Ga direct naar de content

Efficiënt ruimtegebruik

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: maart 9 2006

binnenland

Efficiënt ruimtegebruik
De regio Amsterdam is het meest verstedelijkte gebied van
Nederland, maar toch blijkt een groot deel van de ruimte
op te gaan aan landbouw. Wanneer ruimte efficiënter wordt
ingezet, bijvoorbeeld voor industrie of diensten, dan kan de
totale welvaart van de regio toenemen.
uimte is schaars in Nederland, vooral in de
Randstad. De overheid verdeelt de ruimte
via ruimtelijke ordening (bestemmingsplannen) over woningbouw, bedrijventerreinen,
wegen, natuur, recreatiegebieden, landbouwgrond etc.
Daarbij worden vaak intensieve discussies gevoerd:
moet er een nieuwe A6/A9 van Almere naar Schiphol
komen? Moet Schiphol worden verplaatst naar een
eiland in zee? Waar moeten nieuwe woningen worden
gebouwd, in Almere of in de Haarlemmermeer? Moet
de Hoekse waard worden gebruikt als overloopgebied
voor Rotterdam? Deze discussies gaan doorgaans
over nieuwe ontwikkelingen. In dit artikel wordt
nagegaan of het huidige ruimtegebruik efficiënt is.
De centrale vraag is: wordt maximale welvaart bereikt
met de beschikbare ruimte? Activiteiten met een
hoge toegevoegde waarde en een laag ruimtebeslag
zijn aantrekkelijk, omdat zij ruimtelijk efficiënt zijn.
In dit artikel wordt nagegaan of het mogelijk is om
meer welvaart te creëren door ruimtelijke ontwikkeling
meer op deze activiteiten te richten. Voor verschillende sectoren (industrie, diensten, etc.) wordt het
ruimtegebruik per werknemer berekend, inclusief het
ruimtebeslag van wonen, mobiliteit en recreatie. Deze
berekeningen zijn uitgevoerd voor de regio Amsterdam
(Groot-Amsterdam, IJmond, Haarlem, Zaanstreek, en
een deel van Flevoland), waar de ruimtelijke schaarste
binnen Nederland het grootst is. Het artikel en de
berekeningen zijn gebaseerd op de Amsterdamse
Economische Verkenningen voorjaar 2006 (Van der
Vegt, 2006). Figuur 1 geeft een eerste indruk van het
ruimtegebruik in deze regio. Het blijkt dat de landbouw het grootste aandeel heeft. Ook water, bos &
natuur en woongebied nemen relatief veel ruimte in.

R

bijna vijf keer zo veel ruimte nodig als de financiële
& zakelijke dienstverlening.

Indirect ruimtebeslag
Het indirecte ruimtebeslag wordt hier gedefinieerd
als de ruimte die in de regio rond een bedrijf nodig
is voor wonen, recreëren en mobiliteit van werknemers. Het ruimtegebruik van niet-werkenden
is toegerekend aan de werkenden; hiermee wordt
impliciet verondersteld dat bij elke werkende 1,1
niet-werkenden horen. Er is rekening gehouden met
de invloed van verschillende inkomensniveaus van
sectoren op het ruimtebeslag voor wonen. Hierbij
is uitgegaan van een inkomenselasticiteit van de
kavelgrootte van 0,3. De inkomenselasticiteit van de
woonuitgaven ligt rond 0,3 (Ras, 2006); verondersteld wordt dat de kavelgrootte evenredig is met de
woonuitgaven. Bij het ruimtebeslag voor wonen zijn
ook groenvoorzieningen, wegen en parkeerplaatsen
in de woonwijken meegenomen. Daarnaast is het
ruimtebeslag van transportinfrastructuur (wegen,
spoorlijnen) buiten de woonwijken berekend. Daarbij
is verondersteld dat de benodigde omvang van deze
transportinfrastructuur wordt bepaald door de piekbelasting – en dus door het woon-werkverkeer, dat
wil zeggen de werkenden. Bij het ruimtebeslag voor
mobiliteit en recreatie is gecorrigeerd voor het feit
dat mensen met hogere opleidingen en inkomens
grotere woon-werkafstanden en andere recreatiepatronen hebben. Tabel 1 geeft de resultaten van
deze berekeningen. Het blijkt dat het totale indirecte
ruimtegebruik in de regio Amsterdam 537 m2 (ca.
23 bij 23 meter) per werkende is; 208 m2 hiervan
wordt in beslag genomen door de woonfunctie.
Mobiliteit beslaat ongeveer 67 m2 per werkende en
recreatie 263 m2. Werkenden in de financiële en

figuur 1

Ruimtegebruik in de regio Amsterdam
verkeer
4%

Direct ruimtebeslag

CARL KOOPMANS EN
JAAP ANNE KORTEWEG
De auteurs zijn verbonden
aan het Kennisinstituut
voor Mobiliteitsbeleid (KiM).

