Ga direct naar de content

Valsemunterij

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: november 28 1984

Valsemunterij
Algemene aspecten en de betekenis in Nederland
DRS. W.C. BOESCHOTEN – DR. P.D. VAN LOO*

Zoals alles van waarde wordt ook geld sinds zijn invoering in het economisch verkeer vervalst. In
tegenstelling tot de meeste andere vervalsingen leidt vervalsing van geld echter niet alleen tot
benadeling van individuen, maar kan zij door ontwrichting van het betalingsverkeer de hele
gemeenschap grote schade berokkenen. Daarom is dit delict in de rechtspraak verhoudingsgewijs
altijd zeer zwaar bestraft 1). In dit artikel zullen eerst enkele algemene aspecten van valsemunterij
worden behandeld. Daarna komt de Nederlandse situatie aan de orde.

Definitie
Onder valsemunterij verstaat men het vervalsen of namaken
van munten, muntbiljetten 2) of bankbiljetten met de bedoeling
deze als echt uit te geven. Echt is alleen dat chartaal geld dat door
de wettige emittent in omloop is gebracht. In Nederland is dit de
Rijksmunt voor de munten en de Nederlandsche Bank voor de
bankbiljetten. De munten worden geslagen in eigen beheer. De
bankbiljetten worden vanouds in opdracht van de Bank gedrukt
door de drukkerij Johan Enschede en Zonen op papier van de
papierfabriek Van Houtum en Palm, waarvan de Bank de enige
aandeelhouder is.
Bij valsemunterij wordt onderscheid gemaakt tussen namaken, waarbij geheel nieuwe munten of biljetten worden gemaakt
en vervalsen, waarbij gebruik wordt gemaakt van reguliere munten of bankbiljetten. Sinds de opkomst van het bankbiljet komt
deze laatste vorm van valsemunterij relatief nog maar weinig
voor. Ondanks het bovenbeschreven verschil wordt ook namaak
vaak met de term vervalsing aangeduid.
Dat de grens tussen echt en vals soms niet haarscherp is aan te
geven blijkt uit de roemruchte affaire-Reis, die zich in 1925 in
Portugal heeft afgespeeld 3). Gebruik makend van vervalste
contracten liet de aan de grond geraakte zakenman Alves Reis in
1925 de officiele drukkers van de Bank van Portugal, de firma
Waterlow and Sons te Londen, in totaal 580.000 500-escudos
biljetten drukken. De biljetten die Reis en zijn drie medeplichtigen zo in handen kregen waren niet te onderscheiden van echte
biljetten, die immers met dezelfde platen waren gedrukt. Toen
de zaak na negen maanden aan het licht kwam, moest de Bank
van Portugal dan ook wel overgaan tot het inwisselen van meer
dan 200.000 valse biljetten met een waarde van ruim $ 5 mln., die
inmiddels in omloop waren gebracht. De affaire resulteerde in
een ernstige financiele crisis, die mede de aanleiding was voor de
val van de Portugese regering en het aan het bewind komen van
Salazar.
Behalve regulier geld dat in omloop is, wordt ook geld nagemaakt dat allang uit de roulatie is genomen, maar dat een grote
verzamelwaarde heeft. Het gaat met name om munten, waarvan
de verzamelwaarde vele malen boven de intrinsieke waarde kan
liggen. Dit type vervalsing is in zekere zin vergelijkbaar met de
vervalsing van antiek. Het vervalsen op zich is overigens niet
strafbaar, maar wel het te koop aanbieden van falsificaten als
oude munten. Reeds sedert de opkomst van de numismatiek in
de Renaissance baart deze vorm van muntvervalsing de verzame1196

laar zorgen. Voor de geldomloop is hij echter van geen betekenis.
Methoden van vervalsing
Voor de vervalsing van de oorspronkelijk overwegend gouden
en zilveren munten stond de valsemunters een veelheid van methoden ter beschikking. Het gevolg was dat een groot gedeelte
van de circulatie bestond uit munten van een laag allooi. Een belangrijke reden voor de groeiende bereidheid van het negentiende-eeuwse publiek om de aanvankelijk zo gewantrouwde bankbiljetten te accepteren school dan ook in het feit dat zij veiliger
waren dan munten.
Vervalsing van munten
De gemakkelijkste manier om volwaardige munten te vervalsen was het afvijlen of afsnijden van de muntranden. Dit was
echter reeds in een vroeg stadium praktisch onmogelijk gemaakt
door de invoering van gekartelde of beschreven muntranden.
Dat gold niet voor de moeilijker, maar ook winstgevender procedure waarbij de munt via een in de rand geboord gaatje werd uitgehold. De ontstane holte werd volgegoten met een daarvoor ge* De auteurs zijn werkzaam op de Afdeling Wetenschappelijk onderzoek en econometrie van De Nederlandsche Bank NV. Ze zijn in het bijzonder dank verschuldigd aan G.J.J. de Wit, mr. drs. R. J.H. Smits en ir.
H.A.M. de Heij, resp. chef Afdeling Beveiliging en transport, adjunctchef Secretarie en medewerker op de Afdeling Bankbiljetten-technische
ontwikkeling van De Nederlandsche Bank NV, D. Schuurman en A.J.
Keukelaar, hoofd resp. coordinator administratie en analyse van de Falsificaten Centrale van de Centrale Recherche Infplmatiedienst, en dr.
J.G.S.J. van Maarseveen, hoofd van de Hoofdafdeling Statistieken van
rechtsbescherming en veiligheid van het Centraal Bureau voor de Statistiek.
1) In de middeleeuwen werden valsemunters levend gekookt en zelfs tegenwoordig wordt in sommige landen van Afrika en Zuid-Amerika voor
dit misdrijf nog de doodstraf voltrokken. In Nederland is dit nooit gebeurd, hoewel in 23 gevallen deze straf wel is uitgesproken.
2) Omdat muntbiljetten in de Nederlandse chartale geldomloop momenteel van ondergeschikt belang zijn, wordt hieraan in dit artikel geen aandacht besteed.
3) De affaire is boeiend beschreven door M.T. Bloom, The man who stole Portugal, Seckes and Warburg, Londen, 1967.

schikt metaal zoals lood of tin. Een andere mogelijkheid was om
de munt met een uiterst fijne zaag overdwars te splitsen in twee
delen, en deze na uitholling en opvulling weer samen te voegen.
Bij een verfijnde variant hiervan werd eerst de rand van de munt

voorsprong van de uitgevers van bankbiljetten is hier van

doorslaggevende betekenis. Afgezien van het handmatig vervalsen vormde het nadrukken der biljetten met zelf gegraveerde platen aanvankelijk de enige mogelijkheid. Met de opkomst van de

verwijderd en werden vervolgens van de resterende plak boven-

fotografie zijn echter verschillende andere reproduktieprocedds

en onderkant in dunne schijven afgezaagd. Na vervanging van
de muntkern door een kern van minder edel metaal werd het geheel weer tot een munt gesoldeerd. Deze munten konden niet alleen worden herkend aan soldeerpunten en aan hun afwijkende

binnen het bereik van valsemunters gekomen, waarbij het biljet

klank, maar ook doordat de rand er met een knal vanaf sprong

natie van druktechnieken (plaatdruk, boekdruk, offsetdruk).

