Ga direct naar de content

Mening: Bevolkingskrimp belangrijker dan vergrijzing

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: november 3 2006

mening
Bevolkingskrimp belangrijker
dan vergrijzing

I

n Duitsland roept het margarinedeksel burgers op om meer
kinderen te krijgen. Bevolkingskrimp is een doemscenario bij
de oosterburen. Maar in het debat drijven ook de voordelen
van krimp naar boven. Een uitgelezen kans voor het dichtbevolkte Nederland om vooruit te denken over deze trend. Dit artikel
gaat in op de achterliggende oorzaken van de demografische
implosie en de kansen die bevolkingskrimp biedt.

Bevolkingskrimp
In Oost-Duitse steden kun je bevolkingskrimp dan ook ruiken: de
buizen in het afwateringssysteem staan onder te weinig druk. En
je kunt het zien. Flats worden afgebroken, scholen gesloten en
de gebruikerskosten voor afvalwater voor de achterblijvers stijgen.
Nu is de bevolkingssituatie in Oost-Duitsland niet representatief
voor Duitsland: voor een derde slechts is de bevolkingsafname toe
te schrijven aan de veranderende leeftijdsstructuur en voor twee
derde aan emigratie. Vooral de jongeren trekken weg en daardoor
wordt Oost-Duitsland getroffen door drie ontwikkelingen tegelijk:
vergrijzing, ontgroening en bevolkingskrimp.
In veel regio’s in Europa voltrekken zich sterk vergelijkbare processen, met krimp in de arme regio’s, terwijl in rijkere regio’s
zoals de Randstad, Dublin en omgeving en Zuid-West Engeland
de bevolking is toegenomen. Het arbeidsleger dat zich verzamelt
voor de zuidwestkust van Europa is op weg naar die rijke regio’s.
Bevolkingskrimp valt daardoor niet zo op. Toch neemt het besef
toe dat het probleem voor de economische en sociale toekomst
ook steekt in krimp; misschien wel minder dan we dachten in
vergrijzing.

Historisch omslagpunt Nederland
In Nederland is de vergrijzing en krimp laat op gang gekomen.
Het dichtbevolkte Nederland heeft de afgelopen eeuw een snellere bevolkingsgroei doorgemaakt dan enig ander land van de
Europese Unie, maar bereikt nu toch ook een – historisch –
omslagpunt: de bevolkingsgroei over 2005 is de laagste sinds
1900 (CBS, 2006). In Nederland zijn de geboortecijfers met
1,73 kind per vrouw ook niet hoog, maar niet zo laag als in
Duitsland met 1,37.
Bevolkingsdaling in Nederland is naar verwachting pas na 2030
aan de orde. Het proces is wel al gaande, bijvoorbeeld in de
provincie Limburg, waar sinds 2002 de bevolkingsomvang afneemt
en al sinds 1995 de potentiële beroepsbevolking in omvang is
afgenomen. De beleidsimplicaties zijn: anders moeten denken
waar het gaat om arbeid, de woonvoorraad, bedrijventerreinen en
woon-werkverkeer (Derks, 2006).
In de snel gegroeide Nederlandse bevolking is geen sprake van
enige toon van paniek over het uitsterven van de Nederlander,
laat staan van de Hollander: het uitsterven van De Limburger,
De Zeeuw of De Groninger zal eerder aan de orde zijn. Het is de
vraag of de krimp in de uithoeken van Nederland ook werkelijk
de Randstad bereikt. Anderzijds is er ook geen reden tot overdreven zelfbewustzijn. De economische aantrekkingskracht van vele

570

ESB 3

november 2006

gebieden in de wereld neemt toe en puur als leefomgeving is de
Randstad niet de aantrekkelijkste regio.
Bij Neerlands bevolkingsdichtheid voelt bevolkingskrimp dan ook
niet als een urgent probleem. De Nederlandse regering legt in
tegenstelling tot de Duitse niet de nadruk op een hoger kindertal.
Het gezinsbeleid legt de accenten op verbetering van de toegankelijkheid van de kinderopvang, opvoedondersteuning en op sluitende
dagarrangementen (VWS, 2006). Een brede dwarsdoorsnede van
de politiek zet in op (gratis) kinderopvang en verhoging van de
arbeidsparticipatie van vrouwen. Is dat het oliën van de bestaande
situatie, of komt het ook tegemoet aan de verder in de toekomst
gelegen ontwikkelingen?

