Ga direct naar de content

D-zones met zuigkracht

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: maart 30 1983

Ingezonden

D-zones met zuigkracht
MR. M. M. VAN NOTTEN*

Inleiding
Het artikel over D-zones van drs. F. W.
M. Boekema en drs. L. H. J. Verhoef in
ESB van 19 januari 1983 trok o.a. de volgende krantenkop: Nederland kan niet
achter blijven met het instellen van D-zones (de Volkskrant, 21 januari 1983). Wie
zich het bewuste artikel in ESB nog herinnert, zal verbaasd zijn. Beide wetenschappers staken hun antipathic tegen de D-zones immers niet onder stoelen of banken.
Toch voorspellen Boekema en Verhoef dat
de regering binnenkort D-zones zal invoeren — met het correcte argument dat de
zuigkracht van de Belgische D-zones zich
reeds doet gelden op de Nederlandse investeerders.
Juist vanwege die zuigkracht werd het
D-zoneplan door schrijver dezes in Belgie
gelanceerd. In amper 18 maanden groeide
het uit tot een wet. Medio 1983 zullen de
eerste investeerders aan de slag kunnen.
Nederland en Belgie vormen in vele opzichten een markt. Alleen door zelf ook Dzones op te richten, kan onze regering een
exodus van investeerders naar Belgie voorkomen.

In dit artikel wordt betoogd dat D-zones
de concurrence niet vervalsen en bovendien geschikt zijn om nieuwe werkgelegenheid te scheppen. Bovendien zal blijken
dat de belangrijkste effecten van deze zones
op het educatieve en politieke vlak liggen
en niet op het economische. Met het D-zoneplan wordt meer gemikt op de reactie
van de mensen die buiten de D-zones blijven, dan op hetgeen erbinnen gebeurt. Ten
slotte krijgen Boekema en Verhoef een persoonlijke reactie op hun artikel: wie kaatst
moet de bal verwachten.
Bij het zoeken naar oplossingen voor
massale
werkloosheid
denken
de
overheidsadviseurs nog te weinig aan de
politieke haalbaarheid van hun voorstellen. Toch zouden vooral economen de politieke markt vaker tot hun onderzoeksterrein dienen te maken. Ook daar zijn de
eeuwige wetten van vraag en aanbod immers van kracht. De politieke markt is de
plaats waar dwangmaatregelen worden
verhandeld. De aanbieders noemen zich
* De auteur is directeur van het Institutum Europaeum.

299

wetgever, de vragers pressiegroep. De prijs
voor de politieke waar wordt betaald met
electorate stemmen.
Op de politieke markt dienen zich de

bedrijven en anderzijds ook politieke be-

laatste tijd mensen aan die vragen naar het

heidskost die de mensen in de Britse ,,Enterprise Zones” krijgen voorgeschoteld, is
zo pietepeuterig, dat verschillende investeerders die erop afkwamen zich uiteinde-

opheffen van bepaalde dwangmaatregelen.
Zij vinden de concurrentievervalsende aspecten van onze wetten onrechtvaardig en

langstelling wekken voor de ,,free enterprise”-gedachte. Op beide fronten is de overwinning nog niet in het verschiet. De vrij-

de kostenverhogende elementen ervan ondragelijk. De D-zones verfijnen het politieke-marktmechanisme, want zij maken het
deze nieuwe groep van vragers gemakkelijker zich te manifesteren. Het feit dat de Dzones juist populair zijn in die economisch
zwakke streken van ons land die politick
zwak vertegenwoordigd zijn, is veelzeggend. De felle protesten die opklinken van-

thans, dus mislukt. Wel is het gelukt om
bepaalde vervallen industrieterreinen die

uit de bestaande pressiegroepen, geven aan

eigendom waren van staatsbedrijven of ge-

wie het zijn die de politieke markt probe-

meentebesturen, weer op de markt te brengen en commercieel te benutten.
Haar koploperschap dankt de Britse regering aan haar wens om die zones niet te

Mayence-Goossens, die zelf niet bij de opstelling van de T-zonewet betrokken was,
gaf de bedoeling van de initiatiefnemer het
beste weer. Zij schreef ,,dat de T-zones mogelijkheden opent om weer op basis van
vrijwilligheid met elkaar samen te werken “(Brief aan het Institutum Europaeum
d.d. 6juli 1982).

lijk vlak naast, in plaats van binnen de D-

zone vestigden. De fiscale en reglementaire
voordeeltjes wogen — zelfs bij gelijke
grondprijzen — niet op tegen het voordeel
van een betere lokatie. Voor zover de Engelsen met hun D-zones regionale politick

Vier bezwaren

het apolitiek is. Op die industrieterreinen

ports” genoemd — die vooral in welvaren-

treft men vaak een bedrijvigheid aan die
groter is dan daarbuiten. De verklaring
voor dat verschijnsel ligt in het adagium:
,,meer vrijheid voor ieder geeft meer welvaart voor ieder”.
Een van de oudste D-zones werd op het
Griekse eiland Delos gevestigd, in het jaar
166 voor Christus. Daardoor kwam er een
einde aan de commerciele hegemonie van
Rhodes. In de late middeleeuwen waren
Brugge en Antwerpen in economisch op-

de regie’s zullen worden gevestigd. Des te
groter het aantal D-zones, des te groter ook
de druk om te veralgemenen.