als ze boven een kaarsvlam werden gehouden. Weer een andere

Bij plaatdruk, een zeer dure druktechniek, wordt de inkt onder

methode van vervalsing was om gewoon een bestaande munt van

grote druk op het papier aangebracht, zodat er relief ontstaat.

een minder edel metaal te vergulden en vervolgens als gouden
munt in omloop te brengen. Veiliger was het natuurlijk om een
originele munt in een minder edel metaal door middel van
muntslag of een gietproces na te maken en deze munt vervolgens
te vergulden of te verzilveren. Ter vervalsing van gouden munten
stond ten slotte ook nog een chemisch middel ter beschikking in
de vorm van koningswater. Hiermee kon heel gelijkmatig en
weinig opvallend een deel van het gewicht aan de munten worden
onttrokken 4).
Met de geleidelijke afschaffing van het goud en zilver als
muntmetaal en de vervanging van de grotere munt waarden door

bankbiljetten is aan de vervalsing van de in omloop zijnde munten goeddeels een einde gekomen. Munten zijn weliswaar nog
steeds relatief gemakkelijk na te maken, maar het is doorgaans
vanwege hun kleine coupurewaarden en hun fiduciaire karakter
niet meer lucratief. Daarbij speelt mee dat bij het in omloop
brengen van flinke bedragen het afzetprobleem voor valse munten veel groter is dan voor valse bankbiljetten. Een van de gemakkelijkste afzetkanalen vormen nog de automaten. Dientengevolge doen zich vervalsingen van munten dan ook vaak voor
bij in automaten gebruikte muntwaarden 5).

echter bijna steeds volledig glad blijft. De meeste valse biljetten
worden tegenwoordig in offset gedrukt, terwijl de drukkerijen
van de echte biljetten doorgaans gebruik maken van een combi-

Bij het ontwerp van de biljetten is op de technische ontwikkelin-

gen ingespeeld door o.a. van eenkleurige op meerkleurige biljetten over te stappen en moeilijk reproduceerbare inktsoorten en
kleuren te gebruiken. Te zamen met de papierkeuze en het water-

merk vormen deze maatregelen de belangrijkste middelen ter
voorkoming van namaak met behulp van kleurenfotokopieerapparaten en zogenoemde scanners. Met deze laatste kunnen veel-

kleurendrukken totaal worden ontleed en op een getrouwe manier opnieuw worden samengesteld 8).
Economische gevolgen van valsemunterij
Het in omloop brengen van vals geld heeft directe en indirecte
economische gevolgen. Voor zover het valse geld als ruilmiddel
fungeert, is het eerste directe gevolg een autonome stijging van

de chartale geldcirculatie en daarmee van de geldhoeveelheid. Er
kan zodoende in beginsel een discrepantie ontstaan tussen de feitelijke en de statistisch geregistreerde geldomloop. Het belangrijkste indirecte effect is het afnemende vertrouwen van het publiek in het geld. De mate waarin deze effecten optreden is af-

hankelijk van de tijd die ligt tussen uitgifte en ontdekking van de
Vervalsing van bankbiljetten
De vervalsing van bankbiljetten heeft een duidelijk ander karakter dan de vervalsing van munten. Enerzijds zijn de coupurewaarden veel groter, maar anderzijds is het veel tnoeilijker om
tot goede falsificaten te komen. De emittenten, meestal de cen-

trale banken, leggen zich crop toe om de valsemunters technisch
steeds een stap voor te blijven. Het gevolg is dat de bankbiljetten

sinds de negentiende eeuw, toen zij op grote schaal in de circula-

falsificaten, van de omvang van de vervalsing en van de wijze
waarop het vervalste geld door de valsemunters wordt aangewend. Zo zal een vervalsingsaffaire die voor uitgifte aan het licht

komt geen directe economische gevolgen hebben. Wel kan bij
het publiek wantrouwen jegens het geld ontstaan. De gevolgen
van valsemunterij op grote schaal kunnen zo verstrekkend zijn

dat regeringen het soms zelfs als economise!! wapen tegen vreemde mogendheden trachten te gebruiken.

tie kwamen, een voortdurende kwaliteitsverbetering te zien hebben gegeven. Alleen met gebruikmaking van de modernste tech-

Gevolgen van de initiele toeneming van de geldhoeveelheid

nische hulpmiddelen kunnen goed gelijkende falsificaten wor-

De verdere gevolgen van de grotere chartale geldcirculatie zijn
afhankelijk van de wijze waarop de valsemunters het valse geld

den verkregen. In vele gevallen speculeren valsemunters echter

op de onachtzaamheid van het publiek en streven niet eens naar
een reproduktie tot in details.

Een van de eenvoudigste vervalsingsmethoden is om bestaande biljetten door wijziging van het opschrift in een hogere coupurewaarde te veranderen, het zogenoemde majoreren. Vervalsingen van dit type werden gemaakt door de Duitse graveur Karl
Becker, die in de jaren zeventig van de vorige eeuw naar de Verenigde Staten was geemigreerd nadat hij was betrapt op vervalsing van een handtekening 6). Volgens een door hemzelf ontwikkeld precede verwijderde hij het opschrift van 1-dollar-biljetten
om er vervolgens 10-dollar-biljetten van te maken, die zelfs door
ervaren vaklieden nauwelijks konden worden herkend. Hij werd

uiteindelijk gearresteerd wegens de vervalsing van een cheque.
Zijn geheim van de chemische verwijdering van de opdruk zonder het papier te beschadigen heeft hij nooit prijsgegeven. Overigens lenen juist de dollarbiljetten zich uitstekend voor dit soort
manipulates, omdat zij per coupure qua grootte en kleur in het

geheel niet, en qua afbeelding slechts zeer weinig van elkaar
verschillen.
Andere vervalsingsmethoden die van bestaande biljetten uitgaan, doch die aanzienlijk minder vaak worden toegepast, zijn
het verknippen en het splitsen van bankbiljetten 7). In het eerste

geval worden smalle repen geknipt uit een aantal biljetten van
hetzelfde type, die vervolgens worden samengevoegd tot een
nieuw biljet. Bij het splitsen wordt een bankbiljet overdwars in
twee delen gesneden, die dan voor twee afzonderlijke ,,bankbiljetten” worden gebruikt.
Bij de overige methoden gaat het om namaak. De technische
ESB 19/26-12-1984

aanwenden, dat wil zeggen of ze het direct besteden, het in andere binnenlandse financiele activa omzetten, of overbrengen naar

het buitenland. Bij directe besteding gaat er in beginsel een inflatoire bestedingsimpuls van uit. Omzetting in andere financiele
activa zal in eerste instantie via het liquiditeitseffect de rente

doen dalen. Zodra een abnormale toeneming van de geldhoeveelheid bekend wordt of er geruchten over valsemunterij de
ronde gaan doen, kan het prijsverwachtingseffect de rente echter

weer opstuwen. Wordt het valse geld omgezet in vreemde valuta
en over de grens gebracht, dan leidt dit tot een daling van de deviezenvoorraad en mogelijk van de koers van de vervalste munt-

eenheid 9).