Demografische implosie
De verzorgingsstaatsocioloog Franz Xaver Kaufmann heeft de onomkeerbare, krachtige teruggang van de bevolking beschreven als
een demografische implosie zonder precedent (Kaufmann, 2005a;
Kaufmann 2005b). Kaufmann benadrukt dat we de bevolkingsimplosie zelf hebben veroorzaakt, door ons in Europa te concentreren
op productieve bijdragen door twintig- tot zestigjarigen.
De verzorgingsstaat resulteerde in de creatie van twee verzorgingsklassen: jongeren en ouderen. Zo hebben we onszelf afhankelijk
gemaakt van de demografische ontwikkeling. Aldus Kaufmanns
analyse. De problemen waarmee Westerse verzorgingsstaten
kampen zijn daarmee het gevolg van endogene ontwikkelingen, van
menselijk handelen, en niet van exogene ontwikkelingen c.q. een
‘natuurlijk proces’ van bevolkingsveroudering.
Een cruciale rol speelt het verbod op kinderarbeid. De ontwikkelingen sinds 1800 in noordwest Europa tonen een sterke reductie
van de productieve bijdrage van kinderen. Ouders hebben geen
direct economisch belang meer bij kinderen. Integendeel, kinderen kosten ouders veel, ook in immateriële zin, omdat ze afzien
van alternatieve activiteiten waaraan ze hun schaarse tijd zouden
kunnen besteden. Met de invoering van de leerplicht werden
kinderen namelijk tot kostenfactor, luidt Kaufmanns argumentatie.
Ze brachten geen inkomsten meer in uit werk of uit prestaties
in het huishouden. Op wereldschaal een bijzonder interessante
conclusie! Wanneer in landen in Azië en Afrika kinderarbeid
wordt afgeschaft, zal ook daar de economische waarde van kinderen afnemen, met waarschijnlijk snel remmende effecten op de
wereldbevolkingsgroei.
Wat zijn de economische gevolgen van bevolkingskrimp? Aan de
vraagzijde gaat het om de terugloop van het bevolkingsaantal en
het verminderd aantal consumenten (en hun koopkracht). Aan de
aanbodzijde ziet Kaufmann vooral problemen waar het gaat om de
kwantiteit en kwaliteit van de jonge generatie, de opvolging die beslissend is voor innovatie en productiviteitsstijging. Minder kinderen
betekent minder menselijk kapitaal. De vraag is of Kaufmann – en
met hem ook Esping-Andersen (Esping-Andersen 2006) – en de
Duitse en Nederlandse regeringen niet eenzijdig de nadruk leggen
op de aanvoer van nieuw menselijk kapitaal. Onderschatten zij niet
de flexibiliteit van de levende voorraad menselijk kapitaal?

