Ga direct naar de content

Anticiperend economisch-structuurbeleid in Japan

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juli 21 1982

Anticiperend
economisch-structuurbeleid in Japan
DRS. W. G. ALDERSHOFF

In het kader van de gewenste herindustrialisatie wordt in Nederland
gepleit voor een ,,anticiperend” en ,,offensief” economisch-structuurbeleid.
Daarvoor zou nodig zijn dat de contouren van de toekomstige economische
structuur zichtbaar worden gemaakt, opdat overheid en bedrijfsleven erop zouden kunnen inspelen
en er dan hun beslissingen op zouden kunnen afstemmen. Daar wordt tegen ingebracht dat een
dergelijke aanpak in een markteconomie niet te realiseren is. In Japan is een dergelijke
economisch-structuurbeleid echter in praktijk gebracht. De auteur beschrijft in dit
artikel de wijze waarop dit beleid, toegespitst op de Industrie, daar vorm heeft
gekregen. Hoewel er vanzelfsprekend grote verschillen bestaan tussen de Japanse
samenleving en die van het Westen, lijkt het Japanse industriebeleid
niet in alle opzichten onnavolgbaar ,,uniek Japans” te zijn.
Inleiding
De structurele economische problemen waarmee de westerse industrielanden momenteei worden geconfronteerd,
kunnen volgens sommigen slechts worden opgelost door het
tot dusverre gevoerde ,,conserverende” beleid te wijzigen in
een z.g. ,,anticiperend” beleid. Nederlands meest fervente
pleitbezorger van zulk een aanpak, prof. Van der Zwan, benadrukte de noodzaak hiervan op heldere en indringende
wijze in ESBvan 20januarijl. 1). Volgens hern moet, binnen
de grenzen van de bestaande economische structuur, een
actief beleid worden gevoerd dat gericht is op het creeren van
nieuwe comparatieve voordelen voor ons land. Dit beleid
dient langs twee sporen te verlopen: enerzijds moet via het
generieke beleid een voor de particuliere sector gunstig investeringsklimaat worden geschapen; anderzijds zal, metgerichte maatregelen, de produktiestructuur in ons land moeten
worden veranderd. Naast het wegnemen van specifieke knelpunten wordt ook een klimaatsverandering op bestuurlijk
vlak van groot belang geacht; de besluitvaardigheid moet
worden vergroot en genomen beslissingen moeten snel en
goed worden uitgevoerd. Centraal bij dit alles staat een door
de overheid te voeren structuurbeleid waarvan de functie is:
— het zichtbaar maken van de toekomstige economische
structuur waarop particulieren en overheid doeltreffend
kunnen reageren; en
— de planmatigheid van het overheidsbeleid vergroten door
een betere codrdinatie en afstemming te bewerkstelligen.
Alleen langs deze wegen kan het raamwerk ontstaan dat
nodig is voor het activeren en mobiliseren van de mogelijke
en wenselijke richting in de economische ontwikkeling.
Deze visie, met name de nadruk daarin op een door de
overheid te voeren anticiperend structuurbeleid en de daarvoor noodzakelijke uitwerking van de gewenste toekomstige
economische structuur, heeft het lange tijd bijzonder moeilijk
gehad in gezaghebbende economische en politieke kringen in
Nederland. Het mag daarom dan ook zeer opmerkelijk genoemd worden dat de Sociaal-Economische Raad (SER) in
zijn recente advies over de plaats en toekomst van de Nederlandse industrie zich unaniem heeft uitgesprokert voor de
noodzaak van een ,,offensief” structuurbeleid waarvan een
768