4) Voor een uitvoeriger beschrijving zij verwezen naar H. Voigtlaender,
Falschmiinzer and Miinzfalscher, Numismatischer Verlag H. Dombrowski, Munster, 1976, biz. 75-94.
5) Voigtlaender, op. cit., biz. 86.
6) Men zie hiervoor A. Pick, Papier geld, Klinkhardt & Biermann,

Braunschweig, 1967, biz. 402. .
7) Zie Schweizerische Bankgesellschaft, Falschgeld!, Schriftenreihe der
Schweizerischen Bankgesellschaft zu Wirtschafts- und Gesellschaftsfragen, 1973, biz. 15.
8) ZieM. Monestier, L’art dupapier monnaie, Editions du Pont Neuf,
Parijs, 1982, biz. 52.

9) Volgens Bloom steeg in 1925 ten tijde van de Reis-affaire de koers van
de escudo. Reis en zijn medeplichtigen lieten de valse biljetten echter op

de zwarte markt omwisselen, zodat in dat geval geen sprake was van een
daling van de officiele deviezenvoorraad.

1197

Aannemende dat de chartale geldvraag in beginsel niet verandert 10) zal de chartale geldcirculatie echter op de langere duur
weer haar oude omvang aannemen. Valsemunterij heeft dan uiteindelijk een negatieve invloed op de geregistreerde geldhoeveelheid. Er vindt een vorm van ,,crowding out” plaats: voor een
deel van het reguliere geld komt vals geld in de plaats. Deze hypothese vindt enige steun in het feit dat de bankbiljettencirculatie in Portugal in 1925 een vergeleken met eerdere jaren onopvallende stijging 11) te zien gaf van iets boven de 3%, terwijl Reis
met de zijnen in dat jaar alleen al zo’n 200 mln. escudos (11%

van de bankbiljettencirculatie) aan vals geld in omloop had gebracht 12).
Bij ontdekking van de vervalsing zullen ceterisparibus dezelfde effecten, doch in tegengestelde richting optreden (negatief
bestedingseffect, rentestijging, toeneming van deviezenvoor-

raad en koerswaarde, en stijging van de geregistreerde chartale
geldhoeveelheid). Alleen als het valse geld is omgezet in vreemde
valuta en niet meer kan worden achterhaald, is er sprake van een
blijvende verandering van de deviezenvoorraad.

Gevolgen van een afnemend vertrouwen in het geld
Het huidige fiduciaire geld ontleent zijn functie aan het vertrouwen van het publiek en de massale gewoonte het als betaalmiddel te accepteren. Valsemunterij leidt tot wantrouwen bij het
publiek jegens de vervalste coupure of eventueel jegens al het
chartale geld. In het eerste geval kan de samenstelling van de

dischgratz op stapel gezette vervalsing van Franse 1.000-frankbiljetten strandde vroegtijdig op de slechte kwaliteit van de falsificaten 15).
Verreweg de grootste onderneming van dit type en tevens de
grootste vervalsingsaffaire tot op heden is het in Nazi-Duitsland
op touw gezette ,,Unternehmen Bernhard” geweest 16). De aanvankelijke bedoeling ervan was om valse biljetten van Engelse
ponden boven Engeland uit te strooien en aldus de economic aldaar lam te leggen. Van September 1942 tot februari 1945 werden
in het concentratiekamp Sachsenhausen te Oranienburg onder
leiding van de SS-majoor Bernhard Kriiger voor £ 135 mln. aan
valse biljetten gemaakt, die nauwelijks van echt waren te onderscheiden. Uiteindelijk zijn de biljetten slechts gebruikt voor de
betalin&ivan spionnen, omkoperij, aanschaf van wapens en munitie van partizanen en aankopen bij neutrale landen. In april
1943 besloot de Bank of England met het oog op deze vervalxsmgsaffaire bankpapier van £ 10 en hoger in te trekken. Pas in
1945 werd het oude £ 5-biljet vervangen door een nieuw biljet dat
zich van het oude slechts onderscheidde door een dikkere papiersoort, waarin evenals in de £ 1 en £ 10-biljetten een metaaldraad
was verwerkt. Nog steeds worden er partijen van door de Nazi’s
vervalste ponden-biljetten opgedoken uit het Oostenrijkse

Toplitzmeer, waar de rest van de biljetten aan het eind van de
oorlog tot zinken was gebracht.
Valsemunterij in Nederland

chartale geldcirculatie veranderen. Het aandeel van de gewantrouwde coupure zal dalen ten gunste van de naastliggende lagere en hogere coupures, die als substituut gaan fungeren. Met het
oog hierop is het van belang dat het coupureboeket een evenwichtige opbouw heeft, met gelijkmatige, niet te grote afstanden
tussen de opeenvolgende coupures. Een vlucht uit een vervalste
coupure kan dan door de naastliggende coupures worden opge-

vangen zonder dat dit een sterke toeneming van het totale aantal
biljetten of munten veroorzaakt. Wanneer het vertrouwen van
het publiek of de buitenlandse banken in een bepaalde coupure
naar het oordeel van de monetaire autoriteiten te zeer geschokt
is, zal men overgaan tot vervanging ervan. De uitgifte van een

nieuw Brits bankbiljet van £ 20 vanaf 15 november jl. is een recent voorbeeld in deze 13). De oude biljetten blijven overigens
nog wel in omloop.
Indien de Valsemunterij een dergelijke omvang aanneemt dat
wantrouwen jegens de gehele chartale geldcirculatie ontstaat, zal
men dit geld in andere activa, met name giraal geld, gaan omzetten. Door een dergelijke autonome daling van de verhouding
tussen chartaal en giraal geld zal in eerste instantie de liquiditeitspositie van het bankwezen verruimen. Het is ook mogelijk
dat men overgaat tot het gebruik van een andere valuta. Hoewel
het niet om Valsemunterij in de gangbare betekenis gaat, is de recente ontwikkeling in Israel hier in zekere zin een voorbeeld van.