mening
Krimp heeft ook voordelen
De angst voor het verlies aan menselijk kapitaal hangt samen met
de angst voor status quo of achteruitgang. Volgens Elisabeth Niejahr
(geb. 1965) is het dan ook zaak onze levens sterker te corrigeren
dan onze verzekeringssystemen. De economisch journaliste bundelde in Alt sind nur die anderen haar stukken over bevolkings­
politieke thema’s. In Nederland is dit standpunt – het menselijk
handelen centraal stellen en de krimp niet in cijfers over ons heen
laten golven – verwant met hetgeen Nico van Nimwegen en Joop de
Beer schreven in hun artikel dat verscheen als reactie op het paniek­
gevoel in de media over bevolkingskrimp (Van Nimwegen & De Beer,
2006). De bevolkingsteruggang komt niet onverwacht, sussen Van
Nimwegen en De Beer, en het moet niet gaan om de demografische
getallen, maar “vooral om wat mensen willen, kunnen en doen.â€
Als grootste verzuim in het demografische debat ziet Niejahr dat
tot nu toe geen partij, geen instituut en geen auteur erin is geslaagd een stemmig beeld van de verouderende maatschappij te
schetsen. Haar stelling is dat de maatschappij door de veroudering
en de teruggang van de bevolking niet automatisch armer wordt.
Krimp kan men zelfs leren. Na de pest volgde een economische
opleving, aldus Niejahr. En er zijn voorbeelden, Finland, met een
lage bevolkingsdichtheid en een relatief hoge welvaart. Bij de
Finnen heeft de geringe bevolkingsdichtheid bij de sprong in de
kennissamenleving bovendien positief gewerkt. Als de laatste
bank in het dorp sluit, moet je wel internetbankieren. Een andere
infrastructuur is in gang gezet: onderwijs per videobeelden, arts­
diagnose op afstand en een hoge internetdichtheid.
Bevolkingskrimp kan meer positieve gevolgen hebben en het zou
voor Nederland een enorme kans zijn daar nu op in te spelen: investeren in kinderen en ouderen, in kennis- en communicatietechnologie, de positieve effecten voor de natuurlijke leefomgeving.
Kanttekening: de trend is te jong om precieze consequenties in
kaart te brengen. De volgende positieve effecten zijn echter goed
denkbaar: kinderen zouden meer aandacht krijgen en een betere
opleiding. Ouders zullen niet geneigd zijn hun enige kinderen als
kanonnenvoer te offeren. Het milieu, de natuurlijke leefruimte,
heeft baat bij bevolkingskrimp. Er is meer positieve aandacht voor
ouderen. Ouderen die willen participeren in het publieke leven,
krijgen daartoe meer kansen. De ‘Bohnenstangenfamilie’, of ‘patchworkfamily’, van kinderen met halfbroers en -zussen bij hertrouwde
gescheiden ouders, leidt tot nieuwe sociale verbanden. Sociale
netwerken ontwikkelen zich in nieuwe vormen in cyberspace.
Bevolkingskrimp hoeft dus niet per definitie erg te zijn. Is veroude­
ring van de samenleving dan wel zo erg? Niejahr zet vraagtekens
bij de angst om de dynamiek van de jeugd te verliezen. Kunnen
mensen zichzelf niet tot op hoge leeftijd opnieuw uitvinden? Heeft
life long learning, investeren in mensen gedurende de gehele
levensloop, al de kans gehad zich te bewijzen? Tot nu toe hadden
vele werknemers al met 45 jaar het idee te oud te zijn. Zetten we
daarentegen in op loopbaanontwikkeling, autonomie, taakverlichting, work-life-balance, dan zien de mogelijkheden van 45-plussers
er heel anders uit (Zwart et al., 2006).

Is dit wensdenken, of vooruitdenken? In 1956 trok Willem Drees
voor de verkiezingen het land door met de verkiezingsslogan
‘Een veilige toekomst voor onze jeugd. Een onbezorgde levensavond.’ Een levenslooppakket avant la lettre. Vijftig jaar later
heerst in Nederland en Duitsland bezorgdheid over de jeugd.
Jeugdwerkloosheid is erg. Het is ook erg, maar het opvallende aan
de focus op kinderen en jongeren, is dat juist niets wordt gedaan
aan een groot manco van de politiek en het maatschappelijk
debat. Er is nog steeds geen beeld van een maatschappij met veel
ouderen en nog nauwelijks een beeld van een samenleving met
minder mensen.

Literatuur
CBS (2006) Historisch lage bevolkingsgroei. Persbericht, 13 juni. De Haag:
Centraal Bureau voor de Statistiek.
Derks, W. (2006) Bevolkingsafname vereist ander beleid. ESB, nr. 4483, 160-164.
Esping-Andersen, G. (2006) Warum brauchen wir eine Reform des Sozialstaats?
Leviathan, nr.1, 61-81.
Kaufmann. F.X. (2005a) Sozialpolitik und Sozialstaat: Soziologische Analysen.
Wiesbaden: VS Verlag für Sozialwissenschaften.
Kaufmann, F.X. (2005b) Schrumpfende Gesellschaft – Vom Bevölkerungsrückgang
und seinen Folgen. Frankfurt am Main: Suhrkamp Verlag.
Niejahr, E. (2005) Alt sind nur die anderen. Frankfurt am Main: W. Fischer Verlag.
Nimwegen, N. van & J. De Beer (2006) Media: bevolkingsgroei is eindig. Demos
22 (4), 32-35.
VWS (2006) Nota Gezinsbeleid. Den Haag: ministerie van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport.
Zwart, B.C.H. de, E. Smolenaars & P.G.M. Molenaar-Cox (2006) U hoeft toch niet
meer te werken? Den Haag: ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
& AStri.

Ellie Smolenaars
Ellie Smolenaars is zelfstandig gevestigd sociaal-wetenschappelijk
onderzoeker en wetenschapsjournalist.

ESB 3

november 2006

571

Auteur