmodel voor
tieve sector in staat die uitdaging op te pakken?
organisatieDat zal hier worden nagegaan aan de hand van een
kennterken
(McKinsey & analyse van de vitaliteit van het macroniveau van de
Co, 1980)
economic en van het mesoniveau van de produktie-

ve sector. Daartoe is gebruikt gemaakt van het door
McKinsey gehanteerde 7-S model (figuur 1). Voor iedere S wordt een analyse gemaakt van ons comparatieve voordeel in Europees verband. Het model is
voor dit doel aangepast door de drie ‘hardere’ S-en
op macroniveau (samenleving) te hanteren en de
drie ‘zachtere’ S-en voor het mesoniveau (bedrijfsleven). Voor de overblijvende S van Strategic zal het
mogelijke samenspel tussen die twee niveaus aan
de orde worden gesteld.

Structuur: de Hollandse ziekte voorbij?
Nog amper tien jaar geleden werd veel gesproken
over de remmende voorsprong die Nederland zou
hebben gekregen als gevolg van het goedkope aardgas. Dit zou hebben geleid tot te gemakkelijke inkomsten en tot een infrastructuur en een produktieapparaat die energie-intensief waren. Deze ‘Dutch
disease’ is een internationaal bekend fenomeen geworden, maar lijkt nu grotendeels achter de rug. Dat
is tenminste de conclusie uit de verschillende nota’s
over de sterke en zwakke kanten van de Nederlandse economic3. Het gaat goed met de Nederlandse
economic, schrijft de minister van EZ in zijn voorwoord van de nota Economic met open grenzen,
maar er is geen garantie dat het zo blijft. Die analyses zijn echter nogal beperkt en weinig bevredigend. Ze zijn in wezen niet veel meer dan bijgewerkte versies van de rapporten van de commissieWagner en het project technologiebeleid van bijna
tien jaar geleden. De accenten zijn verschoven naar

* De auteur is hoogleraar maatschappelijke aspecten der
wiskunde en natuurwetenschappen aan de Vrije Universiteit te Amsterdam en is actief in de milieubeweging.
1. F. Langeweg (eindred.), Zorgen voor morgen: nationale
milieuverkenning 1985-2010, Samson-Tjeenk Willink,
Alphen a/d Rijn, 1988.
2. J.W. de Beus en E. Tellegen (red.), De tweede milieugolf, Beleid en Maatschappij, 1990/3, Mennel, Boom, 1990.
3. Zie bij voorbeeld: De concurrentiekracht van Nederland,
ESB, 19/26 december 1990.

een dringender appel voor internationalisatie en

nog wat harder meehollen in de technologiewedloop. De voorgestelde therapieen doen mij oudbakken aan. Zij gaan grotendeels voorbij aan de meest
serieuze uitdaging van alle: die van de structurele
onbalans tussen economic en ecologie.

Samenstel van waarden: gewoonheid troef
De historicus Johan Huizinga zocht naar de wortels
in onze volksaard in de vijftiende eeuw, maar ontdekte toen dat de Nederlandse identiteit niet bestond. Recentere historische analyses laten zien dat
de Nederlanders nog steeds met hun identiteit worstelen: Nederlanders zijn anti-helden, kampioenen

der gewoonheid . Nederland is een tevreden land,
een der beschaafdste democratieen ter wereld, maar
met een afkeer van uitschieters en grote ideeen. We
hebben een verfrissend open manier van besluitvorming en waar ter wereld zijn zoveel heilige (calvinistische) huisjes in een generatie afgebroken? Maar
onze nationale ambities liggen hooguit nog in de

sport. Tegelijkertijd lopen de kerkelijke en politieke
interesses zienderogen achteruit en is het beeld van

de combinatie van dominee en koopman echt een
cliche geworden.
En toch is er reden voor bezinning, want juist op dit
moment dienen zich serieuze problemen aan die

kelijk in uitvoering. Daarnaast lijkt de alom gepropageerde ‘verinnerlijking’ van het milieubeleid te weinig op te gaan binnen de overheid zelf. Alle inten-