,,consistent en systematisch geformuleerde schets” van de gewenste economische structuur een onmisbaar onderdeel
moet vormen. De aanzetten die vorige regeringen hiertoe
hebben gegeven acht de Raad onvoldoende: ,,Hierdoor heeft
het bij het tot nu toe gevoerde beleid t.a.v. de marktsector en
het doorbij gehanteerde instrumentarium aan voldoende
samenhang ontbroken. De Raad is daarom van mening dat
de overheid meer expliciet dient te formuleren wat haardoelstelling is m.b.t. het structuurbeleid; zij moet derhalve de
countouren schetsen van een economische structuur die beter
in staat is de uiteindelijke doelstellingen van het sociaaleconomische beleid te verwezenlijken” 2).
Verwacht mag worden dat het nog geruime tijd zal duren
voordat politieke overeenstemming is bereikt over de mate
waarin en wijze waarop deze beleidssuggesties van de SER
eventueel in praktijk zullen worden gebracht. Anticiperend
economise!! beleid wordt door velen immers nog steeds geassocieerd met een dwangmatig en planmatig overheidsoptreden van dogmatisch socialistische signatuur, dat de
werking van het marktmechanisme zou frustreren, het particulier initiatief beknotten en de economische ontwikkeling
doen verstarren. Het kan daarom verhelderend zijn voor de
discussie over het voor en tegen van bedoeld beleid een blik te
werpen op een land dat het al jaren in praktijk brengt en dat
ook voor genoemde critici uit een volstrekt onverdachte hoek
moet komen: Japan.
Sommigen noemen het land ,,Japan NV” omdat ,,big
business” daar, samenspannend met de overheid, de lakens
zou uitdelen. Japan is in ieder geval een land waar — volgens
statistische maatstaven, zoals het aantal werknemers in overheidsdienst, de overheidsuitgaven in procenten van het
bruto nationaal produkt, belasting- en premiedruk—de overheid een zeer bescheiden plaats inneemt in de nationale economie. Het beleid van de overheid is doelbewust gericht op

1) A. van der Zwan, Van een conserverend naar een anticiperend

economisch beleid, ESB, 20 januari 1982.
2) ,,Plaats en toekomst van de Nederlandse industrie”, conceptad vies SER (tevens definitieve tekst).

het zo klein mogelijk houden van haar aandeel in het nationale inkomen en op het zo groot en dynamisch mogelijk houden van de particuliere sector. Het marktmechanisme en het
particuliere initiatief wordtalle ruimte gelaten. Dezefactoren
worden onmisbaar geacht voor een optimale economische
ontwikkeling.

Division (ISD). Het IPB is verantwoordelijk voor het voorbereiden en uitwerken van het algemene industriebeleid of,
volgens de relevante Engelse tekst, voor ,,overall coordination of industrial policies and the comprehensive promotion of MITI’s industrial administration” 4). De ISD is belast
met het uitwerken van de optimale industriele structuur of,
alweer volgens de Engelse tekst, ,,the study of what Japan’s

Het economise!! beleid
Doelstellingen en uitgangspunten

industrial structure should be in the future; the formulation
of programmes for implementing this ideal structure and the
overall coordination of definite policies when they are
implemented” 5).
Centraal in het Japanse industriebeleid, dat in de praktijk
neerkomt op het overtuigen en aanmoedigen van, alsmede
het gemakkelijker maken voor de industrie om zich in de gewenste richting te ontwikkelen, staat het gedetailleerd uitwerken van wat officieel een ,,vision” wordt genoemd op de
gewenste toekomstige economische structuur; en het uitwerken van een concreet beleid om deze te realiseren: ,,the vision
is considered as the base for policy measures” 6). Deze visie

Doelstelling van het naoorlogse economisch beleid in
Japan is steeds geweest het bereiken en handhaven van een zo
hoog mogelijke eonomische groei. De beste weg waarlangs
dit bereikt kon worden, werd geacht te liggen in uitbreiding
van investeringen in de particuliere sector, met name in de
verwerkende industrie. De beleidsmakers zagen in dat de
arbeidsintensieve Industrie niet de basis kon zijn voor economische groei op lange termijn, gezien de tijdelijkheid van
Japans comparatief voordeel van dat moment, lage lonen.
Een kapitaalintensieve, efficiente, internationaal concurrerende industrie zou dat wel kunnen. Zo is het overheidsbeleid er consequent op uit geweest om via generiek (voorwaardenscheppend) en gericht beleid (bevorderen van veelbelovende sectoren, afbouw van stagnerende bedrijfstakken)
investeringen te laten plaatsvinden in industrieen met steeds
hogere produktiviteit en toegevoegde waarde. Doelbewust
heeft de overheid haar eigen rol in de economic, kwantitatief
gezien, zo klein mogelijk gehouden en concurrentie en de
werking van het marktmechanisme aangemoedigd om aldus
een optimale allocatie van produktiemiddelen te verkrijgen.
De opmerkelijk succesvolle economische ontwikkeling van
Japan na de oorlog heeft zich echter niet blindelings en ongestoord voltrokken. In een delicaat, en niet altijd even doorzichtig, samenspel tussen overheid en bedrijfsleven zijn ontwikkelingen in de maatschappelijk gewenste richting gestuurd. De overheid heeft bij dit alles een centrale rol
gespeeld.