136

ESB

Het directe ruimtebeslag van economische activiteit wordt hier gedefinieerd als het grondoppervlak
dat nodig is voor de bedrijfsvoering van een onderneming. Uit Tabel 1 blijkt dat de landbouw per
werkende veel meer ruimte gebruikt dan de andere
sectoren: ruim 60.000 m2 (ca. 245 bij 245 meter).
Het gemiddelde directe ruimtegebruik per werkende
in de andere sectoren is 126 m2 (ca. 11 bij 11
meter). Tussen de meest ruimte-intensieve sector
(landbouw buiten beschouwing gelaten) en de minst
ruimte-intensieve sector zit een groot verschil; per
werkende heeft de sector consumentendiensten

9 maart 2007

water
22%

woongebied
12%
bedrijfsterrein
6%
rest bebouwd
1%
semi-bebouwd
3%

bos & natuur
10%

recreatie
5%

landbouw
37%

Bron: CBS Statline

tabel 1

Ruimtegebruik van economische activiteiten in de regio Amsterdam (m2 per werkende

Totaal
Landbouw

Direct

Indirect (incl.
niet-werkenden)
480

Waarvan:
wonen
194

mobiliteit

recreatie

61719

61239

29

257

Industrie

675

133

542

219

63

259

Bouwnijverheid

620

66

554

220

63

271

Distributie

723

178

546

213

65

268

Financiële en zakelijke diensten

595

45

550

224

70

256

Consumentendiensten

720

209

511

183

63

265

Non-profit sector

604

71

533

208

70

255

Gemiddeld excl. landbouw

663

126

537

208

67

263

Bron: CBS Statline

zakelijke dienstverlening en de non-profit sector hebben gemiddeld hogere inkomens en in samenhang
daarmee langere reistijden. Daarom hebben zij een
groter ruimtebeslag voor mobiliteit dan werkenden in
andere sectoren. Met betrekking tot recreatie wordt
voor deze sectoren juist een kleiner ruimtebeslag
geschat, aangezien de werkenden in deze sectoren
gemiddeld minder vrije tijd hebben.

Ecologische voetafdruk
De berekeningen in dit artikel zijn enigszins vergelijkbaar met de ecologische voetafdruk die soms in
milieuonderzoek wordt berekend. De ecologische
voetafdruk van bijvoorbeeld een huishouden, stad,
of land is de totale oppervlakte aan biologisch
productief land en water die in de wereld wordt
gebruikt om alle middelen en energiestromen, die
door deze mensen gebruikt worden, te produceren
(voedsel, energie en materiaal) en om al het afval
dat door dezelfde mensen wordt geproduceerd af te
breken of te compenseren. De ecologische voetafdruk is dus de hoeveelheid land die nodig is om voor
een bepaalde groep mensen een bepaalde levensstijl in stand te houden. Voor Nederland is berekend
dat deze voetafdruk in totaal twee tot drie maal de
oppervlakte van Nederland beslaat.
In dit artikel is het ruimtebeslag echter vanuit een
economisch perspectief in kaart gebracht en is de
focus niet de hele wereld, maar een regio binnen
Nederland. Per sector of bedrijfstak wordt het ruimtebeslag per werknemer in kaart gebracht. Dit geeft
een beeld van de efficiëntie waarmee verschillende
activiteiten de schaarse ruimte benutten.