ties over duurzame ontwikkeling ten spijt, keer op
keer verliest het milieu het van andere belangen zoals blijkt uit de volgende voorbeelden:
– in de laatste drie jaar heeft de regering herhaaldelijk maatregelen toegezegd om de negatieve gevolgen van ons chemisch afval (zo’n 1,7 mln ton
per jaar) in te dammen. Dat beleid staat echter
nog steeds in de steigers, terwijl voor 900.000 ton
van dit afval nog helemaal geen beleid wordt ontwikkeld;
– het overheidsbeleid op mestgebied faalt. Zelfs bij
zeer aanmerkelijke aanscherping van het overheidsbeleid worden de doelstellingen voor Noordzee en Rijn niet gehaald. Inkrimping van de veestapel blijft echter onbespreekbaar;
– met het Plan van Aanpak Schiphol wordt onomwonden gekozen voor economische belangen en
worden de milieugevolgen genegeerd. Het plan
staat volstrekt haaks op de regeringsdoelstellingen op het gebied van lucht en geluid, maar desondanks ondertekent de overheid het plan.

Een van de negatieve consequenties van onze open
samenleving is dat de besluitvorming een eeuwige

Ondanks deze missers loopt Nederland in Europa
nog aardig voorop, zeker nu de Duitsers hun verregaande plannen moeten aanpassen vanwege de hereniging met Oost-Duitsland. Het is mijn stelling dat
dit geavanceerde milieubeleid van Nederland een
comparatief voordeel kan opleveren doordat het te
verwachten is dat tegen het einde van de eeuw heel
Europa een soortgelijk beleid zal hebben. Overigens is niet iedereen hier van overtuigd en inderdaad laten de eerste berichten over de harmonisatie
van de milieuwetgeving een tegengestelde trend
zien. Velen verwachten een soortgelijke ontwikkeling als het fiasco van het ‘sociale gezicht van Europa’. Immers elke lidstaat zal proberen de eigen regelgeving maatgevend te maken zodat Brussel de
zwakste regels zal overnemen.
Verder is het nog onduidelijk welke regelgeving
gaat overheersen in de EG. Uit vergelijkend onderzoek tussen nationale systemen van regelgeving
blijkt dat het Amerikaanse confrontatiemodel (veel
straffen en heffingen) dezelfde resultaten heeft behaald als het Engelse consensusmodel (subsidies en

bron van discussies blijft. Als gevolg daarvan rege-

convenanten) . Volgens insiders neigt de EG naar

len we veel te veel en dreigen we door al die procedures niet alleen bureaucratisch te worden maar
ook te afhankelijk van juristen.
Er is de laatste tien jaar heel wat afgestudeerd om
de overheid efficienter en effectiever te maken: van
commissie Vonhoff via project Zelfbeheer naar de

de Amerikaanse aanpak en nu het Nederlandse beleid nog steeds de Engelse trend volgt, kan er een
spanning ontstaan. Alleen als Nederland het eigen
strenge milieubeleid minder in de concensus-richting stuurt kan er sprake zijn van een inspelen op
de Europese integratie.

commissie Tjeenk Willink; geen van alle heeft de
overheidsmoloch echt beroerd. Het milieubeleid

Tussenstand: een remmende voorsprong

schreeuwen om aandacht van de politick en maatschappelijke organisaties. Daarom is het concept van
de Brundtland-commissie van een duurzame ontwikkeling ook zo belangrijk. Het omvat immers drie van
deze problemen: de milieuproblematiek, de Europese
integratie en de Noord-Zuidverhoudingen.
Wat betekent eenverdere culturele sterkte/zwakteanalyse voor een mogelijk comparatief voordeel in
de wedloop om de Europese markten te openen? Er

lijken duidelijk mogelijkheden, immers de combinatie van internationale orie’ntatie en openheid naar
maatschappelijke organisaties lijkt positief. Maar we
moeten af van die gewoonheid en meer vernieuwing toelaten. Gegeven onze dramatische milieubelasting moeten we juist daar deze nieuwe aanpak
op los laten om de Europese markt te veroveren.