Als mogelijk nadeel wordt vaak aangevoerd dat de D-zones leiden tot het verhuizen van werkgelegenheid. Sommige mensen denken zelfs dat dergelijke verhuizingen een algemeen verschijnsel zijn, dat inherent is aan de D-zones. Uit gesprekken
met de manager van de D-zone in Corby,
Engeland, kon worden opgemaakt dat er
zich bij de 150 bedrijven die hij aantrok,
geen enkele ,,verhuizer” bevondt. Ook de
plaatsvervangend manager van de zone in
Shannon, die sinds 1958 bij de leiding ervan betrokken was, verklaarde dat hij geen
enkele verhuizing binnen lerland had meegemaakt. Over verhuizingen vanuit het
buitenland liet hij zich niet uit. Beide verklaringen doen vermoeden dat afbraak en
wederopbouw van werkgelegenheid niet
inherent aan het D-zoneconcept is, maar
hoogstens een randverschijnsel. Sommige
Britse zones melden wel verhuizingen. Op
23 maart 1983 zal het evaluatierapport
van Roger Tym & Partners vermoedelijk

zicht een soort super D-zone, net als Hong
Kong en Singapore dat vandaag nog zijn.

worden: vrijheid is een geboorterecht
waarvoor geen geografische grenzen bestaan.

ren te monopoliseren.

wilden bedrijven is die opzet, voorlopig al-

D-zones

beperken tot produktiecentra voor de export. Zij gaf de zones een aantal vrijstellin-

D-zones zijn er in alle soorten en vormen. Het zijn industrieterreinen die meestal door een viertal kenmerken opvallen:
minder belastingen, minder wetten, een
snellere afhandeling van verzoeken om
overheidsvergunningen en een bestuur dat
slagvaardig is — wat meestal betekent dat

gen mee die er zich in beginsel toe lenen in
het gehele land van toepassing te worden
verklaard. Een dergelijke veralgemening

hoopt de regering te bereiken door middel
van de proliferatie van D-zones. Aanvankelijk waren het er elf, nu zijn het er al 24
en er is sprake van nog eens vier — ,,Free-

De gebruikelijke beleidsinstrumenten

worden vrijgegeven. De omvang van dit

voor regionale politiek lenen zich niet tot
veralgemening. Men kan een regio subsidieren, maar niet alle regie’s; men kan
overheidsopdrachten concentreren in een
regio, niet in alle regie’s enz. Het funda-

randverschijnsel in Engeland, zal dan kunnen worden vastgesteld. Aangezien elke
verandering kosten met zich brengt, evenals niet-veranderen trouwens, zullen de

mentele beginsel van de D-zones, daaren-

kunnen ophalen.
Nieuwe werkgelegenheid komt als regel

tegen, kan zonder moeite gegeneraliseerd

kosten-baten-economen hieraan hun hart
tot stand als de produktiekosten dalen.

cien: ,,De T-zones zijn bedoeld als een experiment op beperkte schaal. Maar zoals
de talrijke voorbeelden in het buitenland
aantonen, werkt een dergelijk experiment
,,aanstekelijk”. Met name begint men zich
dan, veel kritischer dan nu het geval is, te

Dan kunnen ondernemers verloren gegane
markten terugwinnen en nieuwe markten
veroveren. Aangezien van elke gulden die
er in Nederland wordt verdiend, 68 centen
in de zakken van de ambtenaren en de politieke clientele verdwijnen, is er heel wat
ruimte om die produktiekosten te verminderen. Daar komt bij dat de overheid ook
talloze bijkomende kosten veroorzaakt, die
niet via de staatskas lopen: b.v. alle kosten
die gemaakt worden om zich aan nodeloze
wetten aan te passen of formulieren voor
de overheid in te vullen; ook de kapitaal-

bezinnen over het nut van allerlei over-

vernietiging die op rekening van de ven-

werken 120.000 mensen. In Sri Lanka
20.000. De managers van dergelijke zones
hebben vastgesteld dat ze minstens even-

heidsvoorschriften die nu het economische
leven bepalen. Men ziet dat vrij vlug de faciliteiten die toegekend worden binnen de
beperkte zone, uitgebreid worden tot alle

nootschapsbelasting komt, moet bij deze
overheidskosten worden opgeteld. Er is
dus, hoe dan ook, een grote manoeuvreerruimte voor de overheid om het Neder-

veel nieuwe banen buiten hun zone schep-

ondernemingen. Op die manier kan, wat ik

lands fabrikaat gpedkoper te maken op

pen als daarbinnen. Voor Shannon werd
zelfs een multiplicator van 3,6 vastgesteld.

zou durven noemen ,,de bevrijdingsbeweging” van onze economie starten” (Toespraak tot de Nationale Federatie van Ka-

binnenlandse en buitenlandse markten. De
aard en mate van de deregulating binnen
een bepaalde D-zone zijn beslissend wat
betreft de vraag of de produktiekosten er
dalen en dus ook of er al dan niet nieuwe
werkgelegenheid wordt geschapen. In abstracto kan er dus weinig worden gezegd
over de vraag of D-zones nieuwe werkgelegenheid scheppen. De inhoud van het Dzonestatuut en de slagvaardigheid van het
D-zonebestuur zullen de doorslag geven.
Een tweede, vaak gehoord, bezwaar is

Het idee van D-zones herleefde in het
jaar 1958 in lerland, als middel om het verval van Shannon tegen te gaan. Het werd
een topper. Vier jaar na de oprichting van
de Shannon Free Zone begon de bevolking
er weer fors te groeien, nadat zij honderd
jaar lang met 1% per jaar was afgenomen.
Daarmee was de reputatie van de D-zone
als bruikbaar middel van regionaal-econo-

misch beleid voorgoed gevestigd. Minstens
23 landen buiten Europa hebben dat mo-

del nagevolgd. Drie D-zones in Taiwan
schiepen in een mum van tijd ruim 70.000
nieuwe banen. In de D-zones van Korea

Engeland en Belgie

Engeland is bij de ontwikkeling van Dzones enerzijds hekkensluiter en anderzijds
koploper. De Britse regering streefde twee
doelen na toen zij in 1980 haar D-zonestatuut ontwierp. Enerzijds wilde zij, net als
in lerland, regionaal-economische politick
300

De Belgische regering heeft prachtig ingespeeld op deze tweede Britse doelstelling.
Twee Belgische vice-premiers formuleerden hun visie op de D-zones als volgt:
— Willy De Clercq, minister van Finan-

mers van Koophandel op 9 juni 1982);
— Jean Gol, minister van Justitie: ,,Deze

zones zullen laten zien hoe men in heel ons
land de overheidsreglementering en de fiscaliteit kan vereenvoudigen” (Brief aan het
Institutum Europaeum d.d. 28 juni 1982).