vanwege geluidhinder geen woningen worden gebouwd in de zogenaamde 20
Ke-zone. Het gaat vaak om partieel ruimtebeslag: beperkingen van het gebruik van
de ruimte, zonder dat alle vormen van gebruik onmogelijk worden. Soms is gebruik
voor kantoren nog wel mogelijk; in de meeste gevallen is in deze gebieden alleen
landbouw toegestaan. Dit roept de vraag op of het grote aandeel landbouwgrond
in de regio (37 procent) onvermijdelijk is door de aanwezigheid van Schiphol. Als
de geluidsgrenzen voor het gebied rond de luchthaven alleen ruimte laten voor
landbouw, is het grote ruimtegebruik van landbouw mogelijk een vorm van indirect
ruimtebeslag van Schiphol. Uit de kaart van de regio (figuur 2) blijkt dat het indirecte ruimtebeslag van Schiphol inderdaad fors is, en dat het voor een groot deel
landbouwgebieden betreft. Het blijkt echter ook dat er ook aanzienlijke landbouwgebieden zijn buiten de geluidsgrenzen van Schiphol. De landbouwgebieden buiten
de geluidsgrenzen hebben deels een landschappelijke functie, zoals Waterland ten
noordoosten van Amsterdam en de noordkant van het Groene Hart ten zuiden van
de stad. Er zijn echter ook andere landbouwgebieden, zoals de relatief grootschalige
akkerbouwgebieden in de Haarlemmermeer en gebieden bij Amstelveen-Zuid en
Aalsmeer. Het huidige beleid om dergelijke gebieden open te houden leidt tot sterk
verhoogde grondprijzen (Bijvoet, 2003). Gebruik van deze gebieden voor industrie,
diensten en woningen leidt tot lagere grondprijzen en meer productie en werkgelegenheid. Daar staat een welvaartsverlies tegenover door het opofferen van open
ruimte, maar bij gebieden met een beperkte landschappelijke waarde lijkt dit verlies
beperkt. Over de omvang van de kosten en de baten is echter weinig bekend. Het
verdient aanbeveling om dergelijke afwegingen deels op kosten-batenanalyses te
baseren.
figuur 2

Ruimtebeslag van Schiphol (20Ke zone)

20 Ke zone
ondergrond
topografie
luchthaventerrein

Milieu en Schiphol
Naast wonen, mobiliteit en recreatie is er ook (indirect) ruimtebeslag dat voortkomt uit milieueffecten
van bedrijvigheid. Zo mogen er geen woningen worden
gebouwd rond fabrieken met externe veiligheidsrisico’s, en dicht bij snelwegen. Rond Schiphol mogen

Bron: Nota Ruimte, PKB-kaart 3

ESB

9 maart 2007

137

figuur 3

Ruimtegebruik in m2 per werkende en als percentage van totaal

wonen

â–² 61719
^^^^

mobiliteit

recreatie

productie

men. Bij een lokale keuze gaat het alleen om grond
voor productie. Bij een regionale of nationale keuze
gaat het ook om het grondgebruik van de productiefactor arbeid. Bij een mondiale beschouwing dienen
ook de grondstoffen te worden meegenomen.

1000
99%

Conclusies

800
20%
m2/werkende

28%

25%
11%

8%

600

0%

400

39%

45%

37%

44%

9%

10%

9%

12%

31%

34%

29%

36%

0%

200

12%

0%

42%

36%

12%

8%

34%

28%

or
se
it

ie

pr
nno

um
ns
co

of

.d

n
.e
f in

ct

te
ns

k.
za

rib
di
st

n

dv

ie
ut

ei
rh
ni
bo

uw

la

in

j ve

du
s

nd
bo

tri

uw

e

d

0

Totaal ruimtebeslag per sector
Het totale ruimtegebruik per werkende in de regio Amsterdam is gemiddeld 663
m2 (ca. 26 bij 26 meter, exclusief landbouw). De verschillen tussen de sectoren ontstaan voornamelijk door de verschillen in het directe ruimtegebruik. De
sector financiële en zakelijke dienstverlening gebruikt de minste oppervlakte per
werkende, 595 m2. De sector landbouw gebruikt het meeste, 61719 m2; dit is
ongeveer honderd keer zo veel als het ruimtebeslag van elk van de andere economische activiteiten. Als de sector landbouw buiten beschouwing wordt gelaten
zijn de verschillen tussen de sectoren relatief klein; het verschil tussen de sector
financiële en zakelijke dienstverlening (595 m2 per werkende) en consumentendiensten (720 m2 per werkende) is ongeveer een kwart. Het directe regionale
ruimtebeslag van bedrijven is slechts ongeveer een kwart van het indirecte
regionale ruimtebeslag (exclusief landbouw). Recreatie legt met ongeveer veertig
procent een twee keer zo groot beslag op de ruimte als de productie. Wonen en
mobiliteit beslaan respectievelijk ongeveer één derde en één tiende van de benodigde ruimte. In Figuur 3 is per sector het ruimtegebruik grafisch weergegeven.
Uit de figuur valt af te lezen dat (buiten de sector landbouw) het directe ruimtegebruik tussen de 8 en 28 procent van het totale ruimtebeslag is.
Uit soortgelijke berekeningen voor heel Nederland blijkt dat de productie (exclusief landbouw) per werkende in Nederland als geheel ruim twee keer zo veel oppervlakte in beslag neemt als in de regio Amsterdam. Ditzelfde geldt voor wonen
en mobiliteit. De recreatieruimte per werknemer in Nederland is ruim drie keer
zo groot als in de regio Amsterdam. Kennelijk wordt rond Amsterdam efficiënter
met ruimte omgegaan, omdat de ruimte daar schaarser is.