Systemen: procedures in modderland

echter heeft zich redelijk kunnen redden. Gezegend
met een serie prima ministers werd er een klinkend

Wat is nu de Europese kans voor dit sterk vervuilde
land met al zijn prachtige milieunota’s? De prima in-

instrumentarium opgebouwd. Deze professionalise-

frastructuur en de landbouw maken ons redelijk lu-

ring werd versterkt door een sterk tegenspel van de
maatschappelijke organisaties, inclusief de wetenschappelijke wereld. De resultaten van die professionalisering lijken vooralsnog wisselend, het regent
nota’s op alle gebieden van natuur en milieu, maar
de uitvoering loopt vooralsnog sterk achter.
Zo zijn er van de honderden actiepunten van het
NMP en het NMP+ slechts enkele tientallen daadwer-

cratief, maar zorgen ervoor dat we de spanning tussen ecologie en economic steeds maar opvoeren.
De cultuur mag dan kosmopolitisch en open zijn,

ESB 12-6-1991

4. H. Smeets, Het succes van Nederland, NRC-Handelsblad, Zaterdag bijlage, 8 September 1990, biz. 1.
5. D. Vogel, National systems of regulations, Cornell University Press, Ithaca, 1986.

maar maakt dat het maatschappelijk debat breed en

consensus-gericht is. Onze systemen zijn als gevolg
van de democratic vrij ingewikkeld en leiden tot trage uitvoering van besluiten.
Op het eerste gezicht lijkt het of wij in Nederland
een voorsprong hebben op de rest van Europa,

waar de meeste milieuproblemen nog sluimeren.
Vooral het feit dat het bewustmakingsproces bij ons
al zo ver is gevorderd, lijkt positief. Terwijl ons land
in 1972 het sterkst reageerde op het eerste rapport
van de Club van Rome, hebben we nu ook de aanbevelingen van de Brundtland-commissie tot overheidsbeleid gemaakt. Duurzame ontwikkeling is tot
de vierde peiler van het regeerakkoord verheven en
de SER stelt dat milieudoelstellingen de klassieke

doelstellingen van het sociaal-economisch beleid

reactie daarop lijkt er sprake van een vergroening
van het internationale bedrijfsleven .
Vandaar dat het nuttig lijkt te bekijken hoe het Nederlandse bedrijfsleven reageert op deze ontwikkelingen. Daartoe maak ik gebruik van een spanningsveld dat voor het eerst is gesignaleerd door Jan

Romeins Dialectiek der vooruitgang uit 1935, waar
bleek dat de wet van de remmende voorsprong kan

leiden tot de wet van de stimulerende achterstand.

In navolging van Van der Hoeven7 analyseer ik de

huidige mogelijkheden die Nederland en met name
de produktieve sector heeft om de schijnbare achterstand van Nederland op het gebied van milieukwetsbaarheid en energie-intensiteit als stimulans te gebruiken. Hiertoe maak ik gebruik van drie van de
overgebleven S-en uit het McKinsey-model.

moeten overstijgen. Maar de vraag blijft of deze
tweede milieugolf ook werkelijk blijvend is. En zelfs
dan nog, werkt een dergelijke voorsprong in den-

Managementstijl: defensief

ken niet als een rem op onze deelname aan de Euro-

voor milieu en natuur in Nederland zou men verwach-

pese integratie, waar immers geheel andere prioritei-

ten dat het Nederlandse bedrijfsleven daar krachtig
op inspeelt. Helaas is de praktijk anders. Ondanks
stoere taal op menig symposium en prachtige folders
bij de jaarvergaderingen staat de bedrijfsmatige milieuzorg nog in de kinderschoenen in Nederland.
Een vergelijkend onderzoek van de Erasmus Universiteit bestudeerde de redelijk vergelijkbare regie’s
als Nederland en California en concentreerde zich
op de milieu-activiteiten van bedrijven8.
Men constateerde drie fasen van milieuzorg (tabel)
en het bleek dat men in Nederland nog hooguit in
fase 2 was, terwijl de meest Amerikaanse bedrijven

ten gelden?
In alle rapporten over de Europese eenwording

speelt het milieu een ondergeschikte rol. Het enige
milieurapport daarover, waarin wordt aangetoond
dat Europese integratie een autonome groei van al-

lerlei milieuschadelijke emissies van 12 tot 20% verTabel Driefasenmodel
van de mitieubedrijfs-

voering

oorzaakt, wordt opmerkelijk doodgezwegen. Voorlopig lijkt het wel alsof Nederland de internationale
trend geheel misverstaat.