De

Belgische -staatssecretaris

voor

Ontwikkelingssamenwerking. Jacqueline

dat de D-zones de concurrentie vervalsen.
Dat woord heeft een bepaalde betekenis.
Het deed pas z’n intrede toen de overheid
in de economic begon te intervenieren. Alleen de overheid kan de concurrentie vervalsen, bij voorbeeld door middel van subsidies, douanetarieven, veiligheids- en vestigingseisen, belastingen, prijs- en loonminima en -maxima enz. Indien de overheid

uitgetest.

verbeterd wordt, zal de trend naar meer regulering rustig voortgaan. Deze of gene
pressiegroep die destijds om een bepaalde
wet vroeg, mag dan teleurgesteld zijn.
Maar als zo’n wet eenmaal bestaat, ontstaat er prompt een nieuwe groep van kiezers die daar de kost mee wint en die zich
tot het uiterste verzet tegen veranderingen
waarvan zij niet gediend is.

Tegenstanders

Deregulering en decentralisatie

De tegenstanders van D-zones vindt
men vooral bij hen die tot dusver om regulering en fiscalisering vroegen. Zij verzetten zich soms op amusante wijze. Sommigen zeggen bij voorbeeld er voorstander
van te zijn, mits de D-zone heel Nederland
omvat. Met deze alles-of-niets-voorwaarde
behouden zij hun machtspositie op de politieke markt. Zij verhinderen dat de enkeling die om de deregulering vraagt, aan bod
komt. Ze monopoliseren zodoende zowel
de vraag naar regulering als de vraag naar
deregulering. Z6 stellen zij de privileges
van en subsidies voor hun leden veilig. Ze
weten heel goed dat algemene deregulering
niet haalbaar is op korte termijn: de uitvoering van dat voorstel vergt immers de
afschafling ineens van alle subsidies en privileges. Met hun voorstel mobiliseren zij
bewust de gevestigde belangen voor een gevecht tegen het D-zoneplan en bewijzen
terzelfder tijd lippendienst aan het vrijheidsbeginsel dat daaraan ten grondslag
ligt.
Andere tegenstanders vindt men in het
kamp der staatsgezinden. Zij zetten de
woorden op hun kop van de Franse theoreticus van het socialisme, Pierre-Joseph

Een aantal regeringen verkreeg de laatste
jaren een politieke meerderheid voor deregulering. Recente dereguleerders zijn Jimmy Carter, Ronald Reagan, Margaret

D-zone van Shannon laat voorts zien dat

als eenmaal op kleine schaal een doeltreffende methode van milieubescherming gevonden is, de wetgever die graag overneemt
en voor het gehele land verplicht stelt. Zowel het gunstige fiscale klimaat als de goedkope methode van milieubescherming in
lerland, werd in de D-zone uitgedacht en

in de D-zone een of meer stapjes terugdoet

en de men sen hun vrijheid laat, is dat zeker
geen concurrentievervalsing. Het is een
daad van respect voor iemands recht op
vrijheid. Zoiets kan nooit onrechtmatig
zijn.

Met het woord ,,concurrentievervalsing” kon men vroeger nog wel eens een
overheidsinterventie tegenhouden. Maar
tegenwoordig vervalsen zowat 90% van
alle wetten de concurrentie, alle verbodsbepalingen van het EG-verdrag ten spijt.
Het verwijt van concurrentievervalsing is
onzinnig omdat juist de D-zones de best aande concurrentievervalsing willen opheffen. De D-zones houden op kleine geografische schaal een grote schoonmaak onder alle wetten, zodat ze de concurrentie
niet meer vervalsen en de mensen niet
meer onnodig op kosten jagen. Binnen de
D-zones kan dat doel snel worden verwezenlijkt, mits de juiste dereguleringsstructuur wordt gekozen. Daarna komt de proliferatie van D-zones over het gehele land
en de veralgemening van de verschillende
schoonmaakformules. Niet in Alkmaar of
Brussel, maar in de D-zones begint de victorie in de strijd tegen de gehate concurrentievervalsing. Dat er in de aanloopfase verschillen zullen zijn tussen het werkklimaat
binnen en buiten de D-zone wordt niet verdoezeld. Dat is echter van secundair belang
indien men het stimuleren van werkgelegenheid als het economisch hoofddoel
neemt. De D-zones zullen overigens op een
doeltreffender, goedkoper, rechtvaardiger
en snellere wijze de bestaande concurrentievervalsing opheffen dan de bepalingen
van het EG-verdrag dat proberen te doen.
Ook wordt als nadeel van D-zones genoemd dat ons land te klein is voor de oprichting van dergelijke oasen van werkgevers en werknemers. De D-zones zouden
volgens deze tegenstanders jaloezie opwekken. Inderdaad is jaloezie de eerste reactie
bij de meeste mensen, maar daarna komt
toch ook de hoop dat zij zelf spoedig ook
van het verbeterde werkklimaat in de Dzone kunnen profiteren., Het is de taak van
de politicus om deze jaloezie en die hoopvoile verwachting van de mensen te kanaliseren tot een krachtige stroming ten gunste van een uitbreiding en veralgemening
van het goede werkklimaat in de D-zones.
Zowel de Britse als de Belgische minister
van Financien zegt dat de educatieve rol
die de D-zones spelen, groter en belangrijker is dan het economische resultaat dat
binnen de D-zones verkregen wordt.
Een vierde, vaak gehoord bezwaar is dat
de D-zones het milieu vervuilen. Het tegendeel is echter waar. Juist omdat de produktiekosten binnen de zone zoveel lager
liggen dan daarbuiten, zijn de ondernemers
eerder bereid extra kosten te maken om de
omgeving van de zone mooi te houden. De
ESB 30-3/6-4-1983

Proudhon (1809-1865), en beschouwen de

orde die de staat schept ten onrechte als de
moeder van de vrijheid en niet als een kind.
Voor die mensen blijft de Staat zelfs bij de
gebleken wildgroei van wetten nog steeds
almachtig. Zij doen uitspraken in de trant
van: ,,bij de deregulering zullen wij ons
concentreren op de meest in het oog springende zaken”. Zoiets klinkt heel stoer. Het
wekt de indruk dat de regulator zelf kan bepalen wat en hoe er gedereguleerd wordt.
Toch is dat een onmogelijkheid. Op het
punt van dereguleren bestaat er geen vrije
wil van de wetgever of de pressiegroepen.
Ze zijn uitgeleverd aan een onverbiddelijk
automatisme dat Nederland steeds meer
reguleert, fiscaliseert, bureaucratiseert en
politiseert.

