Ga direct naar de content

Internationale concurrentie

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: november 5 1986

Internationale concurrentie
Ondernemen wordt steeds meer een Internationale
aangelegenheid. Bedrijven orienteren zich tegenwoordig niet alleen meer bij het zoeken van afzetmogelijkheden over de grenzen, maar ook bij de keuze van hun produktielokaties. Steeds meer bedrijven verwerven belangen in het buitenland door joint-ventures aan te gaan,
bestaande bedrijven over te nemen of zelf nieuwe vestigingen op te richten. Dergelijke directe investeringen
vormen, in tegenstelling tot internationaal beleggingsverkeer, actief kapitaalverkeer. Het gaat erom zeggenschap te verkrijgen over het beleid van de buitenlandse
onderneming waarin wordt gei’nvesteerd. Het op deze
manier ontstaan en groeien van multinationale ondernemingen is in economisch opzicht een van de opvallendste ontwikkelingen van de afgelopen decennia.
Zoals te lezen is in het artikel van Van Nieuwkerk in
deze ESB is deze ontwikkeling niet ongemerkt aan Nederland voorbijgegaan. Nederland is als klein land traditioneel sterk op het buitenland gericht; het is het achtste
handelsland ter wereld. De directe buitenlandse investeringen van Nederlandse bedrijven zijn van 1973 tot 1985
gestegen van f. 45 mrd. tot f. 145 mrd. Daarmee nam
Nederland achter de VS en het Verenigd Koninkrijk de
derde plaats in onder de directe investeerders in de wereld. Ook de groei van de buitenlandse directe investeringen in Nederland was opmerkelijk. Sinds 1973 heeft
een verdrievoudiging plaatsgevonden tot ongeveer f. 60
mrd.
De internationalisering van de economie wordt veroorzaakt door een complex van factoren. Ohmae deelt
ze in in drie categorieen 1). In de eerste plaats is, in met
name de OESO-landen, sprake van een convergentie
van de consumentenvoorkeuren. Hierdoor wordt het
voor producenten gemakkelijker hun produkten ook
over de landsgrenzen af te zetten. In de tweede plaats
speelt de toegenomen kapitaalintensiteit van de produktie een rol. Deze noopt bedrijven op grate schaal te produceren en hun produkten dus ook buiten de relatief
kleine thuismarkt af te zetten. Ten slotte noemt Ohmae
de snelle technologische ontwikkeling. Hierin gaan de
OESO-landen ongeveer gelijk op. Als ondernemers dus
eerst alleen de thuismarkt veroveren om zich vervolgens
pas internationaal te gaan orienteren, zullen ze zich
daar voor een onoverbrugbare achterstand geplaatst
zien. Het is dus zaak nieuwe vindingen direct internationaal te exploiteren.
Exporteren van produkten is vaak niet afdoende om
voet aan de grond te krijgen op buitenlandse markten.
Handelsbelemmeringen of hoge transportkosten kunnen een onoverkomelijke barriere vormen. Voorts is de
eigen aanwezigheid op de betreffende markt vaak noodzakelijk om er succesvol te kunnen opereren. Industriele
ondernemingen moeten nieuwe ontwikkelingen in produkten en produktieprocessen waar ook ter wereld snel
kunnen oppikken om ze, ook elders, zelf te kunnen toepassen. Voor ondernemingen in dienstverlening en detailhandel geldt bovendien dat de eigen aanwezigheid
vaak een noodzakelijke voorwaarde is om hun produkten af te zetten.
Naarmate bedrijven minder nationaal gebonden zijn
zullen ze de keuze van vestigingsplaatsen steeds meer
laten bepalen door wat de verschillende landen hebben
te bieden. Een belangrijke factor bij de keuze van een
vestigingsplaats is natuurlijk de omvang van de markt
die vanuit die plaats kan worden bereikt. In dat opzicht
biedt de VS, met een grote, homogene markt, duidelijk
voordelen boven het nog steeds wat versnipperde Euro-

ESB 12-11-1986

pa. De afgelopen tien jaar is dan ook een tendens waar
te nemen van directe investeringen uit Europa naar de
VS. Op de Landelijke economistendag over ondernemen over de grenzen constateerde Meys, lid van de
raad van bestuur van de Amro-bank, echter een keer ten
goede. Hij wees op de convergentie van het sociaal- en
financieel-economische beleid in de landen van de EG,
de toegenomen samenwerking van het Europese bedrijfsleven en het Witboek van de Europese Commissie,
dat een uiting is van het streven zo snel mogelijk tot een
interne markt binnen Europa te komen. Deze ontwikkeling maakt Europa aantrekkelijker voor investeerders.
Andere factoren die een land tot een aantrekkelijke
vestigingsplaats maken kwamen op de economistendag
aan de orde in de toespraak van de president-directeur
van ESSO-Nederland, R. Dahan. In de eerste plaats
noemde deze de aanwezigheid van gekwalificeerde arbeidskrachten. De overheid kan hieraan bijdragen door
het onderwijs af te stemmen op de wensen van het bedrijfsleven. In de tweede plaats ging hij in op de arbeidsmotivatie. Deze zou verbeterd moeten worden
door een vergroting van de economische prikkels voor
werknemers, dat wil zeggen, grotere verschillen in inkomen tussen actieven en niet-actieven en lagere (marginale) belastingtarieven. In de derde plaats achtte hij terughoudendheid van belang bij regulering. De overheid
moet zich conformeren aan het buitenland, want vooroplopen, bij voorbeeld op het terrein van de milieuwetgeving, is uiteindelijk doodlopen, aldus Dahan.
De internationalisatie van het bedrijfsleven heeft dus
ook voor overheden belangrijke consequenties. Er ontstaat als het ware een markt voor internationale investeringen, waarop multinationale ondernemingen optreden
als aanbieders en overheden als vragers. De speelruimte voor nationaal beleid wordt daardoor steeds kleiner.
De noodzaak in internationaal opzicht aantrekkelijk te
zijn voor investeerders heeft aldus op Europa een tweeslachtige uitwerking. Enerzijds dwingt de behoefte van
investeerders aan een grote, min of meer homogene
markt tot samenwerking. Anderzijds zijn de afzonderlijke overheden er echter bij gebaat dat die Europese
markt vanuit hun eigen land wordt bediend. Op de markt
voor internationale investeringen zijn de Europese landen dusjuistelkaarsconcurrenten. Om meete komen in
deze concurrentieslag moet, getuige het verhaal van
Dahan, de concurrentie in eigen land bevorderd worden.
Voorop lopen bij het verminderen van sociale zekerheid,
milieuwetgeving en andere collectieve voorzieningen
biedt in economisch opzicht perspectief.
Deze ontwikkeling is niet zonder gevaren. Als de Europese landen zich door internationale ondernemingen
te zeer tegen elkaar laten uitspelen, kan de verdere internationalisatie van de economie uitlopen op een
veldslag om de investeerdersgunst. Zij gaat dan ten
koste van andere belangen dan die van het bedrijfsleven. De tendens tot internationalisatie kan daarom niet
beantwoord worden met concurrentie; zij noopt tot verdere internationale politieke samenwerking.
M.A. Langman

1) K. Ohmae, Triad. De opkomst van mondiale concurrentie,
Utrecht/Antwerpen, 1985.

1085

Auteur