waarvan in de politieke besluitvorming altijd sterk rekening
wordt gehouden, bestudeert en adviseert — op eigen initiatief
of op verzoek—de minister over de richting van het te voeren
beleid op lange termijn met betrekking tot de industriele
structuur. Zij doet dit vanuit het bewustzijn van ,,the need for
Japan to formulate a vision for its industrial structure which

Inhoud en uitvoering

adaption, etc. to its natural resources and energy problems,

Als opvallende kenmerken van het Japanse overheidsbeleid in het algemeen en van economisch-industriebeleid in
het bijzonder komen naar voren gerichtheid op de lange termijn, systematiek, logische samenhang, vitaliteit en creativiteit.
Zoals bekend is de belangrijkste bij het industriebeleid betrokken overheidsinstelling het Ministry of International
Trade and Industry (MITI). De officiele taken van het MITI
betreffen de „… promotion, improvement, regulation and
inspection of the production, distribution and consumption

needs” 8). De ISC werkt zo’n visie ieder jaar uit in de vorm
van een plan, dat volgens het patroon van een ,,rolling plan”,
regelmatig wordt bijgesteld. Op basis van dit ..rolling plan”
beziet de Raad wat het meest geeigende industriele structuur-

wordt niet in isolatie door het overheidsapparaat uitgebroed

en uitgewerkt, maar in nauw overleg met ,,de samenleving”
met name het bedrijfsleven, in de ,,Industrial Structure
Council” (ISC).
Dit is de belangrijkste adviesraad van het MITI en bestaat
uit vertegenwoordigers van ,,the whole spectrum of informed
public opinion”, hetgeen in de praktijk neerkomt op vertegenwoordigers uit het bedrijfsleven, universiteiten, vakbeweging, journalistiek en overheid. Reden van bestaan van
adviesraden als de ISC is officieel dat het overheidsbeleid
..compatible with the true interests of the Japanese people”

moet zijn en dat daartoe ,,public opinion involving a wide
section of the Japanese people should also be taken into
account into … policy planning” 7). De ISC, met het advies

is desirable for the future, in view of the country’s reaction,

of mining products and industrial articles” 3). Van belang

is dat het MITI niet alleen verantwoordelijk is voor het industriebeleid in enge zin maar eveneens voor ander overheidsbeleid dat de industrie ingrijpend raakt, zoals bij voorbeeld dat op het gebied van de internationale handel en de
energie. Bovendien stelt de positie van het MITI in het besluitvormingsproces het in staat om ook op kabinetsniveau
een belangrijke rol te spelen bij de vaststelling van het macroeconomisch beleid en het milieubeleid, zodat overeenstemming hiervan met het industriebeleid gewaarborgd is.
Evenals het Directoraat-Generaal voor Industrie van het
Nederlandse Ministerie van Economische Zaken is het MITI
onderverdeeld in z.g. ,,functionele”en ,,sectorale”afdelingen.
De sectorale afdelingen bereiden voor en voeren uit het beleid ten aanzien van afzonderlijke bedrijfstakken als zware
industrie, chemie, textiel en lichte industrie, openbare-nutsbedrijven, en mineralen, olie en kolen. De functionele afdelingen houden zich bezig met voorbereiding en uitvoering van
beleid dat de industrie in zijn totaliteit raakt. De belangrijkste
functionele afdelingen voor industriebeleid bij het MITI zijn
het Industrial Policy Bureau (IPB) eh de Industrial Structure
ESB 28-7-1982

pollution and environmental issues and new national

beleid is.