Het vertrouwen in de shekel is door de hollende inflatie dermate
aangetast dat men steeds meer de dollar als betaal- en oppotmiddel en zelfs als rekeneenheid is gaan gebruiken.
De vertrouwenseffecten treden pas in werking als de vervalsing wordt ontdekt of als de directe economische gevolgen aanleiding gaan geven tot wantrouwen. Dit laatste deed zich voor bij
de eerder genoemde Reis-affaire. De hoofdzakelijk met 500-

escudos-biljetten gefinancierde bestedingen namen in 1925 dermate sterk toe dat er al geruchten over valsemunterij circuleerden lang voordat deze ook werkelijk kon worden aangetoond.
Valsemunterij als economisch vapen
In het verleden is in het kader van de economische oorlogvoering herhaaldelijk getracht gebruik te maken van valsemunterij
om wille van haar vermeende economische gevolgen. Doorgaans
echter zonder veel resultaat. Zo verleende de Britse minister Pitt
in 1793 aan emigranten toestemming om Franse assignaten na te
maken en mee te nemen in de hoop dat Frankrijks ineenstorting

Juridische aspecten
Zowel Nederlandse als buitenlandse bankbiljetten en munten
vallen beide onder de wettelijke bescherming van het strafrecht
(artt. 208-215 en 440 Wetboek van Strafrecht). De maximale
straf bedraagt tegenwoordig negen jaar gevangenisstraf of
f. 100.000 boete voor degene die bankbiljetten of munten namaakt of vervalst met het oogmerk ze als echt uit te geven (art.
208). Een zelfde straf geldt voor degene die vals geld uitgeeft dat
hij zelf heeft gemaakt of vervalst dan wel willens en wetens als
zodanig heeft geaccepteerd, en voor degene die zulk geld in voorraad heeft met het oogmerk het als echt uit te geven (art. 209).
lemand die opzettelijk vals geld uitgeeft waarvan hij de valse
hoedanigheid niet kende toen hij het ontving, wordt milder
gestraft. Hem staat een gevangenisstraf van ten hoogste drie
maanden of een geldboete van ten hoogste f. 5.000 te wachten

(art. 213). Daarentegen wordt het maken of in bezit hebben van
stoffen of voorwerpen waarvan men weet dat ze bestemd zijn
voor valsemunterij weer aanzienlijk zwaarder gestraft. De maximale straf hiervoor bedraagt vier jaar gevangenisstraf of
f.25.000 boete (art. 214).
Bankbiljetten vallen bovendien nog onder de bescherming van
de auteurswet. Sinds de Hoge Raad in 1968 het auteursrecht van

10) Het is denkbaar dat de chartale geldvraag in tweede instantie enigszins toeneemt ten gevolge van een door de extra bestedingen veroorzaakte nominale inkomensstijging of een door het liquiditeitseffect veroorzaakte rentedaling.
11) B.R. Mitchell, European historical statistics, 1750-1975, tweede herziene druk, Macmillan, Londen/Basingstoke, 1981, biz. 711.
12) Overigens dient bij deze conclusie enige voorzichtigheid te worden

betracht. Mogelijk heeft namelijk de ontknoping van deze affaire tegen
het jaareinde tot een vlucht uit het chartale geld geleid.
13) TheTimes, ISnovember 1984. Van Amerikaansedollarbiljettenzijn
al bijna 10.000 typen falsificaten bekend, maar men is nog steeds niet
overgegaan tot vervanging van de van 1929 daterende modellen. Als redenen hiervoor worden genoemd de gehechtheid van de Amerikanen aan

bun huidige biljetten, de geringe rol van chartaal geld in het Amerikaanse

stond Napoleon op het punt de in zijn opdracht nagemaakte
Oostenrijkse bankbiljetten in omloop te brengen, toen het huwelijk met Marie Louise hem er alsnog vanaf deed zien. Een in de

betalingsverkeer, de moeizame omwisselingsprocedure wegens het wereldwijde gebruik van dollars, en de hogere kosten van moeilijker na te
maken biljetten.
14) Zie Monestier, op. cit., biz. 68.
15) Zie Pick, op. cit., biz. 408-410.
16) Zie Voigtlaender, op cit., biz. 48-51, alsmede E. Frowein, Wunderwaffe Falschgeld, Kreuzlingen, 1954, W.’Hagen, Unternehmen Bernhard, Wels und Starnberg, 1955 en het artikel ,,Himmler als valsche

jaren twintig van deze eeuw in Hongarije door vorst Von Win-

munter”, Het Parool, 6 juni 1945.

hierdoor zou worden bespoedigd 14). Nog geen vij ftien j aar later

1198

Valse dollarbiljetten, die injanuari ditjaar in Sleeswijk-Holstein werden ontdekt (ANP-foto).
de Nederlandsche Bank op haar bankbiljetten heeft erkend,
staat dit recht op de biljetten vermeld. Tot 24 augustus 1982 verbood de Bank elke reproduktie die maar enige gelijkenis met een

bankbiljet vertoonde. Mede gezien het feit dat afbeeldingen van
bankbiljetten een geliefd object voor publiciteitsdoeleinden vormen, is men tegenwoordig bereid reproduktie onder bepaalde
voorwaarden toe te staan. De voornaamste bepalingen 17) zijn
dat de reprodukties qua kleur en afmetingen aanzienlijk van de
originele bankbiljetten moeten verschillen en het nagemaakte
bankbiljet eenzijdig wordt afgedrukt. De maximale straf wegens
een opzettelijke inbreuk op het auteursrecht van de Bank bedraagt zes maanden gevangenisstraf of een geldboete van
f. 25.000 (art. 31).
Zonodig spant de Bank een kort geding aan tegen bedrijven
die zich niet aan de voorwaarden houden. Heel recent is dit tweemaal gebeurd tegen ondernemingen behorende tot het VNUconcern. In beide gevallen werd de Bank in het gelijk gesteld.
Ook ludieke uitgiften van biljetten van b.v. f. 11, f. 1.250, of
f. 2.000, die gelijkenis met echte biljetten vertonen worden door
de Bank niet getolereerd. Dat dergelijke uitgiften niet zonder gevaren zijn hebben o.a. de door de ludieke politieke groepering
Oranje Vrijstaat (de z.g. Kabouters) in 1970 in Amsterdam
rondgestrooide nep-biljetten van f. 2.000 duidelijk gemaakt.
Vooral in het buitenland heeft menige onwetende er een flinke
strop aan overgehouden 18).
Een falsificaat dat in het geldverkeer wordt aangetroffen
komt terecht bij de Falsificaten Centrale van de Centrale Recherche Informatiedienst (CRI) in Den Haag. Wanneer de dader
bekend is en het dus een strafzaak betreft, gaat het falsificaat
vervolgens naar het Openbaar Ministerie. Nadat het aan het verkeer is onttrokken of de eigenaar er afstand van heeft gedaan,
komt het via de CRI bij de Bank terecht, waar het wordt vernietigd. Is de dader onbekend dan blijft het falsificaat aanvankelijk
bij de CRI om uiteindelijk alsnog bij de Bank te worden vernie-

tigd. In beslag genomen falsificaten van buitenlands geld gaan
op grond van het Verdrag van Geneve ter bestrijding van de valsemunterij 19) uit 1929 naar de centrale bank die de desbetref-

fende geldsoort uitgeeft. De CRI is teveris het nationaal bureau
van de internationale politieorganisatie Interpol, gevestigd in
ESB 19/26-12-1984