Maar gelukkig bepaalt niet de Brusselse bureaucratic de maatschappelijke trend, maar de samenleving
zelf. En overal in Europa blijkt dat de burgers het milieu definitief voorop zetten op de urgentielijst. Als

Dimensie

Drtjfveren
– wetgeving

– kosten
– bedrijfsethiek
Dmagwijdte
Acties

‘ Fase”T.’.’ ”.”:’.’. Fase 2

‘Compliance’

verplichting
•*’-•-‘ -.I’

-•

._ . . .

>•”.-.

‘ verantw, held
•+ • • ,•
• • • •*• ‘•• ; – • • ‘ . ‘ • •
+
• • • • . ; , • . * • • . • . • – • • • •’. •
. ‘ . . . . – . . . •*••••” ‘ . : •
• f _ ,. ,.

. .,

. -r-‘:-.i>:-<–‘:l’ .’•..•’.-•

kritische inter- – , alle interne •

. interne &i j

:.

. ne processen s processen . – . < . .r^CWTie-pjrod
partieel sy^e- totegraal
. <9fMK»g. ,(,?;,; ,.;:
survival

matisch
. ., technologic

— technologisch .adjhoc’. _, . . _ . . end-of-pipe
– organisatorisch ad hoc
.goodliousekeeping
– juridisch
no claim/lobliy volgzaamheid

Organisatie
– interne

Integriflon’

= kosten

‘-‘.’I’

.•*,.. ,i-r:..> … – . . – . …

Oplossingen

Fase 3

systematjsch
organisatie

procesintegratie

structureel
regulerend

middenniveau
— externe

topuls van topmanagement +

belangen-

rudimentair

‘cbmmunlty-

co6rdinatie op

nlhoil

zich in fase 3 bevonden. Slechts zeer ten dele afgedwongen door de scherpe regelgeving en sancties
hebben de bedrijven in California de milieuproblematiek in het bedrijf ge’integreerd. Het confrontatiemodel tussen overheid en industrie blijkt dus in de
VS niet alleen ‘technology-forcing’, maar zelfs ‘innovation-forcing’ te zijn. In Nederland zoekt men het
nog vaak in technische oplossingen en dan meestal
als reactie op het overheidsbeleid.
Deze defensieve houding treft men ook aan in een
studie van het 1VM-VU naar het functioneren van

de milieuzorg in zeven geselecteerde bedrijven. Bij
zes van de zeven bedrijven bleek dwang de grootste
drijfveer en was er weinig aandacht voor verdergaande aanpak (zoals ketenbeheer).
Tot een identieke conclusie komt een recente TNOstudie naar milieugedrag in de Nederlandse chemische industrie10.
Wat maakt dat de Nederlandse ondernemingen, ondanks een actieve overheid en kritische maatschappelijke organisaties (vakbeweging, milieubeweging
6. S. van der Merwe en M.D. Oliff, Strategies for the 90’s

means full green ahead, Long range planning, Londen, december 1990.

MUte»~i^m^Oe ‘”*

— taSaAe”:-: •. -:-‘-”

«externe
Beleid
– ve

Gegeven de zeer grote maatschappelijke interesse

;

•^afeaiirt^fcg. riatflioc sopl.

tjptodate’
tactisch

; AlijWefli/aMpi,l990,blz. 51.

7. E. van der Hoeven, De wet van de stimulerende achterstand, Bert Bakker, Amsterdam, 1980.

8. N.A. Hofstra e.a., Milieubedrijfsvoering – pro blemen en
perspectieven, Samson-Tjeenk Willink, Alphen a/d Rijn,

1990.
9. K.F. van der Woerd e.a., De manager en het milieu, Instituut voor Milieuvraagstukken, VU (R 90/07), Amsterdam,
1990.

10. J. Schot e.a., Geven om de omgeving- milieugedrag
van ondernemingen in de chemische industrie, NOTA, rapport STB-TNO, Den Haag, 1990.

en consumentenorganisaties) toch nog zo defensief

reageren? Anders gesteld, waarom heeft de Neder-

Ondernemerschap

landse ondernemer niet de sleutelvaardigheid voor
vernieuwing in deze kansrijke markt?