..Visions” worden zowel opgesteld voor de industriele
structuur als geheel als voor individuele bedrijfstakken. Voor
de laatste is veelal een van de twintig subcommissies van de
ISC verantwoordelijk. Sterke nadruk wordt bij dit alles

gelegd op de noodzaak om te komen tot een consensus tussen
alle betrokkenen, opdat de inhoud van een visie gemakkelijker geaccepteerd zal worden door bedrijfsleven, overheid
en samenleving. Doordat ambtenaren van het MITI de secretariaatswerkzaamheden van de ISC verzorgen en daarin ook
officieel zitting hebben, klinkt de ,,MITI-lijn” meestal wel
door in de eindrapporten.
Op basis van het uitvoerige voorbereidende werk worden
de meest wenselijke omvang van produktie en investeringen
in specifieke sectoren vastgesteld en in de visie, een overheidsdocument, openbaar gemaakt. Het meewerken van de
industrie aan de structurele veranderingen die veelal nodig

3) MITI Handbook 1977-1978, Japanese Trade and Industrial
Publicity Inc., Tokyo, 1977, biz. 10.
4) Idem, biz. 37.
5) Idem, biz. 40.
6) MITI, Japanese industrial policy, juni 1981, biz. 11.
7) MITI Handbook, op. cit.,b2.. 147.
8) Idem, biz. 148.

769

zijn wordt vergemakkelijkt doordat zij ..government
guidance of industries as a normal state of affairs”beschouwt
en door het bestaan van tal van stimulerende overheidsmaatregelen, waarvan ,,the precise pattern …. depends upon the
particular industry and the objectives sought” 9).

— harmonieuze betrekkingen met de internationale samenleving, hetgeen vooral handels- en ontwikkelingspolitieke
consequenties heeft. (Vooral van belang nu de Japanse economie 10% bijdraagt aan de totale westerse produktie en internationale interdependentie steeds belangrijker wordt.)

Het is voor de discussie van belang om hier de officiate

argumentatie van de Japanse overheid voor het bestaan van
zulke visies letterlijk weer te geven: ,,To …. maintain and
advance the private sector’s vigorous development … it is
necessary to provide adequate information concerning the
trends of domestic economy, international economy, and
industrial structure. It is particularly important to present a
picture of the desired industrial structure, to achieve a
national consensus on this, and to provide guidelines which
facilitate

Om deze doelstellingen te bereiken, wordt de volgende basisstrategie aangegeven:
— het handhaven van gestage economische groei op lange termijn en relatief hoge groei in de eerstkomende jaren;
— veranderingen in de industriele structuur;
— het wegwerken van groeibelemmerende factoren, vooral
met betrekking tot de energievoorziening;
— het zoeken en in gebruik nemen van nieuwe groeifactoren
en het bevorderen van technologische ontwikkeling;

the distribution of resources. These steps

will spur creative technological development and pioneering
plant investment and will thus invigorate the market structure by encouraging effective competition” 10). De wezenlijke functie van een visie is dat deze ,,encourages private
industry to proceed with voluntary and positive adjustment,
and occasionally, with the help of indirect policy measures,
it greatly contributes to the modernization of the industrial
structure.” Hierdoor wordt verzekerd ,,the more effective
utilization of the market mechanism by reducing inherent
risks and uncertainties as much as possible without
disturbing the function of the market mechanism” 11).

— het gebruiken van de vruchten van economische groei voor
bovengenoemde sociale voorzieningen en harmonieuze
internationale economische betrekking (voorgesteld
wordt bij voorbeeld de totale ontwikkelingshulp te vergroten van 1,6% van het bruto nationaal produkt nu tot 3% in
1990).