Parijs. Interpol is indertijd voornamelijk op Nederlands initia-

tief opgericht met als eerste doel de bestrijding van de valsemunterij. Ten slotte treedt de CRI ook op tegen auteursrechtschendingen.

Kenmerken van vals geld
Het vertrouwen van het publiek in de bankbiljetten en munten
is in het algemeen zo groot, dat zelfs de falsificaten van zeer
slechte kwaliteit regelmatig worden geaccepteerd. Een grote
oplettendheid bij het ontvangen van met name bankbiljetten is
niet alleen van belang voor de bestrijding van de valsemunterij,
maar ook voor de ontvanger zelf. Een nagemaakt of vervalst
bankbiljet wordt namelijk niet door de Bank vergoed. Voor
munten geldt een zelfde regel. Het verlies dat men bij munten in
geval van vervalsing lijdt is echter vele malen kleiner dan bij
bankbiljetten. Bovendien komt vervalsing van munten veel minder vaak voor. Bij guldens en rijksdaalders vormt het randschrift een belangrijk controlemiddel. Overigens wordt er zelden
naar gekeken. Een muntvervalser in Duitsland was daar zelfs zo
zeker van dat hij de rand van de door hem vervalste 5-DMstukken voorzag van het opschrift ,,Hilf dir selbst – so hilft dir

Gott” 20).
Bankbiljetten hebben zogenoemde echtheidskenmerken op
grond waarvan zij van valse kunnen worden onderscheiden.

Hiertoe behoren o.a. het schaduw-watermerk in het papier en
het voelbare relief bij baard en haar van de portretten, de snavel
van de snip, het hart van de zonnebloem, de grote cijfers en de
teksten. De voeltekens voor blinden zijn herkenningstekens 21).

17) Zie voor de gedetailleerde bepalingen: Voorwaarden voor het afbeelden van bankbiljetten voor publiciteitsdoeleinden (reclame e.d.), Nederlandse Staatscourant, nr. 161, 24 augustus 1982.

18) Schweizerische Bankgesellschaft, op. cit., biz. 14.
19) Dit verdrag is in 1932 door Nederland geratificeerd. Zie Staatsblad

van het Koninkrijk der Nederlanden, nr. 285, 1932.
20) Voigtlander, op. cit., biz. 87.
21) Een biljet van duizend gulden heeft geen voelteken.

1199

Tabel 1. Enkele valsemunterij-affaires in Nederlands geld sinds de tweede wereldoorlog
Periode a)

Coupure

Indicatief
Interpol b)

Typeaanduiding
CRIc)

Affaire opgelost

Bijzonderheden d)

1945-1952 e)
1945-1952 e)
1945-1952 e)
1945-1952 e)
1955-1957
1973-1983
1974-1982

f.
10
f.
10
f.
10
f.
10
f.
10
f. 1.000
f. 100
f. 100

5P1
5P2
5P3
5P6
5P11
5P20
5P21
—

Staleman
Staleman
Staleman
Staleman
Hey
1

ja
ja
ja
ja
ja
ja

Amsterdamse ex-tekenleraar die alle biljetten zelf uitgaf ,
uitstekende kwaliteit; van de 4 typen achtereenvolgens 63,
208, 256 en 316 exemplaren in geldverkeer achterhaald.

Enschede

ja

Maasmechelen

ja

f. 1.000
f. 100
f. 1.000
f. 1.000
f. 100
f. 100
f. 100

—
—
5P26
5P27
5P28
5P29
5P30

2 of Middenmeer

1975
1975-1983
1977
1978-1983
1977-1978
1979-1983

Bodegraven

ja
ja

3
4
Reusel
Aken
Amsterdam

ja
jaf)
ja
jaf)
ja

1980-1982

f.

100

5P31

Utrecht

ja

1979-1983
1982-1983
1982-1983

f. 1.000
f. 1.000
f.
25

5P32
5P33
5P34

5
6 of Breda
Oosterhout

neen
neen

1983

f.

—

Amsterdam

ja

1975

1975

2,50

neen

g)
h)
Reclametekenaar met atelier in Enschede, 5.000 gedrukt.
Drukkerij in Maasmechelen, 1 .500 gedrukt, minstens 25 in
omloop.
Drukkerij in Middenmeer, 400 gedrukt, 10 in omloop.
Amsterdams ,,filiaal” van Middenmeer, 200 in omloop.
h)
Biljetten in Spanje aangetroffen.
0

Drukkerij in Amsterdam, 60.000 gedrukt, 30.000
achterhaald.
In Oostenrijk gedrukt, 3.500 aangetroffen bij arrestatie,
200 in omloop.

j)
Ten minste 40.000 gedrukt, ruim 2.900 aangetroffen c.q.
uitgegeven.
Gemaakt in metaaldraaierij in Amsterdam.

Bron: Kranteberichten geverifieerd door en aangevuld met informatie van de Centrale Recherche Informatiedienst, alsmede de publikatie Contrefacons et Falsifications van
Interpol.
a) De periode betreft een globale aanduiding van de jaren waarin falsifieaten in omloop waren. Het jaar 1984 is buiten beschouwing gelaten.
b) Het z.g. indicatief is de typeaanduiding van Interpol in nun publikatie Contrefacons et Falsifications. 5P betekent dat Nederland (Pays-Bas) het vijfde land is dat met de letter
P begint. Daarachter staat het volgnummer.
c) De typeaanduiding slaat vaak op de plaats waar de valse biljetten voor het eerst werden aangetroffen of de plaats waar de drukkerij stond.
d) De vermelde aantallen zijn meestal benaderingen.