In de regio Amsterdam wordt veel ruimte voor
landbouw gebruikt. Een deel van die ruimte heeft
een hoge landschappelijke waarde, maar dat geldt
niet voor alle landbouwgebieden. Als de overheid het
mogelijk maakt om de minder waardevolle landbouwgronden te gebruiken voor industrie, diensten en
wonen, wordt het aantal werknemers per hectare in
deze gebieden ongeveer honderd keer zo groot. Ook
treedt een daling van de grondprijzen op, waardoor
de totale welvaart kan toenemen. Industrie neemt
op de productielocatie meer ruimte in dan diensten,
maar als het ruimtegebruik voor wonen, mobiliteit en
recreatie van werknemers in de regio wordt meegenomen, verdwijnen deze verschillen grotendeels.
Het optimaliseren van de ruimtelijke efficiëntie van
een regio vereist dus een afweging tussen enerzijds
landbouw en anderzijds meer productieve activiteiten zoals industrie en diensten.

LITERATUURLIJST
Bijvoet, C.C., B.J.F. Hof, C.C. Koopmans en C. van der Vegt

Schaalniveaus
Het indirecte ruimtegebruik is niet bij alle ruimtelijke afwegingen van belang.
Het schaalniveau is daarbij beslissend. Als het bijvoorbeeld uitsluitend gaat om
de gevolgen voor een gemeente van de vestiging van een nieuw bedrijf, mag
worden aangenomen dat de meeste werknemers niet in de gemeente maar elders
in de regio wonen en recreëren. De vestigingsplaatskeuze maakt dan voor die
gemeente weinig verschil in termen van indirect ruimtegebruik, zodat vooral het
directe ruimtebeslag van belang is. Als het echter gaat om de gevolgen voor een
regio, dient wel degelijk rekening te worden gehouden met ruimtebeslag voor
wonen etcetera. Als het om extra groei gaat die additioneel is (dus niet ten koste
gaat van andere regio’s of landen), is ook het mondiale ruimtebeslag, inclusief
dat van grondstoffen van belang (zie kader Ecologische voetafdruk). Het mondiale ruimtebeslag wordt vaak aangeduid als de Ecologische voetafdruk. Naarmate
het schaalniveau groter wordt, moeten meer productiefactoren worden meegeno-

138

ESB

9 maart 2007

(2003) Woningbouw in de Noordvleugel: Onderzoek naar woningbouw en bouwlocaties tot 2030. SEO Rapport 703. Amsterdam:
SEO Economisch onderzoek.
CBS (2006) Staline (http://statline.cbs.nl/).
Centraal Planbureau (2005) De vraag naar ruimte voor economisch
activiteit tot 2040. CPB bijzondere publicatie 59, Den Haag: CPB.
Ministeries van VROM, LNV, VenW en EZ (2004) Nota Ruimte
– Ruimte voor ontwikkeling. Den Haag: VROM, LNV, VenW en EZ.
Ras et al. (2006) Uitgerekend wonen. SCP-publicatie 2006/3,
Sociaal-Cultureel Planbureau, Den Haag.
C. van der Vegt, J.A.C Korteweg en R.B.T. Lieshout (2006)
Amsterdamse Economische Verkenningen voorjaar 2006.
Rapport 901. Amsterdam: SEO Economisch Onderzoek.
Vuuren, D.P. van, E. M.W. Smeets en H.A.M. de Kruijf (1999)
The Ecological Footprint of Benin, Bhutan, Costa Rica and the
Netherlands. RIVM rapport 807005 004, Bilthoven.

Auteurs