Friedrich Hayek wijst in dit verband op
het feit dat de mogelijkheid van de politicus om privileges en subsidies aan te bieden (in ruil voor politieke stemmen), tevens een verplichting inhoudt om dat te
doen. In een moment van crisis en katharsis kan het politieke establishment de trend
naar meer regulering wel tijdelijk afremmen, maar niet stoppen en omkeren.
Er is geen overregulering of overfiscalisering in Nederland als men alleen naar ons
politiek stelsel kijkt. We hebben precies die
mate van regulering en bureaucratisering
gekregen waar de duizenden pressiegroepen om vroegen. Zolang die pressiegroepen
blijven bestaan en het politiek stelsel niet

Thatcher en Martens en De Clercq. Zij

brachten er weinig van terecht. Ze dachten
wellicht dat een meerderheid in het parlement voldoende was om het reguleringsgetij te doen keren. Dat is nu een illusie gebleken. Wel is waar dat zowel Reagan,
Thatcher als Martens en De Clercq voor
een tweede anker gingen liggen: de Dzone. Daarmee hoopten zij steun van nieuwe, regionaal georganiseerde kiezersgroepen te krijgen voor hun dereguleringsplannen. Maar Reagan heeft het na twee jaar
vechten met zijn ambtenaren en parlementsleden niet verder gebracht dan een
wetsontwerp. Thatcher en Martens en De
Clercq hebben nu wel een D-zonewet,
maar produceerden een misbaksel.
De reden voor hun falen is dat zij het politieke establishment lieten beslissen in
welke mate er in deze minuscuul kleine zones gedereguleerd mocht worden. In Engeland was dat zo goed als niks. In Belgie
reeds twee maal zo veel, maarde EG-Commissie legde een hoge drempel in die D-zones, waar over alleen de technologische bedrijven mogen springen. De Britse regering
waagt vermoedelijk een tweede kans —
vlak na de volgende verkiezingen — door
het instellen van een viertal industriele
vrijhavens, maar het blijft lapwerk.
Beide regeringen hadden er beter aan gedaan de dereguleringsbevoegdheid in hun
experimentele D-zones te decentraliseren.
Zij hadden die bevoegdheid moeten geven
aan een slagvaardig, apolitiek D-zonebestuur, dat in dagelijks contact staat met de
bedrijven in de betrokken zone. Dat bestuur had tot opdracht dienen te krijgen
binnen de zone alle publiekrechtelijke wetten te ontdoen van concurrentievervalsing
en elementen die de produktiekosten nodeloos verhogen.
Maatstaf en mechanisme

Wie wil dereguleren kan twee maatstaven aanleggen: het herstel van individuele
vrijheid en het herstel van (volledige) werkgelegenheid. Vooral het laatste verdient
hier nadere beschouwing. ledereen weet
ongeveer hoeveel onvrijwillig werklozen er
in Nederland zijn. Niemand weet in welke
mate er gedereguleerd moet worden om ze
binnen een bepaalde tijd — bij voorbeeld
drie of zes jaar — weer aan werk te helpen.
Zelfs ondernemers weten dat niet. Stelt u
zich maar eens voor dat een ondernemer
301

bij de overheid aanklopt en zegt: ik kan
100 nieuwe arbeidsplaatsen scheppen als
ik vrijstelling krijg van tien wettelijke bepalingen. Je kunt er zeker van zijn, dat na
een, twee of drie weken of maanden zal
blijken dat hij zich vergiste. Meestal zal hij
te weinig vrijstellingen hebben gevraagd.
Niemand weet meer hoeveel wetten er zijn.
De overheid moet tijdens de deregulering

voortdurend kunnen bijstellen: net zo lang
tot een aantal dereguleringsformules gevonden zijn die ruimte maken voor de ongeveer een miljoen Nederlandse werklo-

zen. Decentralisatie alleen is niet voldoende. Er dienen nog drie bijkomende voorwaarden vervuld te worden:
— het dereguleren binnen de zone mag
geen eenmalige, maar moet een perma-

nente aangelegenheid zijn;
— er moet een financiele aansporing zijn
voor het vinden van de juiste dereguleringsformules, zowel voor degenen die
in de zone werken, als voor het D-zone-

bestuur;
— er moeten kwantitatieve doelen voor het

scheppen van werkgelegenheid gesteld
worden.

volgens deze argumenten zelfs het sterkste

trekpaard voor een D-zoneplan moeten
zijn. In Engeland en Belgie is dat ook inderdaad het geval.
De D-zones roepen nieuwe pressiegroepen in het leven; pressiegroepen die specifiek voorstander zijn van deregulering. Zij
bestaan o.a. uit ondernemers die een voorsprong op de rest van de samenleving krijgen. Des te radikaler het D-zonestatuut,
des te groter de pressie die zij zullen ontwikkelen. Ook de gemeentebesturen van
die gemeenten die zelfs bij een geslaagde algemene deregulering in moeilijkheden zullen blijven verkeren, zijn felle voorstanders
van D-zones. Hun industrieterreinen zijn,

door de hoge rentelasten die erop drukken,
een loden last geworden (bij voorbeeld
Moerdijk en Son en Breugel). Ook is denkbaar dat de heersende werkloosheid te
groot is en dat de sociale structuur van de
betrokken streek erdoor werd vernield. Het

unieke van de D-zones is dat zij een coalitie kweken tussen de lokale overheid en lokale werkgevers en werknemers. Die coalitie richt zich tegen de centrale overheid en
de nationale pressiegroepen.
De vraag naar de oprichting van D-zo-

Ten slotte is het vereist dat er geen vrijstellingen e.d. verleend worden die zich er
niet toe lenen tot ons hele land uitgebreid
te worden.