Sleutelvaardigheid: innovatie

Technologic

Zonder nader in te gaan op de uitgebreide innovatieliteratuur meen ik dat er vier belangrijke aanknopingspunten bestaan voor economische vernieuwing. Daartoe parafraseer ik op de diamant van Porter en kan
men komen tot de ‘innovatie-diamant’ (figuur 2).
Het eerste aspect, technologic, is soms verrassend manifest in de discussies. Met name in de politick wordt
innovatie vaak rechtstreeks in verband gebracht met

Figuur 2. Jnnovraag is niet of telematica of milieu de belangrijkste
uitdaging van de jaren negentig gaat worden. Beide vatiediamant
zijn van essentieel belang, waarbij de telematica voor-

technologische ontwikkeling: meer geld voor R&D

al de interne efficiency betreft en het milieu de exter-

zou Vanzelf tot vernieuwing leiden. Deze ‘technology push’-visie kent ook belangrijke nieuwe adepten,
zeker in de tijd van informatietechnologie .
Daartegenover staat de ‘market pull’-visie, waarbij
de dynamiek van de markt domineert in de ontwikkeling van nieuwe produkten, diensten en processen. In dit blad werd dat eerder samengevat voor
het totaal van de economische vernieuwing12. Naast

ne effectiviteit. Kortom, de management-kwaliteiten
ten behoeve van de milieuproblematiek moeten hoger op de agenda van het Nederlandse bedrijfsleven.

de neoklassieke theorie van de marktwerking leggen recente navolgers van Schumpeter de nadruk

CoOrdinerende netwerken *

Strategic: bedreiging wordt kans
Overal ter wereld lijkt het bedrijfsleven te aarzelen
de milieuproblematiek dezelfde prioriteit te geven
als de technologische uitdagingen. Maar de stemming begint om te slaan en steeds meer topmensen
stellen dat ze verwachten dat de tweede milieugolf

op ondernemerschap als inspirator en organisator

een blijvende zal zijn. Maar het gaat nog niet echt

van innovaties. Van recente datum zijn de theorieen

van harte, zoals blijkt uit de recente conferentie van

waarbij coordinerende netwerken centraal staan

de Internationale Kamer van Koophandel in Rotter-

(zie succes Japan). leder van deze vier genoemde
aspecten is van belang bij de analyse van mogelijke
vernieuwingstendenzen: vandaar de analogic met
de diamant van Porter.
Merkwaardig afwezig in de discussie over de vitaliteit van de Nederlandse economic is de vraag die in

dam onder de noemer WICEM II (world industry
conference on environmental management). De slotverklaring van WICEM II is een krachtig pleidooi
voor duurzame ontwikkelingen, openheid, Internationale harmonisatie van het milieubeleid, wereldwijde aanpak, samenwerking met de overheden en
technologietransfer naar de derde wereld. Verwezenlijking van de goede voornemens is betrekkelijk los-

de VS steeds speelt: hebben wij wel de goede men-

jes georganiseerd; de enige voorwaarde is dat mi-

sen om straks te concurreren op de wereldmarkt? In
Amerika maakt men zich grote zorgen over het lage
niveau van de opleiding en vooral over het dreigende gebrek aan natuurwetenschappers. Vooral voor
de technologiewedloop met Japan denken de Amerikanen de boot te missen door een tekort aan techno-

lieuzorg moet plaatsvinden op vrijwillige basis en
binnen het stramien van de vrije handelsmarkt. Het
vrijblijvende karakter laat echter de nodige ruimte
voor dubieus gedrag. Daar komt nog bij dat controle op naleving van de intentieverklaringen volledig
ontbreekt, laat staan dat eventuele schending van

Staf: op zoek naar managementkwaliteit

logisch- en natuurwetenschappelijk geschoolden.

de afspraken wordt bestraft. Prof. dr. H. Sihler, de

Ook in Nederland hoort men soms wel eens soortgelijke geluiden maar die beperken zich tot de zorg
over het gebrek aan leraren natuurwetenschap en

voorzitter van de conferentie, was zelfs van mening

de effecten daarvan op de inschrijvingen aan de universiteiten. Maar te weinig stelt men zich de vraag
of er wel goede managers worden opgeleid en hoe
het zit met de opleidingen milieumanagement? On-

danks de vaak harde kritiek on het peil van de business-scholen stijgt de belangstelling voor het MBAdiploma overal ter wereld explosief13. Maar levert
deze (ook door mij doorlopen) opleiding nu ook de
managers die we in de economic van morgen nodig
hebben? De psycholoog Leavitt van Stanford University legt in The Economist uit dat business-scholen