De,,visions”
Een van de eerste lange-termijnvisies op de gewenste industriele structuur dateert uit 1963 en werd opgesteld na drie

doelstellingen worden bereikt. In concrete zal de industriele
structuur zich zo moeten ontwikkelen dat gewaarborgd is sociaal welzijn en hoge kwaliteit van het leven, internationale
samenwerking, grondstoffenbesparing en energie-efficiency,

jaar intensief overleg. Centraal hierin stond de introductie

en vermindering van de druk op ruimtelijke ordening en

van twee criteria voor een optimale industriele structuur: inkomenselasticiteit en produktiviteitsgroei. De Japanse industrie zou zich in toenemende mate moeten gaan concen-

milieu. Daartoe zou het aandeel in de totale produktie van de
volgende industrieen moeten toenemen: machinerieen, woningbouw, ,,high fashion apparel”, gespecialiseerdechemieen
diensten. Daarentegen zou moeten afnemen het aandeel van
industrieen die worden gekenmerkt door:
a. lager groeitempo door veranderingen in de groeimechanismen uit het verleden;
b. grote kostenstijgingendoorolieprijsstijgingen veroorzaakt;

In een aantal concrete beleidsprogramma’s wordendeze vijf
punten gedetailleerd uitgewerkt. In het kader van dit artikel
zijn met name de voornemens tenaanzien van de economische
structuur van belang. De ,,long range vision” benadrukt een
zodanige herstructurering van de Industrie dat de twee hoofd-

treren op het voortbrengen van produkten waarvoor, op zo-

wel de binnen- als buitenlandse markt, een hoge inkomenselasticiteit bestond (vraagkant) en waarvan het produktieproces gekenmerkt werd door groeiende en hoge arbeids-

produktiviteit (aanbodkant). Toepassing van beide criteria
leidde tot de keuze voor de zware en chemische Industrie als
motor voor de economische ontwikkeling in de jaren zestig.
In 1971 kwam via de ISC het officiele document ,,The
visions of MITI’s policies in the 1970’s” tot stand. Hierin
werd benadrukt in het algemeen:
— schaalvergroting van ondernemingen alsmede het op internationaal concurrerend peil brengen van het technologisch niveau;

— efficienter maken van ondernemingen door coo’rdinatie
van produktie en fusies;
meer in het bijzonder:
— doorzetten van de trend van uitbreidende produktie in de
zware en chemische Industrie;
— groter aandeel van industrien gekenmerkt door hoge toegevoegde waarde en kennisintensiteit, minder milieuver-

ontreiniging, betere levensomstandigheden van arbeiders;
— herstructurering van laagproduktieve, arbeidsintensieve
en technologisch stagnerende sectoren.

Voor het in de jaren tachtig te voeren industriebeleid belangrijke beleidsdocumenten zijn de ISC-publikatie The
industrial policy for the 1980’s(l980) en het MITI-document
Japanese industrial structure – a long range vision (1978),
waarvan de inhoud onderling niet wezenlijk verschilt. Het
MITI-stuk stelt in de inleiding zich bezig te houden met ,,the
desired future image of the macro-economic and industrial
structure, and will go on to analyze and propose the major
tasks in carrying out this vision” 12). Twee hoofddoelstellingen worden voor de Japanse samenleving geselecteerd in de jaren tachtig:
— het bereiken van een ,,high quality of life”, vooral op het

gebied van milieu, sociale infrastructuur, sociale voorzieningen en vrije tijd;

c. verminderde concurrentiekracht door industrialisatie van

derde-wereldlanden.

Op grond hiervan wordt eengeringere rol voorzien voor sectoren als mijnbouw, non-ferrometalen, staal, petrochemie,
kunstmest, textiel en huishoudelijke produkten.

Gedetailleerd en gespecificeerd naar sector wordt ten slotte
weergegeven de tot aan 1985jaarlijks noodzakelijke veranderingen in investeringen, werkgelegenheid, produktie en in- en
uitvoer. Expliciet stelt de overheid dat bij deze structured
veranderingen de werking van het marktmechanismecentraal
staat: „Fundamentally, these changes will be achieved trough
the mechanisms of the market” 13). Dit wordt echter niet voldoende geacht om de gewenste industriele structuur te realiseren: ,,Dependence upon the marketmechanismalone… may
not achieve the most viable overall solution and may exacerbate friction due to structural changes, in which case innovative measures by the government would be called for” 14).
En op grond hiervan wordt weer, zoals de gehele naoorlogse
peripde consequent het geval is geweest, een pakket van maatregelen uitgewerkt om de ontwikkelingen in de gewenste rich-

9) Ira C. Magaziner en Thomas M. Hout, Japanese industrial
policy, Policy Studies Institute, Londen, 1980.
10) Industrial Structure Council, Industrial structure policy for
the 1980’s (excerpt), maart 1980.
11) MITI, op. cit..