Haalbaarheid
Het begrip ,,haalbaar” wordt op de poli-

tieke markt gebruikt om aan te geven of de
vraag en het aanbod naar een bepaalde
maatregel elkaar dekken. Hierboven werd
reeds betoogd dat het aanbod van de Nederlandse regering tot algemene deregulering zich waarschijnlijk tot franje zal be-

nes komt op het juiste moment. Er woedt
momenteel een rage van D-zoneplannen
over Europa, In Nederland trok dit verschijnsel in de afgelopen vier maanden
ruim 300 verschillende krantenkoppen.
De Belgische D-zones zullen medio 1983
operationeel zijn. Een daarvan komt op 25
km afstand van Eindhoven te liggen. De
zuigkracht daarvan op een bedrijf als
Philips is enorm. Volgens het Amerikaanse
adviesbureau McKinsey zou Philips met al
haar technologische kennis en ervaring een

paar honderdduizend nieuwe banen kunnen scheppen, mils er eerst gedereguleerd
wordt (Elseviers Weekblad, 12 februari

perken. Ook de vraag naar deregulering die

1983). De Belgische D-zones vervullen die

de bestaande pressiegroepen formuleren, is

voorwaarde voor een goed deel, Engeland
heeft al 24 D-zones en krijgt er vermoedelijk dit jaar nog vier vrijhavens bij. Marseille, Longwy, Nancy en Duinkerken vinden

ongeloofwaardig. De enige manier om met

een serieuze deregulering te beginnen, ligt
in het omzeilen of neutraliseren van de talloze bestaande pressiegroepen en het aankweken van nieuwe pressiegroepen die

zich speciaal op deregulering toeleggen.
Met D-zones is zoiets mogelijk.
Door de deregulering te beperken tot een
leeg en minuscuul gebied, schaadt men de
belangen van de bestaande pressiegroepen
niet. Een proef met 1.000 hectaren zou
reeds meer dan voldoende zijn. Dat is minder dan Va van een promille van het Nederlandse grondgebied. Wie zich daartegen

verzet, maakt zich ridicuul. Door die deregulering te laten beginnen op onverkoopbare industrieterreinen, in gebieden met
grote werkloosheid, bezorgt de overheid
zich zelf een financieel voordeel: enerzijds

verdient zij aan de verkoop van terreinen.
Anderzijds spaart zij — in die streken waar
men weer aan het werk gaat — op de werkloosheidsuitkeringen, bijstand, politiediensten enz. Nu wordt wel beweerd dat te-

genover deze financiele winst gederfde belastinginkomsten staan. Dat klopt echter
niet, want het is de bedoeling in de zones
alleen die activiteiten te laten ontplooien
die zonder die D-zone niet zouden worden
verricht. De minister van Financien zou

302

dat zij niet mogen achterblijven. De Franse

regering besloot op 23 december 1982 om
spoedig een wetsontwerp in te dienen dat
Marseille-Fos, dat een leeg industrieterrein
van 6.000 hectare heeft, zal dereguleren
om het beter met Antwerpen en Rotterdam

te laten concurreren. In Trier, Hannover,
Cuxhaven en West-Berlijn gaan ook steeds
meer stemmen op voor het oprichten van
D-zones. Voorbereidingen voor het oprichten van D-zones worden al getroffen

door de regeringen van Turkije, Joegoslavie en Tunesie. In Hongarije werden op 1

februari 1983 een aantal zeer radikale vrije
industriezones opgericht, speciaal bestemd
voor joint ventures tussen Hongaarse en
buitenlandse bedrijven.

ren aantoonbare resultaten. Vandaar dat
een meerderheid van het parlement altijd
wel voor een vroegtijdige nood- of experimenteerwet inzake werkgelegenheid te vinden is. Die politieke steun zal des te eerder
gegeven worden als niet omschreven wordt
hoe er geexperimenteerd moet worden in
de proefzone. Een voldragen dereguleringszonewet, waarover iedereen zijn zegje zal
willen doen, zal trouwens zo veel tijd vergen dat vele politici zullen denken dat ook
daaruit alleen de volgende regering weer
profijt zal trekken, Het gevolg is dat zij hun
tijd in andere wetspntwerpen investeren.
Ten slotte is er het aspect dat de D-zones
arbeidsplaatsen scheppen die zichtbaar
zijn, terwijl de algemene deregulering dat
in veel mindere mate doet. Bij een algemene deregulering, wanneer deze niet uitzonderlijk en zeer verstrekkend is, vermengen
zich de nieuw geschapen arbeidsplaatsen
met de velen die nog zullen verdwijnen.
Daardoor levert een gewone, algemene deregulering electoraal niets op. De politicus
,,verdient” er niets aan. De D-zones scheppen daarentegen zowel de mogelijkheid
verstrekkend te dereguleren als het resultaat ervan voor het electoraat te visualiseren.
Antwoord aan Boekema en Verhoef

Boekema en Verhoef schrijven dat hun
voorlopig oordeel over D-zones niet positief is. Zij baseren hun oordeel uitsluitend
op de Engelse ervaring, die nauwelijks een

jaar oud is. De lerse ervaring is 24 jaar oud,
zeer relevant voor Nederland en bovendien
eenduidig: meer dan 25 landen volgden dat
voortreffelijke voorbeeld reeds na! Door
Engeland, dat een hekkensluiter op het gebied van D-zones is, uit te roepen tot koploper, konden Boekema en Verhoef alle
andere landen die er D-, T-, E-, of F-zones

op na houden met een grote zwaai ter zijde
schuiven. Wetenschappelijke bevrediging
schept dat echter niet.
Boekema en Verhoef deden geen eigen
onderzoek naar de Engelse E-zones. Ze baseren zich op een evaluatierapport dat 12
maanden na de oprichting van de eerste zones werd uitgebracht. Tijd om te wachten
tot het tweede rapport zou worden uitgebracht (23 maart 1983) gunden zij zich
niet. Hun felle kritiek op de goedkeuring
die de EG-Commissie aan de Belgische Tzonewet hechtte, werd evenmin door feiten
gestaafd. Het Europees regionaal beleid
werd zelfs niet eens door Boekema en Verhoef in kaart gebracht en geevalueerd alvorens te concluderen dat de D-zones kunnen
bijdragen tot ,,een verder onderontwikkelen en uiteenvallen van de regie’s in de lidstaten”.