e) De vervaJsingen van de desbetreffende drukker, verdeeld over diverse typen, vonden plaats in de periode 1945-1952.
0 De drukkerij is echter nooit gevonden.
g) Een ex-werknemer van Joh. Enschede drukte in 1955 op de zolder van een woning in Amsterdam 10.000 valse tientjes. Samen met zijn vriendin gaf hij enkele duizenden exemplaren uit. In 1957 kreeg de drukker 4Vi jaar gevangenisstraf en zijn vriendin 2 jaar.
h) Een zakenman uit Rockanje (,,Papa Blanca”) stond jarenlang aan het hoofd van een wijd vertakte groep zwendelaars, die o.a. vanaf 1973 f. 1,5 mln. valse duizendjes (indicatief 5P20) in roulatie bracht en vanaf 1976 nog eens voor f. 3 mln. (indicatief 5P26). De affaire werd in 1980 opgelost. De hoofdverdachte kreeg 7 jaar gevangenisstraf wegens
fraude en valsemunterij.

i) Een drukker uit Steensel maakte in opdracht van illegale jeneverstokers bijna 65.000 valse honderdjes. Bij zijn aanhouding in maart 1978 werden bijna 30.000 biljetten in
beslag genomen, terwijl daarnaast bijna 35.000 falsificaten in het geldverkeer of door de politic werden achterhaald. Hij kreeg 3’/z jaar gevangenisstraf.
j) Sedert 1982 is voor ongeveer f. 6,5 mln. aan valse duizendjes achterhaald, waaronder f. 2,6 mln. in Krefeld (West-Duitsland). Andere vondsten van flinke omvang waren in
Zurich (328 stuks), op Schiphol (142), in Kopenhagen (136) en in Swalmen (97). De valse duizendjes zouden mogelijk in Belgie zijn gedrukt, maar de drukkerij is nog niet
gevonden.

Het relief is een typisch kenmerk van plaatdruk. Behalve banken

ligt bij de grotere affaires de laatste tien jaar het initiatief vaak

hebben veel winkels de beschikking over apparatuur om de biljetten onder ultraviolet licht te bekijken. Bij een echt biljet zijn

bij criminele organisaties. De grote partijen falsificaten worden

dan helder oplichtende fluorescerende vezels zichtbaar. Verder
geeft Interpol regelmatig publikaties uit met beschrijvingen van
een groot aantal falsificaten en verspreidt de Nederlandsche
Bank handleidingen voor het herkennen van nagemaakte biljetten 22). Ten slotte controleren de bankbiljetten-sorteermachines
van de Nederlandsche Bank op vervuiling en echtheid van de biljetten. Aangezien de bankbiljetten afhankelijk van de coupure
gemiddeld een tot vier maal per jaar op de Bank terugkeren 23),
is de kans dat een vals biljet lang in omloop blijft en niet wordt
ontdekt zeer gering.

via tussenpersonen gesplitst, waarbij de prijs van de biljetten uitgedrukt als percentage van de nagemaakte waarde steeds verder
oploopt. De eerste infiltrade van het geld in het economisch verkeer vindt doorgaans ook plaats in de criminele sfeer. Allerlei illegale activiteiten zoals heroi’nehandel, handel in vuurwapens,
jeneverstokerijen, gokken en heling zijn bij de distributie betrokken. Ten slotte komen de valse biljetten in kleine aantallen
in de normale geldcirculatie terecht, bij voorkeur op plaatsen
waar in korte tijd veel geld wordt uitgegeven (auto- en veemarkten, carnaval enz.). De prijs waarvoor de hier opererende ,,kleine’ ‘ distributees vals geld kunnen kopen bedraagt 25 tot 45 procent van de nagemaakte waarde.

Produktie en distribute

De omvang van de valsemunterij
Lange tijd is ook in Nederland valsemunterij vaak het werk
geweest van een drukker, die alleen of met geringe hulp zowel de
produktie als distributie voor zijn rekening nam. De affaires Staleman en Hey in de jaren veertig en vijftig zijn daar goede voor-

Het namaken van Nederlandse bankbiljetten is ondanks hun
technische hoogwaardigheid internationaal in trek. De oorzaak
hiervan is de belangrijke rol van de gulden in het Internationale

beelden van (zie label 1). Het succes van deze valsemunters was
minder langdurig dan dat van de in de oorlog naar Frankrijk gevluchte Pool Bojarski, die in zijn eenmansbedrijfje te Parijs in

een geheime ruimte onder zijn studeerkamer meer dan tien jaar
lang valse bankbiljetten heeft kunnen drukken zonder te worden
opgemerkt. Pas toen hij een aantal kennissen als ,,verdelers” inschakelde kwam men hem ten slotte in 1964 op het spoor 24).

Tegenwoordig zijn bij het namaken en verspreiden van vals
geld doorgaans veel meer personen betrokken, waardoor de
kans op vroegtijdige ontdekking groter wordt. Dit is een van de
redenen dat in vele gevallen valsemunterij al is opgespoord voordat tot uitgifte van de falsificaten is overgegaan. In Nederland
1200

22) De Nederlandsche Bank NV, Beschrijving van de bankbiljetten,
1983, verkrijgbaar bij de Secretarie van de Bank.
23) Zie voor de ontvangstfrequenties per coupure M.M.G. Fase, Informele economie en geldomloop, in: Vereniging voor de Staathuishoudkunde, De informele economic, Preadviezen, Leiden/Antwerpen, 1984,
biz. 94.
24) Zie Voigtlaender, op. cit.,blz. 126-130. Zie voor deze en soortgelijke
eenmansbedrijven ook het hoofdstuk ,,The loners”, in: M.T. Bloom,
The brotherhood of money, BNR Press, Port Clinton (Ohio), 1983, biz.
284-300.

Tabel2. In Nederland aangetroffen e.g. uitgegeven falsificaten
Nederlands geld

1982

1983

fotocopieen

416
908

3.785
308

2.473
1
0
77

445
10
182

3.875

f, 1.000
f. 100
f. 25
f.
10
f.
2,50

4.739

9

US-dollars
overig

1.573
730

17.706
349

2.303

$ 100

Tabel 3. Ter kennis van de politie gekomen muntmisdrijven
(artt. 208-215 WvSr)

18.055

Bron: Jaarverslagen 1982 en 1983 van de Centrale Recherche Informatiedienst, Den
Haag.