prettige jonge mensen omvormen tot criticasters
met slechts een hersenhelft, een gekrompen ziel en

dat controle fnuikend zou kunnen zijn voor de implementatie van goede bedoelingen van de Industrie. Hij zag daarentegen juist een waakhondfunctie
voor pers, milieu-organisaties en oplettende, milieubewuste arbeiders. De Industrie geeft zich blijkbaar
liever over aan de sociale controle van maatschappelijke krachten. Dat betekent een trendbreuk in het
industrie-denken. Nu is het immers nog zo dat de industrie zich beklaagt over de onredelijkheid van
maatschappelijke organisaties als die zich zo’n kritische rol aanmeten (zie wasmiddelen, PVC).

Omdat WICEM II aantoont dat het internationale bedrijfsleven nog aarzelt concrete maatregelen te nemen, kan het Nederlandse bedrijfsleven in het gat in
de (Westeuropese) markt springen. Immers, men is

een hart van ijs. En dat, aldus Leavitt, terwijl de intu’itieve eigenschappen van managers aan belang winnen nu het milieu en de maatschappelijke verantwoordelijkheid steeds belangrijker worden.
Leest men alle verhalen over management-opleidingen in Nederland, dan ligt het accent op de informatie-technologie en niet op milieumanagement. De

ESB 12-6-1991

11. R. Foster (McKinsey), Innovation – the attackers advantage, Samuel Books, New York, 1986.
12. L. van der Geest, Vernieuwen en nog eens vernieuwen,
ESB, 19/26 december 1990, biz. 1201.
13. A survey of management education, The Economist,

2maart 1991.

dan wel niet zo goed geoutilleerd als de Californische
bedrijven, maar met een nieuwe impuls zou men in ieder geval koploper in de EG kunnen worden. Daardoor wordt de achterstand die men ervaart door het
strengere Nederlandse milieubeleid wellicht een stimulans tot vernieuwing. De ‘voorsprong’ die Nederland heeft in het denken over het milieu, omdat wij al
overal worden geconfronteerd met gifbelten, stervende bossen en verzuring duurt echter niet eeuwig.
Steeds meer discussies in de OESO en de VN gaan
over de bittere noodzaak van duurzame ontwikkeling, helaas niet vanwege de mooie ideologic, maar
vanwege het toenemende aantal calamiteiten en de
toenemende bezorgdheid bij burgers.
Overal ter wereld begint men te roepen om expertise en produkten die met een duurzame ontwikkeling te rijmen zijn. Zo kan wellicht de relatieve
achterstand die het Nederlandse bedrijfsleven
dacht te krijgen door de strenge regelgeving toch

nog voordelig uitpakken op de Europese markt.
Maar dat betekent wel dat we in Nederland nu
werkelijk de duurzame ontwikkeling moeten gaan
operationaliseren en ophouden met er alleen over
te confereren. Met name de netwerkbenadering
van vernieuwing (inclusief milieu-organisaties)
kan daarbij uitkomst bieden.

Economic en ecologie
Recentelijk is de discussie over de spanning tussen
economic en ecologie, bijna tien jaar geleden al aan-