Dereguleren op zeer kleine geografische

Boekema en Verhoef zeggen dat zij de D-

schaal verdient niet eens de naam van dereguleren. Het is een experiment ermee.
Vandaar dat het met een noodwet of experimenteerwet op gang kan worden ge-

zones ,,in een aantal opzichten zeer bruikbaar vinden, maar een meer systematische
en gestructureerde bestrijding van de economische crisis verkiezen.” Die aanpak
zou volgens hen het best verwezenlijkt
kunnen worden via ,,local enterprise agencies”. Dat zijn samenwerkingsverbanden
tussen overheid en bedrijfsleven in Engeland, die speciaal de kleinere ondernemers

bracht. De politick trekt altijd het meeste

profijt van die economische maatregelen
die in de eerste zes maanden van een nieu-

we regeerperiode worden getroffen. Dat
soort maatregelen produceren na enkele ja-

;


j
\
j
;

I
j
j

helpen om zich een weg te banen door het
oerwoud van wettelijke regelingen. Met die

Naschrift

hier om een Koninklijk Besluit en is de rol
van Van Notten uiterst marginaal geweest.

uitspraak geven Boekema en Verhoef aan

Toen wij ons artikel ..Enterprise zones:
adequaat instrument of noodmaatregel?”

Het inrichten van D-zones met enige mate

dat de belangrijkste oorzaak van de grote
werkloosheid in Europa bestaat in het gebrek aan samenwerking tussen overheid en
bedrijfsleven. De D-zones zoeken het daarentegen in belastingverlaging en het afschafTen van bureaucratic en onnodige
wetten. Het verschil in oplossing is het best
in beeldspraak uit te drukken: Boekema en
Verhoef willen spoorzoekers aanstellen die
de weg zullen wijzen door de wettelijke
jungle. De D-zones beginnen daarentegen
met kappen.
Boekema en Verhoef merken in hun ar-

publiceerden, realiseerden wij ons terdege
dat wij daarmee de bal kaatsten, zodat wij
er ook van meet af aan van uitgingen, dat
de bal geretourneerd zou worden. Wij

hoopten dat een vruchtbare discussie mogelijk zou zijn, mede als gevolg van en op
basis van de opgeroepen readies. Tot onze
grote teleurstelling moesten wij echter
vaststellen, dat de hier geretoumeerde bal
geen enkel verrassend effect bezat en zelfs

van deregulering was al geruime tijd een
programmapunt en onderwerp van discussie in de politieke partij het CVP (zie ook
het Economisch Dagblad van 4 maart
1983).
De informatie over de — volgens Van
Notten — reeds bestaande landen met Dzones is in grove mate onjuist en suggestief.

Zo heeft hij het over minstens 23 landen
die het voorbeeld van de Shannon Free

onreglementair gespeeld werd. In voetbal-

Zone hebben nagevolgd. Hij verzuimt te
vermelden dat de bereikte resultaten van

termen uitgedrukt zou minimaal de gele

deze zone niet eens zo opzienbarend zijn

tikel nog op dat de initiatiefnemers van het
D-zoneplan kennelijk ,,voor zich zelf

kaart op haar plaats zijn geweest.
Wat is namelijk het geval? Van Notten

(bij voorbeeld voor 1981; 508 nieuwe ar-

,,nieuwe aantrekkelijke markten” ontdekt
hebben”. We willen de heren hun grapje
best gunnen, tenzij hun losse opmerking
. hun argumentatie meet aanvullen. Willen
zij soms suggereren dat de academische en
politieke markt van een hogere orde zijn
dan de commerciele? Naar ons oordeel zijn
de overeenkomsten tussen deze drie mark-

heeft door zijn reactie wederom bevestigd

ten frappant! Winstbejag vindt men bij

voorbeeld op alle drie, zowel in ideele als
in materiele zin. Op de academische markt
jagen wetenschappers op een materiele be-

loning die bestaat in: voile collegezalen.
geciteerd worden door collega’s, het toekennen van studiefondsen, het verkrijgen
van studie- en adviesopdrachten en zelfs
interviews met de media. Op de politieke
markt jaagt men op stemmen en het voorrecht om een greep in de staatskas te mo-

gen doen.

dat zijn filosofie (of beter zijn geloof) wel

ven kunnen worden aan de hoge premies in

bijzonder zwak onderbouwd is. Hij gaat uit
van generalisaties, onjuiste vooronderstellingen (en maakt ze tot regel), scheert grote
groepen over een kam en plaatst ze in de
beklaagdenbank (bij voorbeeld politici,

die regio, dan aan de gerealiseerde mate
van deregulering en de lage (landelijke)

ambtenaren en wetenschappers) en maakt
zijn wens tot vader van de gedachte (zie

1983). Door feiten onjuist weer te geven,
citaten uit zijn verband te rukken of naar

bovendien vele nadelige effecten oproepen.
De investeringen in deze vrijhandelszones

eigen goeddunken te interpreteren en het

worden voor een groot deel verricht door

verhaal vervolgens te overgieten met een

multinationale ondernemingen, die tevens

ideologische en demagogische saus, komt
Van Notten uit bij zijn heilstaat ,,waar

de grote voordelen opstrijken. De voordelen voor de staat en de betrokken werkne-

meer vrijheid voor ieder tevens meer wel-

mers zijn slechts marginaal, bovendien is

vaart voor ieder betekent”. Om alle onjuistheden, foutieve interpretaties, vooroordelen en hiaten uit het stuk te weerleg-

de staat verantwoordelijk voor de hoge in-

pen in Nederland vlot in elkaar over. Dat
komt omdat de meeste wetenschapsbeoefenaars en studenten uit de staatsruif eten.
Zij behoren dus — te zamen met de politieke groeperingen — tot de bevoorrechte
klasse. Boekema en Verhoef schrijven dat
de D-zones ,,bevoorrechte omstandigheden” scheppen. Dat taalgebruik is wel erg
suggestief. Binnen de D-zones zullen er im-

slag moeten nemen. We zullen ons derhalve beperken tot enkele hoofdzaken.