betalingsverkeer. De aandacht van de falsificateurs richt zich allereerst op de dollar, gevolgd door de Duitse mark, de Franse
frank, de gulden en de lire. De laatste jaren worden ook Britse
bankbiljetten veel nagemaakt. In Nederland zijn de activiteiten
van de CRI voor het overgrote deel gericht op valse dollars en
verder op de Duitse mark, de gulden en de Franse frank.
De Nederlandsche Bank begon bij haar oprichting in 1814 met
de uitgifte van bankbiljetten 25) en werd al spoedig door het in
omloop brengen van vals geld gedwongen deze biljetten uit de
roulatie te nemen en door andere te vervangen 26). Op 14 maart
1825 werd voor het eerst ontdekt dat op enkele bankbiljetten van
f. 25 en f. 40 het waardebedrag, dat nog met de pen was ingevuld,

was veranderd in f. 1.000. Al op 18 maart werd begonnen met de
uitgifte van nieuwe biljetten met een gedrukt waardebedrag.
Tabel 1 geeft een overzicht van enkele naoorlogse valsemunterij-affaires in Nederlands geld. De belangrijkste vervalsing voor
1973 vond plaats in het midden van de jaren vijftig. Er waren
toen drie verschillende biljetten van f. 10 in omloop (de modellen
1945 E, 1949 en 1953). Vanaf eind 1955 werden enkele duizenden

falsificaten van het model 1949 in omloop gebracht, waarna de
Bank in 1957 besloot tot intrekking van de modellen 1945 E en
1949 over te gaan.
In 1973 vond de eerste grote uitgifte van valse duizendjes
plaats. Sindsdien is de omvang van de valsemunterij in Nederlands geld voortdurend hoog gebleven vergeleken bij de periode
1945-1973. Ook het Internationale karakter van de valsemunte-

rij nam steeds verder toe. In 1978 werd zelfs meer dan f. 3,8 mln.
aan vals Nederlands geld op Nederlands grondgebied in het geldverkeer aangetroffen dan wel door de politic achterhaald nadat

het geld de drukkerij al had verlaten. Ditzelfde bedrag werd in
1983 geregistreerd, maar toen werden eveneens belangrijke bedragen aan vals Nederlands geld in het buitenland opgespoord,
waaronder f. 2,6 mln. in Krefeld. De exacte aantallen in Nederland aangetroffen c.q. uitgegeven falsificaten worden sinds 1982
door de CRI gepubliceerd. Tabel 2 toont aan dat er in 1983 veel
meer vals geld is gevonden dan in 1982, zowel in guldens (f. 3,8

mln. resp. f.0,6 mln.) als in dollars ($ 1,8 mln. resp. $0,2 mln.).

1950
1951
1952
1953
1954
1955
1956
1957
1958
1959
1960
1961
1962
1963
1964
1965

1967
1968
1969
1970
1971
‘1972
1973
1974
1975
1976
1977

817
899
897
46
8
186
357
1.407
115
142

232
74
46
37
57

1978

1979
1980

56
60
61

1966

55
50
84
74
142
111
115
1%
482
487
987
2.934
1.434
1.598
1.450
1.059
807

1981
1982
1983

Brori: Centraal Bureau voor de Statistiek, Maandstatistiek politie en justitie, c.q.
Maandstatistiek politie, justitie en brandweer.

Tabel 4. Onherroepelijke schuldigverklaringen en sepots ter
zake van muntmisdrijven
Artikel 208 WvSr Artikel 209 WvSr Artikel 213 WvSr Artikel 214 WvSr

schuldig- sepots schuldig- sepots schuldig- sepots schuldig- sepots
ververververklaringen
klaringen
klaringen
klaringen

1952
1953
1954
1955

1956
1957
1958

1959
1960

1961
1962
1963
1964
1965
1966
1967

1968
1969
1970
1971
1972
1973
1974 a)
1975
1976

_
1
—
—
—
1
_
—
—
4
—
—
_
—
—
—
2
1
_
—
—

3
.

1977
1978

4
5
—
7

1979
1980
1981
1982
1983

3
1
2
—
1

_
—
—
—
1
—
—
—
—
—
1
—
_
—
1
1
—
1
1

2
3
1
•

4
4
1
_
_
4
3
4
1
_

_
—
—
—

4

4
1
3
3
—
1
_
1
1
1
7

2

10

3
3

4

2
2
1
—

2
1
6
9

6
10
12
9
10

1

2
—
_
_
—
_
1
_
—
1
—
—
_

_
—
—
_
_
—

2
1

2
1
2
—
—
—
1
2
1
2
—
1
4

2

7

2
1
_

2

7

3

15

•

•

•

•

3
3
3
6
5
8

12
29
31
33
28
34

50
52

6
16
11
14

30
48

8
7
20

34

33
25

83

95
53
74
72
97
111

10
9
5
11

9

55
38
25
46
28
32
12

_
_
1
_
_
_
—
—
_
—
_
_
—
_
_
_
_
—
_
—
_
—
.
1
_

3
3
_
5
5
1

2

_
__
——
——
__
__
——
1
1
——
__
__
——
__
——
——
__
——

2
—
_
_
•
_
_
—
_
—
_
_
—

1

Enkele maanden geleden werd in ‘s-Hertogenbosch de grootste
vangst in Nederland tot nu toe gedaan, namelijk $ 100-biljetten
ter waarde van bijna f. 27 mln.
Voor valsemunters is het namaken van het duizendje uiteraard het meest lucratief. De grootte van de coupure maakt evenwel dat zulke biljetten met meer oplettendheid worden gei’ncas-

Bron: De gegevens zijn verstrekt door de Hoofdafdeling Statistieken van rechtsbescherming en vciligheid van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

seerd dan bij andere biljetten of munten het geval is. Van het duizendje zijn sedert 1973 zes typen valse biljetten geregistreerd,

dat betrekking had op rijksdaalders. Ten slotte bevestigt label 1

waarbij de jaren 1973,1976 en 1983 (in oplopende betekenis) eruit springen. In 1978 werd een groot aantal valse f. 100-biljetten
uitgegeven. Dit bracht een zeker schokeffect teweeg, omdat

opeens veel meer mensen met vervalsingen te maken kregen. De
Nederlandsche Bank heeft toen de uitgifte van de huidige
,,Snip” bespoedigd en dit biljet in 1981 in omloop gebracht zonder overigens het oude biljet met het portret van M.A. de Ruyter
direct uit de roulatie te halen. Noch van dit nieuwe biljet van

f. 100, noch van het in 1982 uitgegeven f. 50-biljet is tot op heden
een vals exemplaar aangetroffen. Van het f. 25-biljet is voor het
ESB 19/26-12-1984

a) De gegevens van 1974 zijn niet beschikbaar.

eerst in 1982 een omvangrijke hoeveelheid valse biljetten verspreid. In 1983 is er ook een geval van muntvervalsing geweest,

eerdere uitspraken van de CRI dat het overgrote deel van de
valsemunterij-affaires in Nederland uiteindelijk wordt opgelost.
25) Om de vervalsing tegen te gaan waren op de biljetten muziektekens
geplaatst. De drukkerij Joh. Enschede had in 1794 voor het eerst muziektekens toegepast als randfiguur bestemd voor schuldbekentenissen of
waardepapieren. Zie A.M. van de Waal, De oudste bankbiljetten, Orgaan van de Ontwikkelings- en Ontspanningsvereniging ,,De Nederlandsche Bank”, jg. 8, juni/juli 1953, biz. 4-14.