12)
biz.
13)
14)

MITI, Japanese industrial structure – a long range vision, 1978,
1.
Idem, biz. 16.
Idem.

770

1

ting bij te sturen. Zo zal de research-en onderzoekinspanning
van het bedrijfsleven sterk wordenaangemoedigd; hetaandeel
van nationale uitgaven hieraan zal groeien van 1,7% van het
bnp tot 3% in 1990; grondstoffen- en energiebesparing zal
sterk worden aangemoedigd, evenals technologische intensivering van ondernemingen; tal van regelingenen stimulerende

maatregelen worden genoemd om veranderingen in de industriele structuur te bewerkstelligen in vestigingsplaats- en
milieu-opzicht; de steun aan herstructurering van bedrijfstak-

ken in structurele moeilijkheden zal worden voortgezet.

stelling ten opzichte en aanpak van problemen”en is het meer
een kwestie van mentaliteit waar het om gaat. In deze zin overigens laten zich bij voorbeeld ook enkele ter zake van het
Japanse industriebeleid deskundige Amerikaanse auteurs uit
en, zeer recent een Nederlandse missie van TH’s en TNO naar
Japan. Volgens de eersten zijn de lessen voor westerse economieen ,,more subtle than direct. They have more to do with
the discipline of analysis and the importance of consensus than
with the elaborateness of specific plan or the spending of large

sums of money” 19). De tweede groep stelt ,,dat de Nederlan-

Ten slotte verdient vermelding de in het document van de

ders zich moeten verdiepen in de Japanse werkwijze… (om-

ISC uit 1980 benadrukte noodzaak om het aandeel van de
overheid in de economic zo klein mogelijk te houden: ook al
wordt verwacht dat aard en hoeveelheid van de maatschappelijke behoeften de komende jaren sterk zullen stijgen, ,,these
needs can best be met by avoiding an overreliance on governmental means and utilizing competition and private sector

dat is) gebleken dat met name de mentale instelling van belang
is voor de verrassende industriele ontwikkeling in het land”.

vitality even in those areas which have generally been considered the public sector” 15).

Japan onnavolgbaar uniek?

Opmerkelij k groot is nog altijd de groep mensen in westerse
industrielanden die menen dat de mentaliteit, instelling en

werkwijze van de Japanners, alsmede de Japanse socio-economisch-politieke orde zo specifiek, ja zelfs uniek, is dat het
niet mogelijk is om relevante, op de eigen situatie toepasbare
lessen te trekken uit de Japanse ervaring. Dat lijkt center een
wat al te gemakkelijke en, naar ik meen, ook onjuisteconclu-

sie. Uiteraard is het een hachelijke zaak om te denken dat het
economisch succes van de ene samenleving zich zo maar laat

overplanten in een andere. Even onverstandig echter zou het
zij n om wat zich elders heef t be wezen niet te willen bezien op de
mogelijkheden de eigen situatie ermee te verbeteren. Hoe groot
de wezenlijke verschillen tussen de Japanse samenleving en de
westerse industrielanden in tal van opzichten ook zijn, in Ja-

pan zelf is men van mening dat ,,het uniek Japanse” hierbij
niet moet worden overdreven: ,,the Japanese uniqueness”
seems … to be unduly emphasized … it is extremely difficult
to explain the succes of Japanese economy by this ,,Japanese
peculiarity” because such a thing may well be nonexistent…

between Japan and other developed countries there are far
more similarities than differences” 16). De hier geciteerde

auteur meent verder dat Amerikanen en Europeanen Japan
zelfs heel gemakkelijk zouden moeten kunnen begrijpen om-

dat het in economisch opzicht altijd dezelfde waarden en idealen heeft nagestreefd als zij. Zo er al een verschil zou bestaan is
dat volgens hem dat ,,today Japan is a little more market
oriented than others are” 17).
Bij dit alles moet ook niet worden vergeten dat veel praktij-