citeren van een Volkskrant-art\ke\. Wij

naar mondelinge gesprekken (bij voorbeeld

zijn blij dat de heer Van Notten zijn weer-

bij Corby en Shannon). Dat is wel zeer

merkwaardig daar hij ons verwijt dat onze
conclusies te weinig door feiten worden gestaafd. Voorts zijn de beweringen over de
zones in Belgie en Engeland niet alleen onjuist (in Groot-Brittannie zijn geen 24
maar slechts 11 zones en in Belgie is nog
geen enkele zone gerealiseerd), maar bovendien slecht onderbouwd. Alleen enkele

worden verstrekt. De D-zones beogen juist

de werkgelegenheidsontwikkeling en kun-

op vrijheid is geen voorrecht. Een greep in
de staatskas is dat wel. Een inkomen op de

nen zelfs leiden tot onevenwichtigheden en

Michiel M. van Notten

verstoringen van het beleid. Dit geldt vooral voor het ruimtelijke-ordeningsbeleid zo-

als we dat de laatste twintig jaar gevoerd
hebben. Groeikernen zijn voor hun werkgelegenheidsontwikkeling sterk afhanke-

lijk van de overloop van bedrijven in de donorgebieden. Hoe wel de recessie zich ook
in de groeikernen doet gelden, komt het beleid niet in gevaar. Dit kan wel geschieden
bij invoering van D-zones in gebieden met
hoge werkloosheid, waar helaas ook de donorgebieden toe behoren.
We zullen ons evenwel niet laten verlei-

den tot het opsommen van saillante en
markante uitspraken van de auteur. Dat
zou een bloemlezing worden met boute uitlatingen en stellingen die grenzen aan het
ongelooflijke. Wij storen ons wel in hoge
mate aan het systematise!! onjuist weerge-

ven van feiten. Zo stelt Van Notten dat hij
het D-zone-plan in Belgie gelanceerd heeft,
zodat het in amper 18 maanden tot wet
kon uitgroeien. In werkelijkheid gaat het
ESB 30-3/6-4-1983

komt het risico van een mislukking geheel
voor rekening van de overheid.
Van Notten geeft geen bronvermelding
bij de bereikte resultaten in Taiwan, Korea
en Sri Lanka en verwijst in andere gevallen

om ..voorrechten” af te schaffen. Het recht

zuigkracht van de D-zones?

vesteringslasten t.b.v. infrastructuur en

Van Notten begint zijn artikel met het

woord hiermee opent, zodat we een en ander kunnen rechtzetten. Het bewuste artikel was een verwrongen weergave van een
telefonisch interview en had een ongelukkig gekozen kop en samenstelling. D-zones
leveren ons inziens geen enkele bijdrage tot

vrijwillig afgestane beloningen voor bewezen diensten. Ethisch gezien is dat van hogere orde dan het inkomen dat op de politieke en academische markt door middel
van dwang wordt verkregen.
Een open vraag is op welke markt Boekema en Verhoef zelf opereren. De grote
haast waarmee zij hun studie hebben afgerond en gepubliceerd, is op de academische
markt immers hoogst ongebruikelijk. Of
moet ook dat toegeschreven worden aan de

dat de in de derde wereld voorkomende

vrijhandelszones niet of nauwelijks vergelijkbaar zijn met de bepleite D-zones en

gen zouden we te veel paginaruimte in be-

commerciele markt wordt verkregen via

vennootschapsbelasting van 10% (zie ook

Economisch Dagblad van 4 maart en 23
februari 1983). Voorts wordt niet vermeld

ook Economisch Dagblad van 4 maart

De academische en politieke markt lo-

mers geen overheidssubsidies en privileges

beidsplaatsen tegenover383 geschrapte banen, d.w.z. 2% groei) en eerder toegeschre-

citaten van belangrijke Belgische politici

worden te berde gebracht om de indruk te
wekken dat zij ,,zijn” filosofie ondersteunen. Van Notten maakt in zijn stuk ook

geen melding van het groeiend verzet in
Groot-Brittannie uit diverse hoeken en van
hooggeplaatste personen (zie bij voorbeeld

de Financial Times van 2 augustus 1982
en 11 februari 1983 en de Daily Telegraph
van 4 februari 1983).
De ,,weerlegging” van de bezwaren (hij

noemt er slechts 4!) door Van Notten is een
complete schertsvertoning. Uit mondelinge gesprekken concludeert hij dat in Shan-

non en Corby geen verplaatsing van bestaande bedrijven zou hebben plaatsgevonden. De schriftelijke bewijsstukken ontbreken ook in dit geval, terwijl verscheidene
krante-artikelen deze conclusies ondergra-

ven (zie bij voorbeeld het Economisch
Dagblad van 4 maart 1983 en de Financial
Times van 28 juli 1982). In een klein bijzinnetje wordt vermeld dat sommige Britse
303

niet als zodanig bestempeld wordt. is volstrekt onbegrijpelijk.

zones wel verhuizingen vermelden. Dat het
hierbij zelfs om zeer grote aantallen gaat
wordt niet toegelicht (bij voorbeeld in

tussen regie’s wordt sterk gestimuleerd; in
het algemeen zal ,,het recht van de sterk-

Swansea 47% van de ondernemingen; in

Tot slot willen we — puntsgewijs — ook

ons duidelijk kunnen maken dat D-zones

zuigkracht bezitten. Wel moeten we vol-

sten” weer gaan zegevieren.

Op geen enkele wijze heeft Van Notten

Trafford 55%). Het zou dan ook juister ge-

nog een reactie geven op het antwoord dat

weest zijn te constateren dat alle zones het
probleem van verplaatsing van bestaande

Van Notten aan het eind tot ons richt.