26) A.M. de Jong, Geschiedenis van De Nederlandsche Bank, deel I,
tweede uitgave 1967, biz. 169-171 (eerste uitgave Haarlem, 1930).

1201

Figuur 1. Aandelen van de bankbiljettencoupures in de circula-

vervalsingsaffaires evenmin duidelijk te kunnen worden terug-

tiewaarden (maandultimo’s)

gevonden.
Besluit

Sinds 1973 is er sprake van een toenemende activiteit van valsemunters in Nederland. Ook in het buitenland doet deze ontwikkeling zich voor. De macro-economische betekenis ervan is
echter tot op heden te verwaarlozen 30). De waarde van het in
een jaar in Nederland aan vals geld opgespoorde bedrag is de
laatste tien jaar 0,02 procent van de chartale geldomloop niet te
boven gegaan. Van een vlucht uit bepaalde bankbiljettencoupures of uit de bankbiljettencirculatie in zijn geheel lijkt in de beschouwde periode dan ook geen sprake te zijn geweest. De vervalsing van munten beloopt slechts een fractie van die der bankbiljetten.
De emittenten van betaalmiddelen moeten er voortdurend op
50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84

Bron: De Nederlandsche Bank NV.
Toelichting: Met de arceringen zijn jaren aangegeven waarin zich omvangrijke vervalsingsaffaires hebben voorgedaan. Boven de arcering is de coupure vermeld waarom het daarbij ging.

De tabellen 3 en 4 geven het aantal muntmisdrijven respectievelijk de aantalien schuldigverklaringen en sepots 27) ter zake
van muntmisdrijven in de periode 1950-1983 resp. 1952-1983. In
de jaren vijftig bedroeg het aantal muntmisdrijven soms bijna
1.000 per jaar met 1956 als uitschieter (ruim 1.400). In de jaren
zestig waren er heel weinig misdrijven, waarna de omvang snel
toenam. In 1978 werd met bijna 3.000 het grootste aantal muntmisdrijven gesignaleerd, terwijl in de jaren 1979-1981 ongeveer
1.500 van zulke misdrijven ter kennis van de politic zijn gekomen. De aantallen schuldigverklaringen en sepots in de jaren zeventig zijn relatief constant. Daarvoor waren zij erg klein. Zoals
te verwachten vinden er meer veroordelingen plaats op grond
van de verspreiding van falsificaten (art. 209 en 213) dan wegens

toezien dat zij door gebruikmaking van de meest geavanceerde
produktietechnieken en controlemiddelen de valsemunters een
grote stap voor blijven. De technische hoogwaardigheid van de
nieuwe biljetten van f. 100 en f. 50, die tot op heden nog niet zijn
nagemaakt, illustreert de vooraanstaande plaats die Nederland
in dit opzicht inneemt. Alleen op deze wijze kan het risico van
een ontwrichting van het betalingsverkeer door grootscheepse,
onopgemerkte valsemunterij tot een minimum worden beperkt.
Mede door het toenemend Internationale karakter van de valsemunterij is het opsporen van valsemunters in de loop der jaren
moeilijker geworden. Het hoge opsporingspercentage geeft
evenwel aan dat nog steeds geldt dat valsemunterij doorgaans
niet loont.
W.C. Boeschoten
P.O. van Loo

het namaken of vervalsen zelf (art. 208). De grote verschillen in

aantallen tussen de beide tabellen worden veroorzaakt doordat
veel vervalsingen te goeder trouw worden ontvangen of de aanbieder c.q. bezitter van het geld onbekend blijft.

Economische gevolgen
In de periode na de tweede wereldoorlog lijken zich in guldenswaarden geen vervalsingsaffaires van macro-economisch
belangrijke omvang in Nederland te hebben voorgedaan. In de
periode waarvoor cijfermateriaal beschikbaar is beloopt het in

een jaar achterhaalde valse geld nooit meer dan 0,02% van de
chartale geldhoeveelheid. Het is zeer onwaarschijnlijk dat in de
daaraan voorafgaande periode waarin zich geen omvangrijke
vervalsingsaffaires hebben voorgedaan, dit wel het geval is
geweest.
Zo van valsemunterij de afgelopen vijfentwintig jaren in Nederland enige macro-economische invloed is uitgegaan, is dit indirect via vertrouwenseffecten gebeurd. Zoals eerder opgemerkt
leiden deze in eerste instantie tot veranderingen in de samenstelling van de chartale geldcirculatie en slechts in het uiterste geval
tot een vlucht uit het chartale geld.
De grotere vervalsingsaffaires, die in figuur 1 zijn aangegeven
met arceringen, vertonen geen duidelijk waarneembare invloed
op het beloop van de aandelen in de circulatiewaarde van de vervalste en de naastliggende coupures 28). Alleen in de eerste helft
van 1978, het jaar waarin op grote schaal biljetten van f. 100

werden vervalst, geeft de groei van het aandeel van deze coupure
een lichte vertraging te zien ten gunste van het aandeel van het
vijfentwintigje 29). Blijkens de uitkomsten van regressieberekeningen gaat het hierbij op jaarbasis echter niet om significante
afwijkingen. Wel geeft het aandeel van het duizendje in 1976 een
vrij opvallende daling te zien. Het is echter niet erg aannemelijk
dat dit verband houdt met de ruim 2.000 falsificaten die van deze
coupure in de periode 1975-1977 zijn opgespoord. In het hier
niet afgebeelde beloop van de totale circulatie blijken de grotere
1202

27) Een sepot is het niet vervolgen van een zaak of klacht, die bij het
Openbaar Ministerie aanhangig is.

28) Mutaties op de korte termijn zijn hoofdzakelijk het gevolg van seizoensinvloeden. De verschuivingen op de langere termijn kunnen worden
toegeschreven aan wijzigingen in het coupureboeket en aan het oplopen
van de inkomenselasticiteiten met de coupurewaarden. Zie voor dit
laatste M.M.G. Fase en M. van Nieuwkerk, De bankbiljettenomloop in
Nederland sinds 1900; vooruitzicht en terugblik, Kwartaalbericht 1977,
nr. 4, De Nederlandsche Bank NV, biz. 12-26.
29) In het hier niet gegeven beloop van de aandelen der verschillende
coupures in het circulatie-aan/o/ komt deze tendens versterkt tot uiting
ten gevolge van het feit dat voor de vervanging van een biljet van f. 100
vier biljetten van f. 25 nodig zijn.
30) Een zelfde conclusie is voor de Bondsrepubliek Duitsland getrokken
door H. Kessler, Falschungen von Bundesbanknoten – eine Gefahr fur
den Zahlungsverkehr?, Geldgeschichtliche Nachrichten, 1972, biz.
59-63.

Auteurs