gekaart door Potma , in het voetspoor van Pen en

Een innovatieve strategic
Het eerder vermelde TNO-onderzoek naar het milieugedrag van de Nederlandse chemische industrie decide ondernemingen in naar vijf manieren waarop de
milieu-aspecten in het bedrijf worden aangepakt. Bij
een afhankelijke strategic verlaat het bedrijf zich op
regelgeving van de overheid. Bij een defensieve strategic is milieubeleid in enige vorm, bij voorbeeld een
milieubeleidsverklaring, aanwezig. Het bedrijf gaat
echter niet verder dan hetgeen de overheid voorschrijft. Bij een offensieve strategic wil het bedrijf de
eigen milieuproblemen op eigen initiatief oplossen.
In het totale beleid blijft milieu echter een randvoorwaarde. Bij een innovatieve strategic is milieu daarentegen wel een centrale doelstelling van het strategisch
beleid. De niche-strategie ten slotte wordt gehanteerd
indien een bedrijf op een snelle en goedkope manier
een ‘milieugat’ in de markt wil dichten. Het middenen kleinbedrijf bevindt zich in de overgang van de afhankelijke naar de defensieve strategic. Multinationals balanceren over het algemeen tussen de defensieve en offensieve strategic. Maar waar blijft nu het
initiatief om tot een nationale innovatieve strategic
voor milieu-expertise te komen?
Niet noodzakelijkerwijs behoeft men daarbij te denken aan een nieuwe commissie Wagner, maar wellicht aan een andersoortig initiatief. Waarom bij
voorbeeld niet een jaarlijkse Catshuis-conferentie,
naar het voorbeeld van de White House conferences on small business die onder Reagan werden gehouden, uitmondend in een gezamenlijk actieplan
voor een belangrijk thema.
Maar Nederland zal pas werkelijk klaar zijn voor Europa als we onze eigen milieuproblemen wat voortvarender aanpakken en daardoor de complexe expertise ontwikkelen die straks nodig zal blijken. Daartoe
zullen we ook veel meer af moeten komen van de onderhandelingscultuur die ons milieubeleid nog steeds
kenmerkt. ledereen erkent dat de handhaving de
zwakste schakel is van het milieubeleid en als die
moet worden versterkt betekent dat veel strengere
controle en duidelijke sancties (en minder gedogen!).
Daarmee komen we toch in de richting van de Ameri-

Huetingh, nieuw leven ingeblazen door het
Brundtland-rapport en op nationaal niveau door de
SER. Ge’interesseerden kunnen hierover verder lezen in het rapport van de Commissie Lange Termijn
Milieubeleid en kunnen ook terecht bij Heertje,
Pen en Huetingh.
Heertje verzet zich terecht tegen diegenen (waaronder onze ministers) die beweren dat milieumaatregelen alleen kunnen als we tegelijkertijd groeien.
Men beseft onvoldoende dat een kwalitatieve verbetering van de omgeving evenzeer in behoeften
voorziet als het verbreden van de statistisch waarneembare goederenstroom. Niet alleen krimpt de
toekomstige goederenstroom in als we nu het verminderen van schade achterwege laten, maar ook
zullen milieu-vriendelijke produktie en produkten
de produktieve groei bevorderen. Pen, en vooral
Huetingh, spreken liever over het onoplosbare conflict tussen meer produktie en een schoon milieu.
Zij betrekken veel sterker de inkomenseffecten en
de consumptiegroei bij de discussie en stellen zich

de Europese markten. En scherpe regelgeving met
duidelijke sancties blijkt niet alleen ‘strategy-forcing’
te zijn, maar kan vernieuwend werken. In de VS heeft
dat er toe geleid dat het bedrijfsleven het milieugebied veel beter beheerst en veel meer voor innovatieve milieustrategieen kiest.
Zo lijkt het comparatieve nadeel dat Nederland
meent te hebben door zijn milieusituatie, met een

vierkant op tegen elke soort groei omdat die altijd

duidelijke, gezamenlijke, innovatieve aanpak te kun-

ten koste zal gaan van de relatieve schaarste aan milieugoederen.
Langzamerhand sijpelt de discussie door naar de besluitvormers in Nederland, zoals onder meer blijkt
uit een recent interview met de secretaris-generaal
van het Ministerie van EZ, Geelhoed17. Hij wil het
welvaartsbegrip aanpassen en spreekt verder over
een marktconform milieubeleid en een milieuconform economisch beleid. Ook vice-premier Kok lijkt
een stap verder te gaan en spreekt van een ver-

nen worden omgebogen naar een kans om Europa
in te trekken. En zo worden we wellicht toch nog
een gidsland op milieugebied.

schuiving van de belasting van de factor arbeid naar
het milieu door een ecotax. Met name die verschuiving is een belangrijk onderwerp voor de economieecologie discussie.

kaanse situatie en de verwachte ontwikkeling binnen

E.J. Tuininga
14. T.G. Potma, Economic en milieu, ESB, 21/28 december
1983, biz. 1201-1203.
15. Commissie Lange Termijn Milieubeleid, Een lange termijn milieubeleid— milieudenkbeelden voor de 20ste

eeuw, Kerkebosch bv, Zeist, 1990.
16. A. Heertje, Voor niets gaat de zon op, ESB, 3 mei 1989
biz. 428- 432.
17. Interview met A. Geelgoed, Nieuwe Beta, mei 1991.
18. Interview met W. Kok, NRC-Handelsblad, 17 mei 1991.

Auteur