Hierboven hebben we al toegelicht dat

Institutum Europaeum erin geslaagd is

bedrijvigheid onderkenden (zie bij voorbeeld The Economist van 25 September
1982). Onderzoekingen die in enterprise
zones zijn uitgevoerd wezen uit dat een

de lerse ervaring (Shannon) veel minder
en dat de overige bestaande vrijhandelszones doorgaans in bijzondere of specifieke

veel publiciteit naar zich toe te zuigen.
Naarde werkelijke beweegredenen van zijn
strijd voor D-zones kunnen we slechts gissen (zie ook Economisch Dagblad van 4

situaties tot ,,ontwikkeling” zijn gekomen

maart 1983). Wij zijn ervan overtuigd dat

(bij voorbeeld Hong-Kong, Sri Lanka en
Singapore). Aan de veel beschreven voordelen en positieve effecten voor de betrokken landen en bevolking mag op zijn minst

ook deze publicitaire zuigkracht van onvoldoende vermogen zal blijken te zijn om
uiteindelijk stand te houden.
Frans Boekema
Leo Verhoef

aantal zogenaamde nieuwe bedrijven in
feite verplaatste ondernemingen waren onder een nieuwe firmanaam en/of met nieuwe firmanten. Maar zelfs als er sprake is
van beginnende ondernemingen, moet
men zich afvragen of ze wel door de oprichting van enterprise zones tot stand zijn ge-

rooskleurig is dan Van Notten suggereert

getwijfeld worden.

of dogs veel nieuwe werkgelegenheid ge-

Twee studiereizen en bezoeken aan organisaties, enterprise zones en vele interview en schriftelijke stukken, hebben

creeerd te zijn in het aldaar gevestigde bedrijvencentrum ,,Cannon Workshops”.

naast het — door Van Notten vermelde —
Year One Report, de bouwstenen voor

Dit centrum werd al tot ontwikkeling ge-

ons onderzoek opgeleverd.

komen. Zo blijkt in de Londense zones Isle

bracht door de projectontwikkelaar Regeneration, voordat bekend wat dat het zou
komen te liggen in een enterprise zone. Het
project ,,Cannon Workshops” blijkt een
groot succes te zijn, maar dit succes heeft
Regeneration ook bereikt in andere projecten zoals ,,Clyde workshops”, ,,Clerken-

De felle kritiek op de goedkeuring door
de EG-comissie was wel degelijk onderbouwd met feiten, namelijk de herhaalde-

lijk geuite bezwaren en het aanvankelijke
verzet van commissaris Andriessen (zie
o.a. Het Nieuwsblad van het Noorden van
13 december 1982).

well workshops”, ,,Toxteth Workshops”

Met de stelling dat wij ,,spoorzoekers

en ,,Acton Workshops”. Al deze bedrijvencentra zijn voor meer dan 90% bezel

aan willen stellen die de weg zullen wijzen

met veelal nieuwe bedrijven. De sleutel tot

door de wettelijke jungle” geeft Van Notten weer dat hij niets begrijpt van de visie
die achter de aanpak van de ,,local initiatives” zit. Het gaat hierbij om een samenwerking tussen verschillende maatschap-

het succes ligt volgens de directeur van Regeneration, M. Franks, niet in de enterprise zone maar vooral in zijn gerichte aanpak
van beginnende ondernemingen en het inspelen op ,,local initiatives” zoals wij die
in ESB van 2 maart jl. bepleit hebben.
Het bezwaar van de vermeende milieuverontreiniging door D-zones wordt door

drijfsleven en advies- en hulporganisaties)
om zodoende effectiever en adequater in te
kunnen spelen op de potenties die een regionale ontwikkeling kunnen genereren en

Van Notten op een volstrekt paradoxale

werkgelegenheid opleveren. Onderzoeken

wijze ,,weerlegd”; aan de ene kant roept
hij om deregulering (het afschaffen van

in binnen- en buitenland wijzen uit dat de

wetten) waardoor de ondernemers eerder

ondernemer niet zozeer liggen op het gebied van de wetgeving, maar zich toespit-

bereid zouden zijn kosten te maken om de

omgeving van de zone mooi te houden. De
overheid zal vervolgens de door de ondernemingen ontwikkelde methoden overnemen en verplicht voorschrijven waarmee de
deregulering weer ongedaan wordt gemaakt. Van Notten beschouwt ondernemingen in dit geval kennelijk als charitatie-

pelijke partijen (overheid, bankwezen, be-

problemen van de kleine en beginnende
sen op management, financiering, marketing enz. Gerichte hulpverlening aan de
kleinschalige, innovatieve en startende ondernemer is dan ook een van de activiteiten
van een local enterprise agency. Dat is heel
wat anders dan de ,,botte-bijl-methode”
die Van Notten voorstaat (de vraag resteert

gen D-zones heeft Van Notten klaarblijkelijk nog geen kennis genomen. We noemen

overigens wat hij precies wil wegkappen).
Met onze opmerking betreffende de
,,aantrekkelijke nieuwe markten” hebben
we slechts willen signaleren dat er instan-

hier enkele voorbeelden: wat gebeurt er als

ties en organisaties in het leven zijn geroe-

het D-zone-experiment mislukt? (blijven

pen, die op een sterk commerciele wijze

de bedrijven profiteren van de voordelen
gedurende een lange termijn?); het gangbare belastingregime wordt volledig ondermijnd; welke garanties bieden D-zones dat

munt willen slaan uit de bestrijding van de

ve, milieuvriendelijke instellingen.
Van andere fundamentele bezwaren te-

er ook daadwerkelijk nieuwe werkgelegenheid wordt gecreeerd?; de bestaande intraen interregionale ongelijkheden worden
vergroot; de grondprijzen in en direct buiten de zone worden fors be’invloed; door

crisis. Dat de aanpak van de recessie ook
zonder commerciele motieven mogelijk is
bewijzen de succesvolle,,local initiatives”.
De geforceerde reactie van Van Notten op
dit punt lijkt het spreekwoord ,,Wie de

schoen past trekke hem aan” te bevestigen.
Overigens is het hoogst opmerkelijk dat

een dereguleringspolitiek langs dit spoor te

Van Notten telkens steun voor zijn ideeen
zoekt bij personen, die net als ondergete-

voeren wordt een algemeen en gericht be-

kenden uit de zo door hem verguisde

leid nagenoeg onmogelijk; andere beleids-

staatsruif eten. Waarom een greep in de

terreinen (bij voorbeeld ruimtelijke orde-

staatskas wel een voorrrecht wordt genoemd, maar het niet bijdragen aan die
zelfde staatskas (ten koste van anderen)

ning en het groeikernenbeleid) worden gefrustreerd; de negatieve concurrentieslag
304

mondig erkennen dat Van Notten met zijn

Auteur