Tot slot
Het naoorlogse economische beleid van de Japanse overheid is altijd gericht geweest op het bereiken en handhaven van
een zo hoog mogelijke groei. De beste weg om dit te bereiken
werd geacht te liggen in uitbreiding van investeringen in de
particuliere sector, met name in de verwerkende Industrie, in
sectoren met steeds stijgende produktiviteit en toegevoegde
waarde. In een ingewikkeld samenspel tussen overheid en bedrijfsleven werden ontwikkelingen in de maatschappelijk gewenste richting bijgestuurd. De overheid speelde hierbij een
centrale functie. Zij heeft er daarbij echter voortdurend voor
gewaakt haar aandeel in de nationale economie zo klein mogelijk te houden en een zo groot mogelijke plaats in te ruimen,
onder de werking van het marktmechanisme, voor de particuliere sector.
Voorbereiding, inhoud en wijze van uitvoering van dit economische beleid, met name van het industriebeleid, lijken
een bijna ,,ideaaltypische” vorm te zijn van wat doorgaans
onder anticiperend economisch structuurbeleid wordt verstaan. Hiervan vormt een wezenlijk onderdeel hetinonderling
overleg tussen overheid en bedrijfsleven ontwikkelen van een
lange-termijnvisie op de gewenste industriele structuur, alsmede het aangeven van de beste weg om deze tot stand te brengen. Als belangrijkste functies van zulk een visie noemt de
Japanse overheid het aanmoedigen van de Industrie om zich in
de gewenste richting te bewegen en het verzekeren van een effectiever gebruik van het marktmechanisme door het zoveel
mogelijk verminderen van risico’s en onzekerheden, zonderde
werking van het marktmechanisme te verstoren.
De economieen van Japan en de westerse industrielanden
lijken meer gemeenschappelijk te hebben dan in deze laatste
nogal eens wordt aangenomen. Het door de Japanse overheid gevoerde industriebeleid lijkt, wat voorbereiding, inhoud
en wijze van uitvoering betreft, niet onnavolgbaar en,,uniek
Japans” te zijn.

ken en technieken die Japans succes mede hebben helpen be-

W. G. Aldershoff

palen — en die nu in andere industrielanden zoveel aandacht

krijgen — uit die ,,oudere”industrielanden zijn overgenomen.
Bekend is het voorbeeld van de ,,quality control circle”, een
Amerikaans concept dat in de jaren vijftig door Japan werd

overgenomen, aangepast aan de eigen situatie en verder geperfectioneerd. Hetzelfde geldt voor de introductie van allerhande technologieen en produktieprocessen en voor de grootscheepse produktiviteitscampagnes uit de jaren vijftig. Op-

merkelijk is ook dat op de laatste NIVE-voorjaarsdag werd gesteld dat het niet zo moeilijk voor Westerse ondernemingen zal
zijn om van de Japanse bedrijven te leren, omdat een groot deel

van de Japanse kennis op Westerse theorieen en basiskennis is
gebaseerd 18).
Over de Japanse werkwijze kan hier hetzelfde worden gezegd als wat men bij voorbeeld nogal eens hoort overde orga-

nisatie en werkwijze van Japanse werkgeversorganisaties:
structuur en activiteiten hiervan verschillen niet wezenlijk
van vergelijkbare Westeuropese organisaties, maar wel de systematiek en grondigheid waarmee zij werken. Wellicht hebben
mogelijke lessen uitsluitend van doen met iets dat niet specta-

culairder omschreven zou moeten worden als ,,algemene inESB 28-7-1982

15) ISC, op. cit., biz. 18.
16) Tsuneo lida, What is unique about the Japanese economy?,

The Oriental Economist,’^ 1981.
17) Magaziner en Hout, op. cit., biz. 90.
18) J. W. Gaiser, geciteerd in Het Financieele Dagblad, IS/17 mei
1982.
19) Magaziner en Hout, op. cit.

771

Auteur